Draken, slangen en leguanen

Belle knipoogt een paar keer. Het licht van de hanglamp knipoogt terug. Belle gaat rechter zitten. Het geluid van de pratende mensen om haar heen wordt harder, klinkt niet meer zo vreemd ver weg.

Ze is niet in slaap gevallen. Nee, nee. Ze heeft last van haar ogen. Dat komt door de rook bij Carla. Belachelijk dat zij mensen nog steeds in huis laat roken. Ze heeft toch een balkon? Zo koud is het niet, al is het januari. Belle heeft van die rook ook een zere keel. Het lijkt of haar tong anders aanvoelt, of hij langer is, niet meer in haar mond past.

Ze staat op. ‘Karel, we gaan. Morgen moeten we weer werken.’ Een paar mensen roepen: ‘Het is nog vroeg.’ Karel grijpt zijn fles steviger vast. ‘Mijn bier is nog niet op.’

‘We gaan,’ zegt Belle.

Karel giet zijn fles leeg in zijn mond. ‘Oké dan.’ Hij zegt niet veel als ze naar huis lopen. Belle praat, over wat Jantine nu weer aan had en dat Boris te veel dronk. ‘Laat ze toch,’ zegt Karel. Belle zegt dat hij ook minder moet drinken. Karel gaapt.

Thuis kijkt Karel op tv naar voetbal. Belle kijkt op haar telefoon naar Facebook. Foto’s van Gerdien in een restaurant, met haar bolle gezicht boven een bord patat. Allemaal mensen die zo nodig een mening moeten hebben over de Nashvilleverklaring. Alsof ze daar verstand van hebben. Ze kijkt naar Karel. ‘Zit je nou weer aan het bier?’

Karel gaapt. ‘Een slaapmutsje.’

Belle snuift en zegt niet dat hij vannacht wakker zal liggen. Ze krabt aan haar wang. Haar huid voelt schilferig en hard, alsof er schubben van een dier op haar huid zitten.

’s Nachts wordt Belle wakker. Karel blijft maar draaien. Hij blijft maar kreunen. ‘Wees gewoon eens stil,’ eist ze. Ze schrikt ervan hoe hard het klinkt – het geluid lijkt te sissen in de kamer. Snel zegt ze: ‘Je moet minder drinken. In jouw hoeveelheden is het geen slaapmutsje.’

‘Laat me met rust. Gewoonlijk interesseer je je ook niet voor me.’

Belle draait zich om, weg van Karel. Ze had nooit met hem moeten trouwen. Zij verdient wat beters. Iemand zoals Ken, van Gerdien. Een mooie man, met glinsterende blauwe ogen die naar Gerdien kijken of ze de allermooiste vrouw op aarde is. En dat is ze dus niet. Ze is een vet wijf. Belle begrijpt niet dat Ken altijd zo kort van stof is als zij een praatje met hem maakt. Hij glimlacht nooit. Hij fronst als ze zegt dat Gerdien op dieet moet gaan. Misschien als ze zou scheiden van Karel… Misschien zou het dan anders zijn.

Belle wrijft over haar slanke buik (godzijdank nooit een kind gehad), voelt heel even haar borsten (prachtig in model, al is ze bijna vijftig). Op een dag komt er een man die haar weer op waarde schat. Ze laat haar tong langs haar mond glijden en schrikt. Het voelt alsof haar tong gevorkt is, alsof hij over allebei haar lippen tegelijk glijdt. Het zal de vermoeidheid wel zijn.

De volgende dag kijkt ze lang in de spiegel. Ze steekt haar tong uit. Niets te zien natuurlijk. Ook haar glanzende huid is net zo mooi als altijd. Ze trekt een strak mantelpakje aan dat haar borsten benadrukt. Ze neemt de trein naar het centrum. Bij het rangeren gromt hij als een dier dat in een diepe grot wakker wordt. Belle let gewoonlijk niet erg op haar omgeving, maar het waait vandaag nogal hard. Buiten de ramen lijken in het naderende licht van de winterdag de gerafelde wolken op draken, slangen en leguanen.

Vanaf het station trippelt ze naar haar werk. Ze komt langs hekken om een bouwterrein die in de wind kreunen en klagen. Eén minuut voordat haar dienst begint, schuift ze achter haar bureau. Ze is receptioniste bij een handelsbank. Stralend glimlacht ze naar de eerste man aan de balie, strak in pak, jong en perfect. ‘Een heel goede morgen. Hoe kan ik u helpen?’ Haar stem sist niet, heus niet. Maar als ze glimlacht en even met haar wimpers knippert, voelt het alsof de huid om haar lippen en haar ogen bijna barst, alsof de schubben groter worden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *