De wind is een eikel

Goede Vriendin en ik zijn een paar dagen in Duitsland, in de buurt van Münster. Ons hotel staat in Schapdetten. Omdat Google de laatste meters naar ons hotel niet weet te vinden, rijden we wat rondjes door de paar straten die het dorp rijk is. Dan klinkt er een enorme klap, boven op de auto. Even kijken we elkaar met grote ogen aan. ‘Een eikeltje,’ stellen we vast. We hopen maar dat we gelijk hebben.

Als we na wat raad van een Duitse mevrouw die we niet gelijk begrijpen het hotel bereikt hebben, vergeten we de auto te controleren op deukjes. De dagen erna herinneren we elkaar er steeds aan dat we dat nog moeten doen, en we blijven het vergeten. Die middag rusten we uit in de tuin van het hotel. Het is 18 september, maar zo zonnig en warm dat we een parasol opzetten. Goede Vriendin strekt zich uit op een badlaken en slaapt. Ik lees en geniet van het geluid van de wind in de bomen. De wind heeft het druk in de laatste week van de zomer.

Dan besluit de wind dat een parasol leuker is dan bomen. De wind waait om de parasol heen en geeft het ding een harde duw. De parasol twijfelt, wankelt, en… landt gelukkig net naast me. Ik schrik nog harder dan ik van de eikel schrok. Goede Vriendin schrikt wakker van mijn schrik en samen zetten we de parasol overeind. Niet veel later komt de wind terug en duwt de parasol weer omver. Het wordt tijd om uit de tuin te vertrekken.

Goede Vriendin en ik gaan de omgeving verkennen. Slechts een paar honderd meter van het hotel slaan we een willekeurig pad in. We klimmen even stevig en belanden geheel per ongeluk in glooiende weides. Nog wat later lopen we langs een bosrand en kijken we een donker beukenwoud in. Onder ons kraken eikeltjes of de sterachtige omhulsels waar beukennootjes in hebben gezeten. De wind is nog steeds bij ons. Soms blaast de wind de wangen leeg en dan regent het eikels. Sommige landen maar net naast onze hoofden. De wind kan gelukkig niet heel goed mikken.

De volgende dag zijn we in Münster. De wind is ons in de stad even beu. We dwalen ongestoord door de oude straten, van indrukwekkende kerk naar indrukwekkende kerk. In de dom van Münster voel ik even wat ik ooit in de Minster van York voelde: heilige eeuwigheid.

We gaan het centrum uit, naar het Schloss. Er is niet heel veel te zien. We mogen er niet naar binnen en voor de façade staat een grote partytent, zodat we ook niet ontdekken of het een mooi Schloss is. We wandelen door de omliggende botanische tuinen. De wind is terug. De wind wjoest en proest. Eikels bonken net naast ons op de grond en de wind lacht.

We eten aan het water van de Aasee, een meer langs de rand van Münster. Goede Vriendin en ik hebben na meerdere vakanties in Duitsland inmiddels de traditie om minstens één keer Flammkuchen te eten. Dat doen we vandaag. Terwijl op de Aasee de bootjes bijna omwaaien, vechten wij om de rucola op onze Flammkuchen niet weg te laten blazen. De parasols op het terras waar we zitten, worden zo grondig aangevallen door de wind dat ik nerveus begin te worden. Ik verwacht dat er ze om zullen vallen, en deze parasols zijn groter dan de parasol van het hotel. Gelukkig grijpt een ober in. De parasols gaan naar beneden en wij laten ons verbranden door de zon. De wind lacht weer, nog net niet bulderend.

Goede Vriendin en ik besluiten langs de oevers van de Aasee te wandelen. Aan de kant waar wij lopen is een uitgestrekt park. Het park is mooi, maar, door alle zon, ook behoorlijk stoffig. Wij zien windhoosjes opstijgen waar de wind zich op het pad stort. De windhozen worden steeds hoger. Ze zijn bijna indrukwekkend, maar vooral irritant. Wat is de wind soms toch een aansteller.

‘Eikel,’ mompel ik. Maar ik mompel het wel zo zacht dat zelfs Goede Vriendin het vast niet gehoord heeft. Ik geloof niet dat ik wil dat de wind me kan horen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *