Ik betrapte er dit weekend op: ik wilde weer een blog over wandelen schrijven. Net op tijd realiseerde ik me dat ik er al zo veel geschreven heb. Ik moest maar eens wat anders schrijven. Eigenlijk heb ik inspiratie genoeg, want de afgelopen maanden heb ik aan een boek gewerkt. Maar dat hou ik nog maar even stil. Alhoewel: stil…
Er ritselt iets. Ik weet niet waar. In een kastje waarvan ik de deur niet goed gesloten heb, of in mijn hoofd. Het is een geluid waarvan ik net zo blij word als van dat eerste licht dat ik laatst op de dijk zag. Dat lage licht dat ieder detail van een boom laat zien: iedere knoest, iedere beginnende knop, iedere verweerde tak, ieder pril blaadje. Dat eerste licht waarin bloesems van de kersenboom blinken als sierraden, terwijl vlakbij de vorst ook fonkelt.
Er ritselt iets. Misschien toch niet in een kast of in mijn hoofd. En misschien is ruisen een beter woord. Ik zag een filmpje dat ze in de stille week in mijn kerk gaan gebruiken. Een echtpaar vertelt over een groot verdriet, maar ook over hoe het oude lied ‘Daar ruist langs de wolken’ hen zo vaak bemoedigde. Er ruist iets, ja, iets dat altijd in de buurt is, ook al voelen we het niet altijd, iets dat altijd het goede met ons voorheeft, ook al geloven we dat niet.
Er ritselt en ruist iets. In mijzelf en om mij heen. Misschien is het creativiteit. Maar dan niet (alleen) die van mijzelf. Onze Maker heeft zo veel meer creativiteit. Die legt Hij in ons en mogen wij gebruiken. Maar wij zijn ook onderdeel van Zíjn creativiteit. Terwijl ik zelf schrijf en meeleef met mijn personages, ben ik benieuwd wat voor plotwendingen Hij voor mij op het oog heeft.
Toch even terug naar dat eerste licht, en naar wandelen. Vanmorgen was ik er belachelijk vroeg uit, en was ik belachelijk vroeg onderweg naar het werk (terwijl ik tot na 21:00 uur bezig ben, dus slim was het niet). Ik zag het eerste licht en vroeg me af waarom het zo’n gevoel van verwachting bij me oproept, waarom als teder roze, verlegen geel en ijl blauw zich vermengen ik altijd denk dat er ieder moment wonderen kunnen gebeuren. Iedere heldere morgen lijkt de hele wereld vol nieuwe kansen. Soms verbaas ik me erover dat ik er nog steeds in geloof.
Er ligt nevel over de dijken, als een bruidssluier waarvan de zoom bijna in het water druipt. Wat verder ligt rijp op de velden, al net zo wit en puur. Bomen strekken stil hun armen op naar de hemel. Hun takken zijn nog kaal, maar ik zie de knoppen, die groot en sterk zullen worden. Ik realiseer me dat ik misschien niet alleen geniet van dat eerste licht, maar ook van het eerste stuk van het herboren worden van het jaar. Alles, alles, alles is nieuw.
Alleen blijft het niet nieuw. Zodra de zon op is en blauw gewoon blauw wordt, als de gloed van het begin is verdwenen, is het lastig om nog in wonderen te geloven. En dat begin van de lente wordt normaal. Straks klaag ik dat het te warm is – sneller dan ik nu wil geloven. Straks is het ook alweer zo vroeg licht dat ik het eerste licht niet meer zie – behalve als ik heel slecht slaap. En als ik slecht slaap geloof ik niet in wonderen.
Ze zeggen dat als je wakker ligt je geen schaapjes moet tellen, maar met de Herder moet praten. Waarom is dat vaak zo lastig in het donker? Ik sta dan liever op, zet mijn pc aan en verlies me in mijn eigen creativiteit. Op zulke momenten wil ik vaak niet denken aan de creativiteit van de Enige die echt schept. Maar nu het weer bijna Pasen is, ben ik me er beter van bewust dat dat geen slimme keuze is.
Christus durfde wel in het donker aan zijn Vader te denken. Hij was bang voordat Hij in de nacht werd overgeleverd aan de mensen die Hem zouden kruisigen. Maar Hij onderging zijn angst. En op Paasmorgen werd Hij het echte Licht. Ik hoop dat ik me daarover zal blijven verwonderen.