Hoofdstuk Negentien

bottle

De rest van de avond dronk Matthew port in de groene salon. Al bij de eerste slok vergat hij zijn weerzin tegen de drank en begon hij hem lekker te vinden. Er kwam een rust over hem die hij lang niet ervaren had. Hij dacht dat hij blij was – vreugdevol zelfs. Bijna lachte hij. Maar zodra hij gestoord werd, was hij weer alert. ‘Je mag Zoë hier niet brengen,’ beval hij Anna toen ze de kamer binnenkwam.

‘Dat was ik ook niet van plan.’ Ze schoof een stoel naast die van hem. ‘Gaat het?’

‘Het gaat best, maar dat geloof je niet. Kijk niet zo rustig, Anna. Moet je niet zeggen dat ik zulke dingen niet moet doen? Moet je niet beweren dat ik mezelf tekortdoe? Of dat je me nodig hebt en ik er nu niet voor je ben?’

‘Allemaal waar. Maar ik snap je wel.’

Hij leunde zijn hoofd tegen de rug van de stoel. ‘Soms zou ik willen dat je wat minder begripvol bent, hoe onlogisch dat ook is.’

‘Wat wil je dan?’ vroeg ze, zo te horen oprecht geïnteresseerd in het antwoord.

‘Dat je weer eens boos voor me staat – dat je me voor de voeten werpt dat ik een vreselijke echtgenoot ben, dat je me koud en harteloos vindt en dat ik eindelijk eens moet laten zien dat ik een echte kerel ben. En dat doe ik dan natuurlijk – heel overtuigend.’

‘Ik heb er nooit aan getwijfeld dat je een echte kerel bent. En ik kan me niet herinneren dat ik ooit gezegd heb dat je een vreselijke echtgenoot bent.’

‘De laatste jaren niet, nee.’

‘Ook niet toen het slecht ging tussen ons. Toen durfde ik je nog geen expliciete verwijten te maken. Nu heb ik er weinig aanleiding toe.’

Hij gaf haar de aanleiding. ‘Ik wil geen zonen, Anna. Ik – wil – geen – zonen.’ Hij was totaal niet blij meer. Hij voelde zich misselijk en wilde het liefst overgeven. ‘Ik vind het echt vreselijk,’ zei hij. Hij keek haar recht aan.

Anna keek terug, nog steeds rustig. ‘Dat weet ik.’

‘Word boos,’ snauwde hij. ‘Word nou eindelijk eens gewoon boos. Houd op met dat begripvolle gedoe. Ik ben bijna bang dat je net als mijn moeder zult worden, zacht en mild en terughoudend, terwijl ik mijn ongenuanceerde Anna wil, die stampvoet en plaagt en dreigt me te slaan als ik niet heel erg lief voor haar ben. Ik wil dat je mijn onbesuisde vrouw blijft, mijn bijna gevaarlijke vrouw.’

Ze glimlachte, zo liefdevol dat hij graag de kamer uit was gelopen. ‘Soms zou ik weer de dwingeland willen worden uit mijn jeugd. Ik zou je willen pushen tot alles wat ik denk dat goed voor je is. Maar dat verdraag je niet. En dat zal ik respecteren. Ik wil dat je jezelf kunt zijn. Word jij maar boos. Je hebt er alle aanleiding toe.’

Het liefst wilde hij boos op Anna worden. ‘Alweer begripvol,’ gromde hij. ‘Walgelijk begripvol – therapeutisch. Ik heb geen zin om over mijn verleden te praten. Zeker niet met jou. Jij bent verkracht. Ik wil voor jou zorgen – ik wil niet dat jij voor mij zorgt. Pertinent niet. En waag het niet om te vertellen dat we hetzelfde meegemaakt hebben, dat we elkaar kunnen steunen. Jij hebt nooit genot beleefd aan wat er gebeurde.’

‘Lieveling, je was een tienerjongen. Die zit anders in elkaar dan een vrouw.’

‘En dat hoef je me ook niet te vertellen,’ schreeuwde hij. Hij schrok van de echo van zijn eigen stem, en van de echo van zijn vaders stem, die hij heel even dacht te horen in de kamer. Diep haalde hij adem. ‘Jij mag op mij steunen, maar ik steun niet op jou. Nooit.’ Hij trok zijn hand weg onder de streling van de hare, sloot zijn ogen en liet zich meevoeren door de golven alcohol die over hem heen sloegen. ‘Laat me alleen.’

Anna zuchtte. ‘Ik zei net dat ik wil dat je jezelf kunt zijn. Dus als jij wilt dat ik je alleen laat, doe ik dat. Maar niet erg lang – dat gaat me niet lukken. Waarschijnlijk alleen vanavond. Ik hoop dat je huilt, lieveling. Ik hoop dat je zo dronken wordt dat al je emoties eruit komen. En ik hoop dat je morgen besluit dat het goed is dat die emoties ruimte krijgen, maar dat je daar geen drank voor nodig hebt.’

‘Anna…’

‘Ik hou van je. Tot heel snel.’

Hij hoorde de deur zacht achter haar dichtvallen, en wenste dat ze hem dichtgeslagen had. Hij had gezegd dat hij geen zonen wilde en ze reageerde alsof… alsof… Hij kon er geen woorden aan geven, maar wist wel dat ze niet had gereageerd zoals het moest. En toen hield hij zich voor dat hij zelf niet had gereageerd zoals het moest. Hij had moeten zwijgen – hij had zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Hij was degene geweest die meer kinderen wilde, en hij had vooraf kunnen bedenken dat de kans dat ze een zoon kregen net zo groot was als dat hij een tweede dochter bij Anna verwekte.

Hij deed zijn ogen open, staarde naar het plafond en had het gevoel dat Northend Abbey een ruïne was.

 

Een half uur lang dronk hij verder, tot de eerste fles port leeg was. Het gevoel van blijdschap kwam niet terug. Net toen hij de tweede fles openmaakte, werd hem vanuit het niets een glas aangereikt. ‘Dat lijkt me beter,’ klonk een stem. ‘Uit de fles drinken lijkt stoer, maar geloof me: dat valt tegen, zeker voor een veertiger met een chic accent.’

Met enige moeite keek hij op. ‘Marieke? Wat doe jij hier?’

Marieke ging naast hem zitten. ‘Je gezelschap houden.’

Matthew bedacht zich dat hij meer dronken moest zijn dan hij had vermoed. Hij had het verontrustende idee dat Marieke er uiterst ontspannen uitzag en in de stemming leek voor een goed gesprek. Dat kon niet kloppen. Voor het eerst viel het hem ook op dat ze een lief gezicht had, met warme donkere ogen. Misschien zou ze zelfs niet geheel onaantrekkelijk zijn als ze slanker was. Haastig herinnerde hij zich eraan dat hij ervoor moest zorgen dat hij onder invloed van drank dat soort dingen niet hardop zei.

‘Lekker, hè?’ zei Marieke. ‘Toen ik nog in Nederland was, dronk ik één keer per week alcohol. Op die dag at ik overdag zo min mogelijk, zodat de drank ’s avonds des te harder binnenkwam. Die eerste slok… de verrukking en de rust… heerlijk.’

‘Ja,’ zei hij. Misschien moest hij weggaan. Marieke was echt anders. Hij vermoedde dat hijzelf nog gewoon kon nadenken en praten, maar hij wilde niet het risico lopen dat hij allerlei onzin uitkraamde waar hij morgen spijt van zou hebben.

‘Met eten heb ik hetzelfde, maar ook dan alleen met de eerste happen. Raar dat je daarna toch doorgaat, hè?’

Matthew schonk zijn glas vol en dronk, maar de port smaakte minder lekker. ‘Wil je ook?’ vroeg hij.

Marieke schudde haar hoofd. ‘Niet vanavond. Ik heb al gegeten. En ik probeer sowieso niet meer te drinken. Eén verslaving is genoeg.’

Plichtsmatig nam hij nog een slok. ‘Nou, vertel het dan maar. Wat is je geheim? Waarom ben je zo dik? Heb je ook met misbruik te maken gehad?’

‘Neuh. Ik had wel een vader die alcoholist was. Het is raar, maar het schijnt dat dochters van alcoholisten een grotere kans hebben op eetproblemen. Of verslaving in het algemeen – dat weet ik niet precies meer. Waarschijnlijk het laatste. Anna’s vader was toch ook alcoholist? Ik geloof niet dat zij problemen met eten heeft.’

‘Slechte jeugd? Verwaarloosd?’

‘Valt ook wel mee. Meer het gevoel dat ik totaal overbodig was, of alleen van waarde als ik deed wat anderen van me verwachtten. Ik denk dat ik geloofde dat als ik liefde wilde, ik dat moest verdienen door dingen te doen. Gewoon Marieke zijn was niet voldoende. Eigenlijk voel ik dat nog steeds zo.’

Waarom waren vrouwen altijd bezig om te analyseren wat er in hun verleden was gebeurd en wat voor gevolgen dat had voor hun heden? Matthew nam zich eens te meer voor dat hij daar niet aan mee zou doen. Opnieuw keek hij naar Marieke. ‘Anna en ik hebben het idee dat we je tekort hebben gedaan,’ zei hij. Toen sloot hij zijn ogen – hij had ook het idee dat hij de drank toch meer had laten zeggen dan de bedoeling was.

‘Tekortgedaan?’ vroeg Marieke luchtig.

Hij deed zijn ogen open. ‘We hebben weinig tijd genomen om naar je te luisteren. Sorry dat ik nooit met je verder heb gepraat over je twijfels; dat had ik je wel beloofd.’

Ze haalde haar schouders op, maar anders dan Richard: ze drukte er alleen onverschilligheid mee uit. ‘Ik kwam hier toch voor de rust? Ik had nooit verwacht dat jullie ook nog naar me zouden luisteren. Dat is niet nodig.’

Hij wist niet meer of hij het daar mee eens was. Tegen zijn zin nam hij haar weer op, openlijker dan hij zich ooit had toegestaan. Die ogen van haar hadden echt iets milds. En iets heel verstandigs, alsof er veel meer in haar omging dan hij had vermoed. Hij had zich laten verblinden door de vetcamouflage die ze om haar heen droeg.

Toen zag hij hoe ze zat, hoe angstig en verkrampt haar houding was, alsof ze bang was dat hij haar zou wegsturen. Hij zag ook hoe graag ze wilde dat hij haar zou behandelen als een gelijke. Het was raar: met drank op was het moeilijker om na te denken, maar makkelijker om mensen te doorzien. ‘Je hebt pijn,’ zei de drank hardop.

Ze ging wat comfortabeler zitten en liet haar handen over de leuningen bungelen. ‘Ik denk dat je een beetje moet uitkijken. Je bent niet helemaal jezelf met alcohol op. Straks zeg je nog dingen die je morgen betreurt.’

‘ Je hebt echt pijn. En de Enige die jou kan helpen, heb je van je afgestoten.’

‘De Enige?’ Matthew had de indruk dat Marieke fronsend naar hem keek, hoewel hij het niet zeker wist – zijn blik werd minder scherp. Voordat hij iets kon zeggen, deed ze het zelf: ‘Oh, God, bedoel je. Beste Matthew, ik denk dat het echt geen goed idee is om over Hem te praten als je dronken bent. Daar schaam je je morgen zeker voor.’

Matthew ging rechter zitten. Het leek of er een bries door zijn hoofd werd geblazen. De dampen van de port werden verdund. Wat dacht Marieke eigenlijk? Dat door wat er was gebeurd hij ook zijn Verlosser zou loslaten? Hij lachte bijna om het idee. De vreugde keerde naar hem terug, onverwacht en ongezocht. Ja, hij had een Verlosser. God zou zijn problemen niet met een magische vingerknip wegnemen – hij was te lang christen om dat nog te kunnen geloven – maar als hij het durfde kon hij de vreselijke pijn die hij ergens in zijn ingewanden en zijn ziel voelde, wel samen met God aangaan. Hij wist dat dat vooruitzicht morgen, als hij weer nuchter was, een stuk onaantrekkelijker zou zijn dan nu, maar hij besloot, met een vastberadenheid waarvan hij de laatste tijd had gevreesd dat hij hem kwijtraakte, dat hij dan niet van gedachten zou veranderen.

‘Daar schaam ik mij morgen niet voor,’ zei hij. ‘Ik dank God dat Jezus naar de wereld is gekomen. Ik dank God dat Hij zich ontfermt over al die mensen die niet meer weten hoe ze verder moeten met hun leven.’

Marieke stond op. ‘Ik kan nu beter gaan.’

Hij trok haar terug, met zijn hand om haar pols. ‘Ik dacht het niet. We zijn in gesprek.’

Ze worstelde om los te komen. ‘Morgen schaam je je echt.’

Hij bleef haar vasthouden. ‘Maar dan heb ik in ieder geval gezegd wat ik moet zeggen. Laat God niet los, Marieke. Verzin geen excuses om dat te doen.’

‘Dat doe ik niet,’ beet ze. ‘Ik heb God niet losgelaten – Hij heeft míj losgelaten.’

‘Dat geloof ik niet. Hij heeft alleen je wensen niet laten uitkomen.’

Ze snoof. ‘“Hij heeft alleen je wensen niet laten uitkomen.” Je hebt geen flauw idee waar je het over hebt. Jij hebt de kortzichtigheid van iemand die alles bezit, die in een kasteel woont en kinderen heeft en getrouwd is en –’

‘Niet meer kan negeren dat zijn vader rare dingen met hem gedaan heeft.’

Ze worstelde nog harder. ‘Dat maakt je geen deskundige op het gebied van God.’

‘Dat ben ik sowieso niet.’ Matthew bleef haar vasthouden en vocht om helderheid, om een manier waarop hij de terugkerende kracht van de port kon weerstaan. ‘Maar ik weet wel hoe het is om niet meer te begrijpen waarom God doet wat Hij doet en nalaat wat Hij nalaat. Ik weet precies hoe het is om je af te vragen waar God gebleven is, of dat Hij nog wel in de gaten heeft dat je leeft. En toch is er een Verlosser.’ Hij herhaalde het, heel stellig: ‘Er is een Verlosser. Geloof het alsjeblieft, Marieke.’

‘Ik ben een vrouw, Matthew – ik heb geen Verlosser.’

Hij deed een nieuwe poging om zijn ogen scherp te stellen op Marieke. ‘Pardon?’

‘Lees 1 Timotheüs 2 er maar eens op na. Ik ken de tekst onderhand uit mijn hoofd: “En niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod. Ze zal worden gered doordat ze kinderen baart, als ze tenminste volhardt in het geloof, de liefde en een heilige, ingetogen levenswijze.” Jij komt goed weg als man. Jij bent niet misleid en kan er niets aan doen dat we last hebben van de zondeval, maar ik wel. Ik ben niet verlost door Jezus. Ik moet blijkbaar kinderen baren om verlost te worden, kinderen die niet voor mij zijn weggelegd omdat God me ook niet verlost van mijn overgewicht. En volgens mij twijfelt Paulus eraan of zelfs als ik wel kinderen had het me zou lukken om te volharden in geloof, liefde en die fijne levenswijze.’ Mariekes stem werd steeds hoger, alsof ze ieder moment al haar pijn de wereld in kon schreeuwen. Ze deed een nieuwe poging om haar pols los te rukken.

Tevergeefs: hij bleef haar vasthouden. ‘Kom alsjeblieft zitten, Marieke.’

‘Nee.’

Matthew streek over zijn voorhoofd en bad om hulp bij het gesprek dat hij voerde, terwijl zijn hoofd zo duizelde dat hij aan zijn voeten het oude tapijt met de pauwen voor zich zag. Toen keek hij weer naar Marieke en voelde diep vanbinnen liefde opborrelen, liefde voor deze vrouw die door haar uiterlijk leek te ontkennen dat ze een vrouw was, die zichzelf verstopte in een uitvergrote, onechte versie van zichzelf. ‘Marieke, Marieke,’ fluisterde hij. ‘Laten we Paulus even negeren. Heb je Jezus ergens in de Evangeliën horen zeggen wat jij nu beweert? Er waren vrouwen om Hem heen. Er –’

‘Vrouwen die voor Hem zorgden, ja. En als er nu eens vrouwen zijn die niet goed zijn in verzorgen?’ Nog hoger werd Mariekes stem.

‘Er kwamen vrouwen naar Hem toe die zijn hulp nodig hadden. En Hij stuurde ze niet weg. Hij zorgde voor hén.’

‘De bloedvloeiende vrouw, bedoel je. Die zo bang voor Hem was dat ze heimelijk naar Hem toekwam en niet eens wat tegen Hem durfde te zeggen.’ Mariekes stem zakte. Ze worstelde niet meer. Matthew wist dat ze haar verdriet opnieuw zou inslikken, samen met chips en chocolade of wat ze allemaal ook at, en vond het idee onverdraaglijk.

‘Ze kwam heimelijk omdat ze volgens de wet door haar bloedvloeiing bij niemand in de buurt mocht komen. Maar ze wist wel dat Hij haar leven kon veranderen. En dat gebeurde ook. Christus hield vrouwen niet klein – Hij gaf ze een nieuwe kans. Denk eens aan de Samaritaanse vrouw, of de vrouw die op overspel werd betrapt. Ze werden door iedereen verstoten, maar Hij ging met ze in gesprek.’

‘Moet je eerst zwaar zondigen voordat God je interessant vindt? Moet je dingen doen zoals Anna?’

Het was over – de vermoeidheid keerde naar Matthew terug, en een nieuw verdriet mengde zich met wat hij voelde om zijn vrouw en zijn zonen en zijn vader. Heel zachtjes liet hij Marieke los. ‘Je wilt geen argumenten horen die je van mening laten veranderen. Je wilt niet geloven dat God zich over jou zal ontfermen.’

Even keek ze hem twijfelend aan. ‘Nee,’ zei ze. ‘Maar dank je dat je met me gepraat hebt alsof ik een mens ben. Wel jammer dat je daar dronken voor moet zijn.’ Met die woorden liep ze weg.

Matthew bedacht zich dat ze gelijk had – en beloofde zichzelf dat hij vanaf nu nuchter zou zijn.

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Vanmorgen, net na het ontbijt, kwam Anna naar mijn kamer. Ik dacht dat Matthew haar misschien verteld had over gisteravond. Ik verwachtte dat ze koel zou zijn, of scherp, omdat ik bij Matthew ben geweest en met hem heb gepraat op een moment dat hij kwetsbaar was. Maar Anna glimlachte naar me. En toen vond ik mezelf onnozel: zij snapt ook wel dat ik geen bedreiging ben.

‘Ik heb een beetje een asociale vraag,’ zei ze. ‘Zou je een paar uur voor Zoë willen zorgen?’

Ik geloof dat ik haar met open mond aan heb staan kijken.

Anna grimaste. ‘Ik denk dat het goed is dat Matthew en ik vandaag wat tijd voor elkaar hebben.’

‘Na gisteravond?’

Anna grimaste opnieuw. ‘Precies. Maar hij wil om de een of andere reden niet dat Zoë vandaag bij zijn moeder blijft.’ Natuurlijk wist ze net zo goed als ik waarom hij dat niet wilde, maar daar hield ze haar mond over. ‘Sorry, jij bent hier niet als oppas. Maar… Nou ja, Zoë vindt je leuk, en –’

‘Geef haar maar. Het lijkt me heel gezellig.’

‘Dank je.’ Anna kwam wat dichter bij me staan. ‘Ik hoop dat wij later ook kunnen praten.’

‘Liever niet,’ mompelde ik.

Ze grinnikte. ‘We kunnen met iets heel onschuldigs beginnen. Boeken bijvoorbeeld. Jij lijkt me iemand die houdt van dikke romans uit de 19e eeuw. Vooral Russische, hè?’

Ik staarde haar weer aan. ‘Hou jij daar ook van?’

Anna schudde bijna schaamtevol haar hoofd. ‘Oorlog en Vrede vind ik erg mooi, maar verder ben ik meer een fan van Britse romans uit die tijd.’

Jane Eyre.’

Anna grinnikte weer. ‘Je zegt het alsof het een scheldwoord is. Vroeger inderdaad Jane Eyre, maar mijn liefde voor dat boek is een beetje bekoeld. Meer Trollope en Austen, en eerlijk gezegd ook Wilkie Collins en Mary Elizabeth Braddon, gewoon voor het melodrama en de spanning. Mijn schoonmoeder is er ook helemaal gek van. Maar jij moet me vertellen wat ik moet lezen van de Russen. Oké?’

‘Wanneer wil je Zoë brengen?’

Anna zuchtte. ‘Zo snel mogelijk.’

En zo zat ik de hele ochtend met een peuter in haar kamer. Zoë heeft een prinsessenverblijf: een slaapkamer met een ledikant dat in miniatuur een hemelbed imiteert, en een aangrenzende speelkamer, ingericht in rood en roze, waar haar speelgoed ligt. Daar staan een poppenhuis dat een sprookjeskasteel lijkt, kasten vol voorleesboeken en dozen met poppen en veelkleurige blokken. En dan is er ook nog een badkamer, die ze deelt met haar ouders.

Ik kon er niets aan doen: met Zoë in mijn armen stapte ik die badkamer door, de slaapkamer van haar ouders in. Zoë strekte haar handjes uit naar het bed. ‘Papa! Mama!’ Ik vraag me af hoe vaak ze tussen hen in slaapt.

Ook de kamer van Matthew en Anna is groot, ingericht in mosgroen en wit. Op de een of andere manier lijken die kleuren de beide helften van het echtpaar te weerspiegelen. Terwijl Zoë op het bed sprong en daar rondtolde, ging ik bij de kaptafel van Anna zitten. Het lukte me om zonder in de spiegel te kijken haar juwelen te zien die er achteloos voor lagen, een simpele gouden armband met daarin de woorden “Voor mijn geliefde” (vast van Matthew gekregen) en een ketting met een kruis waarin in het midden een diamant zat. Haar parfums zijn van Dior en Chanel. Ik zag weinig make-up. Wel een roman, maar niet uit de 19e eeuw: Het Ware Gelaat van C.S. Lewis.

Aan de andere kant van het bed stond ik even naast het nachtkastje van Matthew. Er lag een leesbril (dat had ik niet verwacht) en een boek van Kierkegaard. Zware kost.

Toen nam ik een protesterende Zoë snel mee terug naar de speelkamer. Ik had het gevoel alsof ik had ingebroken…

 

… Net voor de lunch kwam Anna naar de speelkamer. Ze dankte me uitgebreid voor de zorg, vroeg hoe het was gegaan, maar zag er wat afgeleid uit toen ik antwoord gaf, met een blije glimlach op haar gezicht die me nu ik dit opschrijf nog steeds verbaast.

Zelf glimlachte ik niet, zeker niet toen ik terugkwam op mijn kamer. Weer een briefje van Susanna:

 

Beste Marieke,

Ik neem aan dat je verhinderd was op onze vorige afspraak. Zullen we vandaag een nieuwe poging doen? Ik raad je aan om deze keer wel te komen. Je snapt vast wel waarom…

 

 

© Els van Weijen

One thought on “Hoofdstuk Negentien

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *