Matthew leunt achterover in zijn stoel. ‘Het gaat dus gebeuren.’
‘Zo erg is het niet, schat.’ Anna glimlacht breder dan normaal voor haar is – ze lijkt zo blijmoedig als die sneeuwpop uit de film die hun dochter graag ziet. De titel ervan is hem ontschoten.
‘Zo erg is het wel.’ Hij gooit zijn telefoon op zijn bureau en schrikt als het ding bijna tegen een glazen presse papier stuitert. Snel fronst hij naar Anna, die haar gezicht zorgvuldig in de plooi trekt.
‘Zo begint het verhaal, weet je,’ zegt ze.
‘Natuurlijk weet ik dat!’
‘Neem me niet zo letterlijk – dat lukt je anders ook nooit.’
Zijn frons wordt dieper – hij voelt de donkerte tegen zijn voorhoofd. Haastig wrijft hij die weg. ‘Kan zo’n Nederlandse vrouw ons niet met rust laten? Moet ons leven per se worden opgeschreven in een boek?’ En als Anna schokschoudert: ‘Denk aan Zoë – denk aan de jongens.’
‘Wat zullen ze ervan merken? Het boek is in het Nederlands. Er komt vast nooit een Engelse vertaling. De lezers zullen denken dat het allemaal fantasie is.’
‘Het ís fantasie. Of dat zou het moeten zijn. Hoe zij vertelt over hoe wij zijn – dat zijn wij niet echt. Dat heeft nauwelijks iets met ons te maken!’
‘Nauwelijks, schat?’
‘Noem me geen schat – dat doe je alleen als je me rustig wilt houden.’
Anna’s ontploffende proestlach verandert nog net op tijd in een gedemonteerde kuch. ‘Lieveling, juweel van mijn hart, man van mijn dromen, je –’
‘Anna, serieus –’
‘Matthew, wanneer moet ik jou ooit rustig houden? Je bent bijna niet kwaad te krijgen – dit is een intrigerend moment. En heb je weleens overwogen dat het góéd is dat mensen de kans krijgen in je hoofd te kijken?’
‘Nee,’ zegt hij. ‘Dat heb ik nog nooit overwogen. Het idee is bespottelijk!’
Anna leunt voorover in haar stoel. Zijn bureau staat tussen hen in, maar haar blik is zo intens dat het er net zo goed niet zou kunnen zijn. Hij dwingt zich om niet weg te kijken. Hij weet dat het toch geen zin heeft. Zijn echtgenote zal verder praten. Na al hun jaren huwelijk spreekt ze zelfs in zijn hoofd als ze niet bij hem in de buurt is. ‘Je hebt veel te bieden. Els heeft dat gezien. Geef andere mensen de kans ook in jouw hoofd te kijken.’
De lucht voelt opeens kil – in weerwil van zichzelf huivert hij. ‘Jij kijkt in mijn hoofd – is dat niet genoeg?’ En als haar blik te indringend wordt: ‘Privacy staat veel te veel onder druk in de huidige maatschappij. Daar heb ik zonder dit boek al genoeg last van.’
‘Maak van onze realiteit geen algemeen probleem. Algemene problemen kun je negeren omdat je niet gelooft dat je ze kunt veranderen.’ Anna’s stem wordt zachter. ‘Wat er destijds gebeurd is, met dat arme kind…’ Even stokt Anna. ‘Ik wil er ook niet over nadenken. Maar is dat niet precies het probleem…’ Ze grimast. ‘Ik wilde zeggen: het probleem van deze maatschappij, en dan verwijt jij mij dat ik hetzelfde doe als wat ik jou voor de voeten werp. Maar dit is een probleem waar wij wat aan kunnen doen. We kunnen open zijn, mensen durven laten zien wat we echt denken – zelfs als onze gedachten niet fraai zijn. We kunnen laten zien dat we verschil kunnen maken.’
Hij snuift. Fronsend pakt hij zijn telefoon. Hij controleert of hij nieuwe berichten heeft. ‘Hoe heet dat boek?’ bromt hij.
‘Weet Els nog niet. De titel die ze in gedachten had, wil de uitgever niet gebruiken. De titel die ze daarna verzon, is –’
‘Anna…’ Hij strekt zijn hand uit naar zijn vrouw en zij pakt zijn vingers. Met zijn vrije duim streelt hij haar zachte huid. Hij kijkt haar recht aan en laat zich verdoven door haar ogen, door de rust die daar bestaat. ‘Ik wil dit boek niet, maar ik snap waarom jij het belangrijk vindt. Best. Maar zeg tegen die Els dat ze ons vanaf nu met rust laat. Laat ons landhuis weer van ons zijn!’
Anna glimlacht. ‘Is iets ooit echt van ons?’
Matthew zucht, zijn gedachten beu. Heette die film die Zoë zo leuk vindt nou “Let it go”?
Foto: Sean Ferigan