Angst

Afgelopen weekend waren Zeer Goede Vriendin en ik in Hoenderloo. Het waren bijzondere dagen. De week ervoor had ik gehoord over allerlei beletsels die ervoor kunnen zorgen dat mijn vertrek naar Japan verder uitgesteld wordt. Nu ben ik lichamelijk aan het opknappen van die k… ziekte (vul zelf maar een woord naar keuze in), en dan komen er weer andere obstakels.

We waren vrijdag goed en wel gearriveerd toen we al een geanimeerd gesprek hadden. Na een week waarin ik vooral frustratie gevoeld had, merkte ik nu pas hoe verdrietig ik ben. Eindelijk kon ik huilen om het luchtledige waarin ik lijk te leven. Onduidelijkheid over wanneer ik naar Japan kan. Genezen van kanker, maar wel met in de eerste twee jaar nog veertig procent kans dat de ziekte terugkomt. Ik heb geen huis meer. Ik woon in een kamer die ik na een half jaar eigenlijk meer dan zat ben, terwijl ik ook dankbaar ben dat ik hem heb.

Zeer Goede Vriendin gaf me ruimte om te spuien. Ze gaf troost en natuurlijk praatten we ook over de dingen die háár bezighouden. Daarna gingen we de bossen in. Omdat we allebei lichamelijk niet meer zijn wat we een paar jaar geleden waren, hebben we vooral gefietst. Iemand die al jaren schrijft zou sneller woorden moeten vinden voor wat we allemaal zagen. Ik vraag me af of écht geschikte woorden bestaan om de troost van bossen in de herfst weer te geven. Kunnen mensen namen geven aan de tinten geel en rood en oranje die de bomen sieren? Of weten alleen engelen de namen voor kleuren die niet alleen de ogen strelen maar ook je hart raken?

Paddenstoelen kropen uit de grond: rood met die bekende witte stippen, bruin en bedekt met bladeren, klein en geel op oude boomstammen. Dennenbomen stonden statig langs fietspaden en geurden naar genade en rust. Het viel mee met de verwachte regen. De armen van engelen wezen naar de aarde en vulden het bos met sporen van licht. Bladeren vielen kalm en vormden tapijten. Soms speelde de wind met hen en dan probeerden de bladeren van elkaar te winnen met tikkertje.

We fietsen, wandelden ook wat, zaten in restaurants. We praatten, we zwegen, we maakten foute grappen die niemand anders begrepen zou hebben, of alleen mensen die net zo gek zijn als wij. En toch… Sinds vorig jaar valt het me op dat juist als ik een weekend met iemand wegga, mijn hoofd schreeuwend suggesties gaat aandragen voor wat er allemaal fout zou kúnnen gaan in mijn leven.

Vorig jaar was ik levensbedreigend ziek. Toen bestond de kans dat de herfst waar ik ondanks alles van genoot de laatste zou zijn die ik ooit zag. Nu ben ik genezen en vertelde mijn hoofd me opnieuw dat dit de laatste herfst kan zijn die ik ooit zie. Ik kan die mogelijkheid ook niet ontkennen. Strikt gesproken kan niemand dat, maar ik kan iets meer concrete redenen bedenken (die veertig procent…). En dan is er nog het feit dat mijn hele toekomst nogal onzeker lijkt. Geen vaste baan, geen vastgestelde datum voor vertrek naar Japan…

Ik probeerde God te zoeken. Dat zeg ik niet vroom, want ik liep nogal te mopperen op God. Intussen keek ik om me heen. Naar die omgevallen boom, bedekt met mos. Naar de dode boom waar alleen de stam nog van stond, zonder takken, zonder blad, maar wel vol elfenbankjes. Het leven van de boom was voorbij, en toch voedde die boom nog leven. Anderen bestaan van wat rest van de dode, op een manier die nog mooi was ook.

Dit was niet per se het antwoord, maar het verzachtte mijn gevoelens. Terwijl Zeer Goede Vriendin mooie foto’s maakte, met behulp van haar camera en haar gave, stond ik tussen de bomen en luisterde naar de stilte van het bos dat zo vol leven is. Ik vroeg God om te spreken, en plots waaide de wind hoog door een paar bomen. Dat was ook niet per se een antwoord, maar hielp me te weten dat de Geest waait waar Hij wil. Die nacht was mijn angst voor de toekomst er weer, maar ik wist ook dat God er is, al bleef ik bang.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *