Het plezier en de pijn van het schrappen

‘Schrijven is schrappen.’ Dat schrijverscliché heb ik collega’s en stagiaires nu al zo vaak voorgehouden dat ik er zelf moe van word. Niettemin is het waar. Meestal wordt een tekst er beter van als er in wordt geschrapt. Wat ik er gewoonlijk niet bij vertel is hoeveel pijn het snijden kan doen.

Ik schrijf al van ongeveer mijn elfde verhalen en boeken. Vooral bij verhalen beleefde ik veel plezier als ik ging schrappen. Het werd een soort sport. Ik had dan bijvoorbeeld een verhaal van vijftig A4-tjes, en nam me voor om daar drie pagina’s uit te halen. Heel zorgvuldig liep ik de tekst door. Welke omschrijving kon net iets korter? Waar kon een citaat anders worden geformuleerd zodat ik er een regel minder voor nodig had? Het was een kick als ik die drie pagina’s haalde. Meestal ging ik dan verder en haalde er nog een pagina uit, en nog één… Die manier van werken dwingt je kritisch te kijken naar wat je nu eigenlijk gezegd hebt en naar hóe je het gezegd hebt.

Maar toen kwam ‘De Schreeuw van de Pauw’. Dat had een kort verhaal moeten worden, maar – ahum – dat is het eigenlijk nooit geweest. Dat het uiteindelijk net iets minder dan 500 pagina’s telt mag nog steeds een wonder heten. Zodra ik de eerste pagina typte vlogen de ideeën op mij af en dat bleef maar doorgaan. Al snel wist ik dat ik één document in mijn computer niet genoeg was en ging ik hoofdstukken aanmaken. Daar ben ik heel lang mee doorgegaan. De definitieve versie heeft 22 hoofdstukken, maar ik heb boven de dertig gezeten. Op z’n dikst was het boek twee keer zo lang als dat het nu is.

Schrappen dus… ‘De Schreeuw van de Pauw’ was mijn eerste boek waarvan ik dacht dat het uitgevenswaardig was, maar ik was realistisch genoeg om ook te weten dat hij het in zijn dikke jasje nooit zou halen naar de schappen van de boekwinkel. Ik begon de hoofdstukken wat minder lang te maken. Ik gebruikte daarvoor de tactiek die ik bij mijn verhalen had toepast (en waarom ook niet, want sommige van die hoofdstukken waren net zo lang als mijn korte verhalen). In de periode dat ik daarmee bezig was, was ik opgenomen voor mijn binge eating disorder. Ik had zo’n twee uur per week de tijd om aan mijn boek te werken. Het was bijna therapeutisch voor me om mijn personages even te ontmoeten en om de oude kick te ervaren als er weer een pagina uitging.

Later besloot ik dat sommige scènes misschien toch niet zo geschikt waren voor het verhaal dat ik wilde vertellen. Soms zaten die scènes dicht op elkaar. Ik schrapte halve hoofdstukken en knoopte de restanten aan elkaar. Ik kwam terug tot 27 hoofdstukken. Op dat punt had ik eindelijk het lef om andere mensen mee te laten lezen met de eerste hoofdstukken van wat ik had geschreven. De reacties waren enthousiast, maar in ieder geval één persoon mopperde dat het wel érg lang duurde voordat Anna bij Matthew was. Au. Ik wrikte het mes uit mijn hart en probeerde wat te doen met de kritiek.

Gelukkig heb ik in mijn omgeving heel wat mensen die verstand hebben van schrijven én graag lezen. Eén van hen bood zich aan als redacteur. Het was iemand van wie ik wist dat ze eerlijk zou zijn in zowel haar positieve als haar negatieve commentaar. Ik kan het iedereen aanraden om zo iemand in te zetten, hoewel je niet te teergevoelig moet zijn als je het wilt kunnen doorstaan. Mijn redacteur zei het als ze de verhaallijn langdradig ging vinden of als ze iets ronduit irritant vond. De manier waarop ze dat zei was niet altijd genuanceerd.

Ik zal niet beweren dat ik al haar adviezen en tips heb overgenomen, maar ik heb ze wel overwogen met een zo open mogelijk vizier. Tot die tijd had ik vooral dingen geschrapt die ik zelf toch niet zo bijzonder vond als ik eerst dacht. Toen ik eenmaal een redacteur had, schrapte ik ook dingen die wel mooi waren, maar die het verhaal vertraagden. Het was niet leuk om te doen. Hilarische scènes, ontroerende scènes – scènes waar ik ontzettend trots op was… ik haalde ze weg. Complete personages verdwenen uit het boek. Het deed soms pijn, maar toegegeven: het verhaal werd er beter van.

Na de operatie van mijn redacteur hebben nog enkele mensen het boek gelezen. En zelfs toen bleef ik het commentaar horen dat het begin te traag was. Aargh! Tot de één na laatste versie zat er tussen wat nu hoofdstuk één en twee zijn nog een hoofdstuk. Dit specifieke hoofdstuk was jarenlang niet naar mijn zin. Ik heb er eindeloos aan verbouwd en op gezwoegd totdat het wél naar mijn zin was. En geloof me: het was echt mooi. Het was echter ook niet strikt noodzakelijk voor het verhaal dat ik wilde vertellen. Het kon – oh, help – geschrapt worden. Ik heb er weken aan getwijfeld of ik dat echt zou doen. Ik wilde het niet – de gedachte alleen al maakte me misselijk. Toch heb ik het uiteindelijk wel gedaan. Wat is je doel met een boek: je lezer boeien of jezelf amuseren? Ik heb heel veel vreugde ervaren door het schrijven van ieder hoofdstuk van ‘De Schreeuw van de Pauw’. Die neemt niemand me meer af, en die wil ik doorgeven in een vorm die ook anderen zal aanspreken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *