Dronken herfst

Ik moet altijd een beetje uitkijken in de herfst. Ik kan zomaar dronken worden. Dronken van bloemen en planten, bedoel ik, en van verborgenheid of van geborgenheid.

Op maandag moest ik aan het eind van de middag in Dubbeldam zijn. Dat vind ik in zomer en lente en op de diepste, grauwste, waterkoudste winterdag al de mooiste wijk van Dordrecht, maar in de herfst… Lieve help, ik wens dat ik kon dichten, dat ik in drie welgekozen woorden een ode kon brengen aan wat ik zie en voel als ik de tuintjes van Dubbeldam bekijk.

Toen ik er op maandag rondwandelde was het net gestopt met regenen. Eigenlijk was alles gestopt. De wind was weg, de auto’s waren muisstil. Zelfs de geelste bladeren hadden geen reden om uit de boom te vallen. Ik keek naar bloemen die zo paars waren dat ik er duizelig van werd, naar spinnenwebben die glansden als zijden kettingen, naar appeltjes en besjes in struiken en boompjes. Waarom voel ik me toch altijd zo geborgen als het herfst is? Ik weet het niet – maar ik onderga het gevoel met vreugde.

In de dagen die volgden, fluctueerde mijn gevoel nogal. Ik zou bijna zeggen dat dat hoort bij het weer van de herfst, maar helaas kan mijn humeur in ieder seizoen rondrazen van storm naar kalmte en weer terug. Maar iedere keer als ik buiten kwam, werd ik blij. Al wilde ik huilen, mijn mond glimlachte.

Een nadeel van de herfst is dat ik ’s morgens alweer in het donker naar mijn werk ga. Maar soms zie ik hoe de ernstige wolken zich openen en de nog veel ernstigere hemel zich openbaart, hoog en ongenaakbaar. Gelukkig zijn er sterren, ook ’s ochtends vroeg: ze knipogen naar mij, als om me te laten merken dat niets alles ernstig is.

Gistermiddag liep ik in het licht weer naar huis. Ik kwam langs een hele verzameling roodverkleurde baby fluweelbomen, bomen waarvan ik vermoed dat ze zich zelf hebben uitgezaaid, op een stukje grond dat nauwelijks wordt verzorgd. Die boompjes die heimelijk groot proberen te worden had ik al veel vaker gezien – ik loop al jarenlang over die dijk – maar voor het eerst viel het me op dat tussen ze in een pad liep, de dijk af. Ik zag traptreden die afgesleten waren door voeten, maar nu verder sleten door de natuur, door de bomen die steeds grotere wortels zullen krijgen, wortels die tegen de tegels zullen duwen en hun vorm zullen vermorzelen. De bomen zullen ook steeds grotere bladeren krijgen, de zon weghouden en mos laten groeien dat het pad en de tegels zal verbergen.

Maar ik zag de tegels nog. Ik kon denken dat ik over ze heen kon lopen, en dat ik dan ergens zou arriveren, op een bestemming die de fluweelboompjes, hoe klein ook, voor me verborgen. Paadjes waarvan ik de bestemming niet kan zien, intrigeren me. Ik wil ze aflopen of afdalen. Ik wil weten of er een huis is aan het einde, bescheiden, van hout, met een druipende dakgoot en een rokende schoorsteen. Met een deur die opengaat, zodat er iemand naar buiten kan komen om mij te verwelkomen waar ik thuis zal zijn.

Maar ik zag niets, en ik liep door. Ik had ook een beetje haast: ’s avonds moest ik schoonmaken in de kerk. Mijn grootste hobby zal het nooit worden, maar ik stapte op precies het juiste moment mijn huis weer uit, net op tijd om de zon te zien terwijl ze teder het water van het Wantij een laatste kus gaf voordat ze wegging. De bladeren van de bomen aan de oevers waren als goud dat dof glansde. Opeens viel het me op hoe ver de herfst gevorderd is – de bomen leken oud; misschien misten ze de zon al, en bogen ze onder hun verdriet.

Ik had geen verdriet. Ik bedacht me dat ze voor het komende weekend prachtig weer verwachten. Ik denk dat ik dan naar het park ga: om dronken een boom te omhelzen en zijn laatste blaadjes te vertellen hoe mooi ze zijn. En wie weet vind ik weer een heimelijk pad, en loop ik eroverheen en kom ik in de verborgen, geborgen wereld achter de herfst, waar ik altijd thuis zal zijn.

 

2 thoughts on “Dronken herfst

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *