Geweldig! Geweldig!

Het is zomer en het regent. Daarom gaan de wind en ik met de auto naar huis. Omdat ik geen geldig rijbewijs heb, rijdt de wind. Maar de wind heeft denk ik ook geen rijbewijs.

Als de wind drie rondjes over de rotonde heeft gemaakt en er bij alle volstromende toegangswegen getoeterd wordt, lacht de wind stormachtig. ‘Geweldig!’ roept de wind. ‘Geweldig!’ De wind stompt op onze claxon. ‘Dat geluid! Hoor je dat geluid? Het klinkt als hoe ik klink als er gebouwen dicht op elkaar staan en ik heel snel tussen ze door waai. Geweldig! Geweldig!’

‘Je moet niet zomaar toeteren,’ zeg ik. ‘En je moet geen extra rondjes over de rotonde rijden. Dat vinden mensen niet leuk.’

De wind slaat nog een keer op de claxon. ‘Dat geluid,’ grinnikt de wind. ‘Geweldig! Geweldig!’

Ik krijg niet echt tijd om te reageren: een auto die bij de rotonde op ons heeft moeten wachten vanwege de drie rondjes van de wind, snijdt ons zo haarscherp af dat de adem me wordt ontnomen.

‘Geweldig!’ roept de wind, die nog net op de tijd de rem weet te vinden voordat we in het water naast de Noordendijk belanden. ‘Zag je dat! Zag je dat!’

‘Ja,’ hijg ik. ‘Ik zag het. Ik zag het heel goed.’

‘Knap, hè? Harstikke knap dat je zo dichtbij kunt komen met je auto en iemand dan toch niet raakt. Dat kan niet iedereen, hoor! Echt niet!’

‘Rijd alsjeblieft door,’ zeg ik.

Die avond doen de wind en ik het rustiger aan. Het regent nog steeds, zo hard dat midden in juli de kamer om negen uur vol schaduwen is. De wind en ik kijken tv. En we eten chips. Ribbelchips, naturel, want naturel ribbelchips is de lekkerste chips. De wind is dat met mij eens.

Als ik de eerste chips achter mijn kiezen steek, begint de wind weer te lachen. De wind klinkt deze keer als hoge golven die het strand raken. ‘Hoor je jezelf?’ roept de wind. ‘Hoor je jezelf?’

‘Doe nou toch eens rustig,’ zeg ik.

De wind laat nog wat golven op het strand breken. ‘Weet je nog dat je toen je een tiener was die vriendin had? Die ene die altijd overal commentaar op had?’

‘Monique?’ vraag ik.

‘En dat jullie naast elkaar op de bank chips aten en dat zij –’

‘Dat vind ik niet zo’n leuke herinnering.’

‘En dat zij toen zei: “Oh, jij bent ook al zo iemand die niet stil chips kan eten”.’

Ik slik heel zachtjes mijn chips door. ‘Ik voelde me daar best naar bij.’

‘Ja. Maar dat zei je niet, hè? Dat zei je niet! Ik denk dat het een compliment was, hoor. Echt! Echt! Ik denk dat ze het geweldig vond klinken. Geweldig! Dat geluid… dat geluid is precies als een brok ijs dat van een ijsberg losscheurt.’

‘Dat juichen we niet toe,’ snauw ik, ‘dat ijsbergen smelten.’

‘Niet smelten!’ roept de wind. ‘Breken! En ik weet wel dat ze niet moeten breken, maar het is zo’n prachtig geluid. Ik kan ook ijs laten breken. Dat wist je niet, hè? Als ik een héél gure bui heb, kan ik dat.’ De wind blaast in mijn oor.

‘Ik krijg ook een gure bui,’ zeg ik.

‘Tuurlijk!’ roept de wind. ‘Tuurlijk! Want jij bent een beetje raar. Jij vergeet nooit de keren dat jij dingen fout deed, of de keren dat mensen vonden dat jij dingen fout deed. Weet je nog met je rijbewijs? Dat je eindelijk eens je mening gaf aan die-persoon-van-wie-je-de-naam-niet-eens-durft-te-noemen-omdat-je-nog-steeds-bang-bent-van-haar-reactie? En dat zij toen niet inhoudelijk reageerde, maar het nodig vond om een lijstje te geven van alles wat jij volgens haar ooit fout had gedaan? Zij had het over je rijbewijs, hè? Dat je het niet op tijd verlengde en zo. En je vindt het nog erg, hè? Dat is niet geweldig, hoor. Echt niet!’

Ik zeg niets. Ik heb echt een gure bui. Ik weet niet of ik wil regenen of wil stormen, of dat ik ijs wil afbreken. Ik heb in ieder geval weinig trek meer in chips.

‘Hoe kun jij ervoor zorgen dat jij dingen eindelijk eens vergeet?’ suist de wind.

‘Goede vraag,’ zeg ik hoopvol.

‘Ja,’ antwoordt de wind. ‘Ja.’

 

This entry was posted in Blogs.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *