Hoofdstuk Drie

smoke

De volgende morgen was de sfeer bedrukt tijdens de dagopening in de kapel. Terwijl Anna voorlas uit de Bijbel keek Matthew om zich heen. Hij zat naast het spreekgestoelte en kon de hele kapel overzien. Ethel en Poppy zaten allebei met een opgepropte zakdoek in hun handen en de andere vrouwen keken ernstig voor zich uit, alsof ze een begrafenis bijwoonden. Zoals zo vaak was de stemming in de groep veranderd zonder dat hij wist waarom. Alleen Celia Harper-Scott, een vrouw van eind vijftig die familie was van een neef van hem, leek onaangedaan. Ze las mee uit haar eigen Bijbel en had het voldane gezicht van een Farizeeër.

Matthew keek verder. David was afwezig bij de dagopening, een programma onderdeel dat hij gewoonlijk nooit oversloeg – Matthew vroeg zich af of er iets aan de hand was. Gerald Bryers was er wel: hij zat helemaal achter in de kapel, weer in het zwart gekleed, maar deze keer zonder zijn Stetson. Hij hield een onaangestoken sigaar in zijn hand, waarvan hij de punt steeds opnieuw liet neerkomen op de stoel voor hem. Het getik was verrassend goed te horen. Achter hem stond Melinda Hayes, een van de daghulpen uit het dorp Northend. Ze hield haar armen stijf over elkaar gevouwen, had hoogrode wangen en keek naar Geralds achterhoofd alsof zij daar graag ook met iets op wilde tikken.

Anna las intussen verder uit Ezechiël: ‘Toen zei hij: “Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: ‘Dorre beenderen, luister naar de woorden van de Heer! Dit zegt God, de Heer: Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de Heer ben.’” Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. Toen zei hij tegen mij: “Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: ‘Dit zegt God, de Heer: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.’” Ik profeteerde zoals hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.’

Anna keek op en leek ook de stemming in de kapel te peilen. Haar vader tikte nog harder met zijn sigaar. Anna boog haar hoofd weer.

‘Sommige mensen denken dat dit verhaal betekent dat Ezechiël letterlijk skeletten tot leven zag komen, of profeteerde dat dit zou gebeuren. Zelf denk ik dat niet. Ik geloof dat God via een visioen een boodschap van hoop gaf: dat Hij zijn volk Israël, dat op dat moment verloren leek te zijn gegaan, verdrukt en verspreid onder de volken, weer bijeen zou brengen. Ik denk dat we dit verhaal ook heel persoonlijk op onszelf van toepassing mogen laten zijn: dat hoe diep wij ook in ons verdriet verstrikt geraakt zijn, we toch weer geestelijk tot leven kunnen komen.’

Ethel Hickley drukte haar zakdoek tegen haar ogen en begon zacht te huilen. Matthew besloot dat dit niet Anna’s sterkste dagopening was. Meestal vermeed ze tijdens een algemeen praatje verwijzingen naar de dood – er waren te veel gasten die er mee te maken hadden. Hij dacht aan de tijd dat Anna met een schotwond in het ziekenhuis lag, toen ze steeds dichter naar de grens van het leven sloop en de artsen hem iedere dag voorspelden dat ze zou sterven. De laatste maanden kwam het gevoel van wanhoop dat hij toen ervaren had op de meest onverwachte momenten terug. Soms voelde hij het ook zonder dat hij aan Anna dacht. Dan leek zijn hele bestaan betekenisloos, alsof het leven een tweedimensionaal plaatje was waar zijn beeltenis uit was weggeknipt.

‘Er is hoop,’ zei Anna. ‘In het diepst van onze pijn is God nabij. Maar wat is het soms moeilijk om dat te geloven, om te blijven vertrouwen op zijn aanwezigheid, ook als wij daar niets van bemerken. Laten we samen bidden…’

Op het moment dat iedereen zijn hoofd boog, stond Gerald op en stak zijn sigaar in zijn mond. ‘Tijd voor een rokertje,’ zei hij. Hij sprak niet hard, maar in de stilte van de kapel leek het wel zo. Toen hij weg liep klonken zijn stappen als het klappen van een zweep. Het dichtvallen van de deur echode als een neerstortend rotsblok dat de weg naar de vrijheid uit een grot blokkeert.

Melinda Hayes keek naar de deur en toen naar Matthew. Ze was lang en mager, met een wilde bos bijna zwart haar waarin het eerste grijs verscheen. Vaak leek ze op een dienstbode uit de achttiende eeuw, die zonder morren het zwaarste werk deed, maar als haar bloed kookte veranderde ze in een Franse rebel uit dezelfde tijd, die de barricades bemande en schreeuwde om het hoofd van de koning. De blik die ze hem op dat moment stuurde hoorde bij haar tweede hoedanigheid: hij was dwingend en eiste aandacht.

Matthew was niet van plan om onder de indruk te zijn. Hij bracht met zijn eigen blik over dat ze moest wachten, en sloot toen zijn ogen. Bidden bleek echter lastig. Hij vroeg zich af wat Gerald had uitgespookt.

 

Melinda Hayes had nog steeds rode wangen toen ze als enigen waren achtergebleven in de kapel. ‘Uw schoonvader viel gisteravond Poppy Sanders lastig, my lord.’ Ze sprak met een haast die Matthew het gevoel gaf dat Gerald nog bezig was – dat hij gelijk moest ingrijpen. ‘Ik zag ze samen in een gang van de noordvleugel. Hij had haar vast en zij deed heel erg haar best om los te komen. Ik was te ver weg om goed te kunnen zien of…’ Melinda viel stil en maakte gebaren met haar handen die hij niet kon duiden. ‘… Of hij dingen deed die hij niet moet doen, maar het leek er verdacht veel op.’

‘Juist.’ Matthew fronste.

‘Helemaal niet juist,’ snauwde Melinda. Toen bloosde ze weer; de rebel trok zich terug en de dienstbode vouwde haar handen. ‘Sorry. Sorry dat ik zo uitval. Maar Poppy is een klein, zacht ding dat niet weet hoe ze voor zichzelf moet opkomen. Ik weet zeker dat ze veel heeft meegemaakt, ook al zegt ze daar niets over, en ik kan het niet uitstaan dat die… die…’ Melinda kuchte en leek woorden door te bijten die te groot waren. ‘… Dat uw schoonvader zo met haar omgaat,’ bromde ze. ‘Dat heeft ze niet verdiend. Toen ze los was, rende ze weg alsof de duivel haar op de hielen zat, helemaal in tranen. U moet iets doen!’

‘Natuurlijk.’ Hij legde even zijn hand op Melinda’s schouder. ‘Dank je dat je dit verteld hebt.’

‘Graag gedaan.’ Melinda leek wat rustiger te worden. Ze pinkte een traan uit haar ogen, met de punt van haar schort. ‘Fijn dat u ingrijpt. Ik wist wel dat ik op u kon rekenen.’

Matthew liet haar alleen – hij was niet zo in de stemming voor tranen. Hij liep naar de grote salon, waar de koffie en thee werden geserveerd. Gerald stond met Zandra bij het raam en leek diep in gesprek met haar: hij boog zich steeds verder naar haar toe. Zandra keek naar hem op alsof ze zestien was en haar idool zag.

Matthew beet zijn ergernis weg. Zonder plichtplegingen ging hij tussen haar en Gerald in staan. ‘Mijn excuses, Mrs Price,’ zei hij. ‘Gerald, graag een moment van je tijd.’

Matthew liep al bij Zandra weg, maar Gerald bleef staan waar hij stond. Hij nam een diepe trek van zijn sigaar. ‘Hoezo?’

‘Onder vier ogen, graag. En we hebben een niet-rokenbeleid in Northend Abbey. Als je wilt roken, zul je dat buiten moeten doen.’

Gerald nam een nieuwe trek en tikte tegen zijn op dat moment denkbeeldige hoed. ‘Mijn excuses, Zandra – we zullen dit aangename gesprekje laten voorzetten.’ Hij deed een paar stappen bij haar vandaan, maar kwam toen weer tot stilstand. ‘Cubaanse sigaren, Matthew. Nog steeds illegaal in Amerika en ook in Engeland te goed om op een winderig hoekje weg te paffen. Wat is er aan de hand? Vertel het me hier maar.’ Gerald boog zich naar Matthew toe. ‘Schrikken de vrouwtjes van een echte man? Ze zijn natuurlijk allemaal oud en weinig gewend. Weet je dat je moeder me ook al aankijkt of –’

‘Ik stel voor dat je die zin niet afmaakt. Je praat als een karikatuur, Gerald. Waar ik het over wil hebben –’

‘Ik was verrast, moet ik zeggen. Iemand vertelde me dat je moeder lesbisch schijnt te zijn. Ze woont toch samen met jullie huishoudster?’

‘Ze deelt een huis met haar; dat is niet hetzelfde.’

Gerald grinnikte en lurkte weer aan zijn sigaar. ‘Het verklaart veel.’ De oudere man nam hem op. In zijn ogen leek zowel medelijden als neerbuigendheid te liggen. ‘Lastig, kerel. Ik kan me voorstellen dat met zo’n moeder je het niet makkelijk vindt om… Ah, daar is de mooiste dame van het land. Zijn er nog spiegels die je vannacht verteld hebben hoe mooi je bent? Anders doe ik het wel.’

‘Matthew…’ Poppy stond naast Matthew en haar zachte stem, als een lichte bries op een zomerdag, deed hem schrikken. Gerald leek het te zien en grijnsde. Poppy legde haar hand op Matthews arm. Hij voelde door de mouw van zijn overhemd haar vingers zacht op zijn huid. ‘Je moet hem niets kwalijk nemen. Er was niets aan de hand. Echt niet. Melinda heeft het verkeerd begrepen. Ik was… ik was…’

Poppy stokte. Matthew deed wat hij gewoonlijk vermeed: hij nam haar aandachtig op. Zij keek ook naar hem, met grote, pleitende ogen. Niet voor het eerst stelde hij vast dat ze jong en smal was als een onzekere puber, maar de gratie had van een volwassen vrouw. Haar licht getuite lippen waren de belofte van een kus; de huivering in haar spieren, die hij voelde door haar hand heen, gaven hem het idee dat ze bang was dat ze geslagen zou worden.

‘Melinda was erg stellig over wat ze heeft gezien,’ zei hij. ‘Viel Gerald je lastig, Poppy? Zeg het maar eerlijk.’

‘Lastigvallen?’ Gerald snoof. ‘Ik was gewoon met haar in gesprek. Je personeel is hysterisch, Matt.’

Matthew negeerde hem. ‘Als hij onaangenaam doet, kom je naar mij, Poppy. Afgesproken? Anna en ik willen dat je je veilig voelt in Northend Abbey. Als dat niet het geval is, zullen we daar wat aan doen.’

‘Echt?’ vroeg Poppy. De druk van haar hand op zijn arm werd steviger; ze kwam iets dichter bij hem staan.

‘Natuurlijk,’ bromde hij.

Poppy haalde heel diep adem. Ze leek te vechten om haar emoties in bedwang te houden. Even keek ze schuin naar Gerald. Toen keek ze naar Matthew. Haar lippen vormden zich in een glimlach en ze leek minder te trillen. ‘Dank je. Dank je wel. Wat lief van je. Je bent echt lief, Matthew.’ Onverwachts ging ze op haar tenen staan en kuste ze Matthew op zijn rechterwang. Hij voelde niet alleen haar lippen maar ook haar wenkbrauwen tegen zijn huid, en vond het even lastig om adem te halen. Toen trok Poppy zich terug en liep weg. ‘Ik ga naar Marieke,’ hoorde hij haar nog fluisteren.

Gerald bekeek Matthew, trok zijn wenkbrauwen op en lachte luid. ‘Ik krijg steeds meer medelijden met mijn dochter!’

Matthew keek om zich heen en zag dat bijna alle vrouwen naar hem staarden. Hun blikken leken alsmaar ernstiger.

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Vanavond serveerde Eileen Henderson een zomerse pavlova met passievruchten als dessert – ik vond het een apart gerecht voor november. De meeste vrouwen kreunden toen ze het zagen. ‘Veel te lekker,’ riep Zandra. ‘Hoe kunnen we ons nu inhouden?’ Lizzie glimlachte naar Eileen, maar opperde ook dat ze eens wat minder goed haar best moest doen.

Eileen bloosde. ‘Het spijt me, Mrs Keighley,’ zei ze, alsof ze dat oprecht meende. ‘Ik vind het geloof ik te fijn om taart te maken.’ Wat verontschuldigend keek ze in de richting van Matthew, die haar een bemoedigende grimas gaf, maar er verder het zwijgen toe deed. Hij zat weer gewoon aan het hoofdeind van de tafel, ver bij mij vandaan.

Poppy zat wel weer naast mij, en aan mijn andere kant zat Celia, de vrouw die ons er iedere dag aan herinnert dat ze familie van Matthew is. ‘De vruchten die Eileen heeft gebruikt zijn interessant,’ mompelde ze. ‘Zou ze daar iets mee willen vertellen? In welk kamp hoort ze? Voor of tegen Gerald?’

Ik keek haar vragend aan, maar Celia zweeg en glimlachte slechts. Ze leek een kat die haar favoriete maaltje zag. Poppy greep haar servet steviger vast en huiverde alsof ze het weer koud had.

‘Een echt Amerikaans gerecht,’ zei Gerald, toen Eileen de kamer uit was gelopen. ‘Vast ter ere van mijn komst.’ Hij keek de tafel rond alsof hij de pavlova zelf had gemaakt. Zandra en Ethel glimlachten hem stralend toe, maar anderen wendden hun gezicht af. De groep is nu al verdeeld over hem. Op Ethel en Zandra na ziet niemand geloof ik meer charme in hem. Soms lijkt het alsof ze allemaal weten wat Poppy alleen aan mij verteld heeft, over zijn pogingen van gisteravond om zich aan haar op te dringen. Misschien dat ze daarom vandaag allemaal zo stil waren.

‘De Australiërs en Nieuw-Zeelanders maken al jaren ruzie over de vraag wie van hen het dessert bedacht heeft,’ zei Anna. ‘Laten we hun vete niet nog traumatischer maken door een nieuwe kandidaat toe te voegen aan de strijd.’

‘Amerikaans, meisje. Pavlova is Amerikaans. Geloof je ouwe pa nou maar.’

Anna zuchtte en Zandra lachte. ‘Zo oud nou ook weer niet.’…

 

… Zoals gebruikelijk ging ik vanavond nog even naar buiten. Het blijft heerlijk om in het donker in alle rust om Northend Abbey heen te dwalen. Na alweer een zonnige dag was de hemel nog helder: ik zag de maan net boven het silhouet van het bos uitsteken, als een parel op een donkere deken. Haar licht gaf de torens van Northend Abbey en de hoge muren met kantelen een zachtroze glans die ik nooit eerder heb gezien. De uil die ik ergens in de buurt weemoedig hoorde roepen klonk onaards, als een boodschapper uit een andere wereld.

Het normale bestaan was echter vlakbij. Het liefst was ik uren buiten gebleven, maar mijn beenspieren begonnen zeer te doen en mijn energie was bijna op. Toen ik terugliep naar de achteringang rook ik vlak bij de poort naar de binnenplaats de sigaar van Gerald Bryers. De geur leek uit de tuin te komen, alsof hij van een exotische bloem afkomstig was.

De bloem was niet alleen: toen ik de tuin in keek zag ik naast de schaduw met een hoed ook een schaduw die zich tegen hem aandrukte. Ik kon niet zien wie er in zijn armen leunde. Even dacht ik dat het Melinda Hayes was, maar ik durf er geen vergif op in te nemen. Het enige waar ik zeker van ben, is dat het niet Poppy was en ook Zandra of Ethel niet…

 

… Toen ik om elf uur naar bed wilde gaan stond “de man” er weer. Midden op de binnenplaats, compleet onbeweeglijk. Hij leek wel een pop. Ik vroeg me af of ik Matthew moest waarschuwen.

Die vraag werd snel beantwoord. Poppy gooide de deur open alsof ze door wolven werd belaagd. Ze rende de kamer in, trok de gordijnen dicht en probeerde me bij het raam vandaan te slepen.

‘Weg daar,’ hijgde ze. ‘Weg! Het is gevaarlijk!’ Poppy keek naar de gordijnen of ze door de stof heen de man kon zien die twee verdiepingen lager op de binnenplaats stond. Haar ogen waren vol angst en afschuw.

‘Poppy! Wat is er?’

‘Heb je hem gezien?’ hijgde ze.‘Dat is Paul – mijn man. En hij wil me doden.’ Toen begon ze te huilen alsof hij zijn dreigement ieder moment kon waarmaken…

 

© Els van Weijen

 

4 thoughts on “Hoofdstuk Drie

  1. Goed beschreven, al die verschillende persoonlijkheden, stukjes verleden, sfeer, mysterie…..Ik ben nu pas aan hier lezen toe gekomen, net de eerste 3 hoofdstukken gelezen, spannend hoor!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *