Beige en blauw

Ik word opgehaald om ergens te gaan eten. Om half zes sta ik klaar, al buiten, omdat het eindelijk eens niet lijkt te gaan regenen. Ik verbaas me erover dat de altijd zo stipte collega’s deze keer op zich laten wachten. Ik kijk op WhatsApp naar ons gesprek over het tijdstip. O. We hadden een kwartier later afgesproken dan ik dacht.

Ik ga maar even zitten op een bankje aan het water. Ik vraag me af of het me zal lukken om te ontspannen. De laatste tijd ben ik daar niet zo goed meer in (of misschien was ik het ook nooit). Zodra ik mijn hoofd niet meer afleid, leidt mijn hoofd mij af met zwarte scenario’s waarbij ik werkloos en dakloos ben. Mijn baan opgeven en bijna mijn huis opgeven, maakt meer los dan ik had kunnen bedenken. Ik wist dat ik best creatief was, maar op dit moment wens ik dat mijn hoofd wat minder verbeeldingskracht had.

Vlak voor mij ligt een vrachtschip aangemeerd. Ik kijk er niet al te bewust naar: ik zie wolken, meeuwen, een schip verderop waarvan ik denk: ‘Hé, dat was het drijvende podium waarvan de laatste weken zoveel geluidsoverlast kwam; blijkbaar is dat nu over.’ Mijn gedachten zijn in Engeland, in Japan, of op de plek waar ik straks ga eten (‘Wat zou er op het menu staan?’).

Ik kijk toch weer naar dat vrachtschip. Het kraakt als de wind en de golfslag het van zijn plek proberen te duwen. Maar het kraakt niet alsof het onder de indruk is van de krachten die op hem worden uitgeoefend. Het drijft niet weg.

Ik kijk nog eens beter naar dat vrachtschip. Het ligt aan een lange beige kabel. Soms trekt de kabel helemaal strak, dan komt er weer wat ruimte en hangt de kabel losjes langs het schip. Op zulke momenten wordt een blauwe kabel strak getrokken, die om een andere aanmeerpaal hangt.

Ik kijk en blijf kijken. Beige kabel trekt strak, beige kabel viert en blauwe kabel trekt strak, blauwe kabel viert, beige kabel trekt strak. En zo opnieuw en opnieuw. Ik voel in mijn eigen spieren het straktrekken en weer vieren, maar ik voel vooral dat vieren: dat loslaten van al wat strak staat. Ik probeer het écht te voelen: ontspanning.

Het lukt zo’n beetje. Als ik wegkijk, de lucht in, surft er een meeuw voorbij op de wind. Zijn vleugels zijn wijd gespreid, alsof hij de wind in en onder zijn vleugels ontvangt. Hij vraag zich vast niet af of hij zal vallen. Hij weet dat er voor hem wordt gezorgd. Hij waait weg in de lucht, samen met de wolken, tot voorbij de horizon.

Ik weet het weer: op een dag zal ik meevliegen.

3 thoughts on “Beige en blauw

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *