Dordts Genoegen

Het is vrijdagavond. Ik heb om zeven uur een afspraak om te eten bij Dordts Genoegen. Hoewel ik weet dat mijn disgenoot meestal net iets te laat is, ben ik iets te vroeg. Een gewoonte die ik niet kan doorbreken. Ik probeer niet te kijken naar al die mensen op de volle terrassen. Uiteindelijk app ik de disgenoot. ‘Ben je er bijna?’ De reactie is: ‘Het was toch half acht?’ Ik slik.

De afspraak was echt om zeven uur – dat is fijn, want anders zou ik ernstig chagrijnig zijn geworden. Ik vlucht Dordts Genoegen vast in. Gelukkig is het er rustig: we hoeven straks niet snel te eten omdat de volgende gasten staan te wachten. Als mijn disgenoot aanschuift, vertelt ze zo enthousiast over haar woeste plannen om al om zeven uur te vertrekken zodat ze te vroeg zou zijn, dat ik steeds harder moet lachen.

Mijn disgenoot is bijzonder, een collega en een vriendin, die als ik haar iets vertel over wat me bezighoudt, echt meedenkt en altijd iets suggereert wat ik zelf nooit bedacht zou hebben en waar ik echt wat aan heb. Daarnaast heeft ze gevoel voor humor, dat je al ziet in haar alerte, vrolijke ogen. Als ik bij haar ben lijkt de tijd sneller te gaan.

We delen ook – zeer belangrijk – een passie voor schrijven. Ik ben nog maar twee weken bezig met mijn nieuwe boek, maar ik lees aan mijn disgenoot de eerste pagina voor. Zo snel heb ik nog nooit iets gedeeld van een verhaal, en toch is het nauwelijks eng. Wat is het heerlijk om bemoedigd te worden, en alweer zinnig commentaar te krijgen. De disgenoot leest ook voor, uit het boek waar zij mee bezig is. Ik loop met haar door de wereld die zij heeft geschapen, ik ontmoet de personages die in haar brein geboren zijn.

We drinken een wijntje, eten heerlijk maar niet te veel, sluiten af met een goede kop koffie – en kunnen dan onmogelijk al naar huis gaan. De avond is zwoel en licht en wij zijn nog niet uitgepraat. Ik leid mijn disgenoot door wat rondjes door Dordt. Eerst over de pleinen waar die dag en morgen de markt was en weer zal zijn. De skeletten van kramen staan stil te wachten op drukte. Een rozeblauwe lucht laat zich onmogelijk vastleggen op mijn camera.

Dan dwalen we door de straten rond de Grote Kerk. De straten zijn leeg en imposant: hoge huizen richten zich stil op, zelfverzekerd door een eeuwenlang bestaan. De Grote Kerk beiert tien slagen. Wij lopen langs haar heen, staan stil bij huizen die tegen de kerk staan aangebouwd, waar stokrozen opbloeien uit minieme kieren in tegels. Wat is Dordrecht tot prachtig.

We maken foto’s van de smalle grachten, en zien op de achtergrond blauwzwarte wolken waarin wit licht pulseert. Er komt onweer aan. Maar haast hebben we nog steeds niet: het onweer lijkt ver weg. We praten over boeken en ik ben geschokt dat mijn disgenoot Rebecca, van Daphe du Maurier, niet kent. Ik ben bijna jaloers op iedereen die dat boek nog niet gelezen heeft, omdat je de verpletterende openingsscène nooit meer onbevooroordeeld tot je neemt als je de rest van het verhaal kent. De disgenoot lacht dat ze inmiddels een document heeft aangelegd: Tips van Els.

Als we terugkomen bij Dordts Genoegen en de disgenoot haar fiets pakt, vallen de eerste druppels. We zeggen een paar keer gedag en nemen dan echt afscheid. Ik loop door de Voorstraat. Het begint te regenen. Ik loop nog een paar meter en het hoost. Om mij heen schreeuwen mensen luid, alsof dat zal helpen: het onweer is luider. Al snel ben ik zo doorweekt dat ik besluit geen plek te zoeken om te schuilen. Het water spoelt uit de lucht, het spoelt over straat. De bliksem flitst, de donder schreeuwt, maar nog steeds voel ik genoegen over Dordt. De regen is bijna warm. In de Voorstraat hangen lampen aan kabels boven de weg. Ik waan me bijna in een andere tijd, een tijd die ik waardeer. Dansen in de regen gaat me te ver, maar ik geniet nog steeds.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *