De afgelopen dagen verbleef ik in een klooster, voor rust en bezinning. Het was in Oosterhout. Ik ging er met het openbaar vervoer naartoe: van Dordrecht naar Breda met de trein, en vanuit Breda met de bus.
Ik vind openbaar vervoer een beetje spannend als ik op een route zit die ik niet ken. Dus in Breda haalde ik eens diep adem toen de trein uitstapte. Even bidden en dan goed kijken: waar staan de bussen, en dan met name lijn 326 naar Raamsdonkveer.
Gelukkig waren er duidelijke bordjes naar de bushaltes. En toen ik de trap opliep, het station uit, was het eerste wat ik zag een bus met nr. 326 erop. Ik zag ook dat hij nogal erg vol zat. Maar gelukkig: deze 326 ging de andere kant op. De chauffeur wees me waar ik wel moest zijn.
Ik stap in een nog lege bus, samen met scholieren, maar niet al te veel van hen. Er stapt ook een bejaard echtpaar in, dat wat verwilderds, wat onrustigs, over zich heeft. De man rukt een boodschappenrekje op wieltjes met zich mee, dat hij als hij gaat zitten voor zich zet, op een plek die al zo krap is dat zijn vrouw achter hem moet gaan zitten: tegenover hem is geen plek en er is geen ruimte meer om langs hem heen te gaan om naast hem te gaan zitten. De vrouw heeft een fladderende roze jurk over haar broek aan, en een blik in haar ogen die me doet denken dat haar gedachten ook fladderen.
We rijden weg van station Breda, naar de randen van de stad. Bij een van de eerste haltes wacht een echt Brabantse man. Altijd weer valt me op dat in het zuiden, onder de welbekende rivieren, mensen er vaker naar streven om niet alleen netjes maar piekfijn uit te zien. Deze man draagt een hoed, heeft een baardje waar geen haartje verkeerd van zit, heeft een lange jas, een paraplu over de arm, en draagt leren handschoenen. En hij draagt bloemen. Ik ben benieuwd voor wie ze zijn.
De Brabantse man groet de buschauffeuse, en zoekt vlak bij haar een plaats. Eerst zet hij zijn paraplu neer, onder het raam. De paraplu schuift weg, De Brabantse man strekt zijn hand ernaar uit, maar niet zodanig dat hij de paraplu zou kunnen pakken. De paraplu zakt theatraal, om aandacht vragend, verder scheef. De Brabantse man doet net zo theatraal of hij hem zal grijpen, maar steekt zijn hand nog steeds niet ver genoeg uit. De paraplu valt en de man kijkt fatalistisch. Ik kijk weg, om niet te grinniken.
We rijden verder. Aan de rand van Breda trekt de vrouw de man aan zijn jas. ‘Ze zei toch dat het achter een Jumbo was?’ De man bromt: ‘Nee, niet hier.’ Ik vraag me af waar dan wel: we zijn Breda bijna uit. Ik geloof dat de vrouw het zich ook afvraagt, maar ze zwijgt.
We rijden verder. Er komen scholieren binnen en er gaan scholieren weg. De Brabantse man houdt zijn bloemen wel stevig vast. Hij strekt ze voor zich uit, alsof ze een zwaard zijn. Dan legt hij ze weer even op zijn schoot, voordat ze opnieuw een zwaard worden.
We rijden Oosterhout in, en ik verbaas me erover dat ik volgens de dienstregeling nog twaalf minuten van mijn halte af ben. Is Oosterhout zo groot? Terwijl ik wat onrustig word, zie ik een Jumbo. De bejaarde vrouw trekt haar man weer aan de schouder, en de man bromt weer. Ik begin echt ongerust te worden. Straks staan ze in Raamsdonkveer en moesten ze in Breda zijn.
Een Islamitische dame stapt in, met een kinderwagen. Een halte verder stapt ze weer uit. Ook de Brabantse man stapt uit, en zegt de buschauffeuse omslachtig en uiterst beleefd gedag. Het bejaarde echtpaar stapt ook uit – bij een Albert Heijn.
Dan is het mijn beurt, na inderdaad twaalf minuten Oosterhout. Ik loop vijf minuten (in één keer goed!) en bel aan bij het klooster. Ik moet even wachten: ik zit een kwartier in een bibliotheek waar zelfs de klok niet tikt en eeuwenoude stilte heerst. Ik denk nog even aan de busreis. Ik concludeer dat ik echt toe ben aan rust: het voelt alsof ik hele gesprekken heb gevoerd met alle mensen die ik alleen maar heb gezíen. Dan komt de kloosterzuster terug en begint de echte stilte.