
Dinsdag ging ik met een goede vriendin wandelen in de Biesbosch. Voor de hele week werd er regen verwacht, maar wij baadden in zonlicht. Nog maar een paar honderd meter onderweg zwijmelden wij al bij wuivend riet, met hun halmen die in het lage licht zilver leken te zijn.
We ploeterden door modder en belandden op stevigere paden. Het is fijn wandelen als je elkaar goed begrijpt: we maakten nog net niet elkaars zinnen af, zagen dezelfde schoonheid van gekortwiekte wilgen en stonden samen in stilte bij een boom die zijn goudgele takken in fonkelend, kabbelend water doopte. De goede vriendin schrijft ook; misschien werkten we even aan hetzelfde sprookje.
Die avond kwam de voorspelde regen. De volgende ochtend zat ik onverwacht op de koffie bij iemand uit de kerk. Zij vertelde over bomen waar ze al dertig jaar langs loopt en die ze afgelopen week had gezien alsof het de eerste keer was: glanzend van licht dat God in ze gelegd leek te hebben. Ik herkende het gevoel, en realiseerde me na een paar minuten dat ze sprak over de bomen die in de herfst mijn favoriet zijn: de vuurbomen. Nou ja: de smalbladige es (ik heb gelukkig ook een vriendin die verstand heeft van bomennamen).
‘s Middags liep ik in gure kilte naar de bibliotheek, via de Oranjelaan, waar ik bij mijn eigen vuurbomen (degene die ik het vaakst zie, bedoel ik) vaststelde dat ze, ondanks de regen en de chagrijnige wind, die dag wéér mooier waren geworden. Met van rood, naar oranje en geel variërende kleuren leken ze werkelijk te vlammen. Aan hun voeten hadden ze bladeren gestrooid die inmiddels een tapijt vormden waar je behaaglijk zou willen gaan liggen. Ik weerstond de aandrang maar net. Langs de weg lag één blad van een Japanse esdoorn: losgetrokken van zijn boom, maar helemaal in zijn eentje zijn eigen rode vuur.
Op de terugweg liep ik door het Merwestein Park. De regen was inmiddels stelliger. Dat deed me niets. Door de vriendin die mij namen van bomen leert, weet ik dat ik naar een Kaukasische vleugelnoot keek. De lange peulslierten waarin misschien de noten hebben gezeten, hingen druipend aan de takken, bijna vleugels inderdaad, maar dan wel van vogels die te doorweekt waren om nog te vliegen. Weer genoot ik. In de herfst is zelfs druilerigheid prachtig.
’s Avonds was het serieus slecht weer, maar er was een bidstond voor Project Deshima. Daar kon ik natuurlijk niet ontbreken. De wind trok en duwde om mijn aandacht te vangen. De regen hielp waar dat maar mogelijk was. Ik glimlachte steeds breder.
Ik vind het in de herfst verrukkelijk om in het donker te lopen. De lantaarnpalen zijn tovenaars die mij dingen laten zien die ik nooit helemaal snap, schimmenspellen van licht en duisternis. Door de vele regen die we al hebben gehad, zitten in november de bomen nog vol blad. Waar vlakbij een boom en lantaarnpaal stond, zorgde de wind voor schouwspellen waarin nog meer ronddansende gedaantes hun best deden bij een opvoering. Vlakbij het Wijzigt Park lagen gele esdoornbladen op de stoep. Het leek of ik mijn weg door een pad van sterren vervolgde.
Sinds de klok is verzet en het ’s avonds vroeg donker is, denk ik steeds: Loop nou niet in je eentje door het Wijzigt Park. Maar ik kan de impuls niet weerstaan, dus iedere keer doe ik het toch. Het park is “verbouwd” deze zomer. Er zijn vele bomen omgehakt. Van tevoren vond ik dat verdrietig en belachelijk, maar ik moet toegeven dat het park een mooi nieuw… eh… wijds zicht heeft gekregen. Zelfs de lantaarnpalen die er geplaatst zijn, zijn mooi. Met hun gebogen hoofden en halzen van zwanen, lijken ze op lantaarns uit Parijs. In hun licht glanst zelfs nat asfalt heel charmant.
Ik vond het bijna jammer dat ik mijn bestemming bereikte. Maar de bidstond was belangrijk, en waardevol. Er gebeuren momenteel veel dingen die me onrustig maken. Tijdens een moment van stil gebed zag ik een Japanse esdoorn, onaangedaan door regen en wind, nog volmaakt vuurrood. Even dacht ik dat ik vooral mijn eigen stem hoorde, niet een bericht van God. Maar zelfs dan gaf het me rust.