Hoofdstuk Eenentwintig

kiss

Richard pakte zijn notitieblok en stond op. ‘Ik neem aan dat jullie begrijpen dat ik jullie niet aanwezig kan laten zijn bij het gesprek met Zandra.’

‘Ook je onbezoldigde personeel niet?’ informeerde Matthew.

‘Mijn onbezoldigde personeel had ik al ontslagen – zoals je heel goed weet.’ Richard keek naar Anna. ‘Ik wil graag dezelfde kamer gebruiken als in het begin. Ik denk dat Zandra hier spraakzamer is dan op het bureau.’

‘En je wilt wat koffie, en nog wat te eten,’ zei Anna.

‘Juist,’ bevestigde Richard. ‘En zeg niet dat daar wel wat tegenover mag staan, want daar trap ik niet in. Alvast bedankt.’ Met die woorden stapte hij de kamer uit.

Anna keek twijfelachtig naar Matthew, alsof ze hem wilde vragen waarom Richard plots zo ernstig was. Toen hij niets zei, pakte ze de telefoon op het bureau om de wensen van Richard aan Eileen door te geven. Ze vroeg haar ook om iedereen te vertellen dat ze vanavond niet gezamenlijk koffie zouden drinken. Daarna liet ze zich in de stoel zakken die Richard had vrijgemaakt. ‘Ik denk dat als we nu bij elkaar komen en Zandra ontbreekt, we vragen oproepen die we liever nog even willen vermijden.’

‘Ik zou er wat voor geven om bij het gesprek te zijn,’ bromde Matthew.

Anna masseerde haar buik, die de afgelopen dagen weer gegroeid leek te zijn. ‘We kunnen speculeren over wat Zandra vertelt. Stel je voor dat je iemand in je winkel krijgt die vraagt naar artikelen die aan je zijn verkocht door iemand die al… hoelang dood is?’

‘Elf jaar.’

‘… Die al elf jaar dood is. Dat maakt je natuurlijk wantrouwig.’

‘Ik kan me niet voorstellen dat Susanna zomaar haar redenen vertelde,’ zei Matthew.

‘En ik kan me wel voorstellen dat Zandra omzichtig is blijven aandringen. Susanna had dat misschien niet eens in de gaten. Ik vermoed dat mensen Zandra heel verkeerd inschatten: ze lijkt een wat lawaaiig typetje dat vooral aan zichzelf denkt, maar –’

‘… Ze heeft van alles door over andere mensen. Ze strooit ze vakkundig zand in de ogen. We zijn in de maling genomen, Anna.’ Het kostte Matthew moeite om het toe te geven. ‘Alweer. Ik vraag me trouwens wel af waarom Luke en Susanna het nodig vonden om twéé mensen deze kant uit te sturen.’

‘Misschien vonden ze dat niet – misschien werken ze niet meer samen.’ Anna wreef nu met allebei haar handen over haar buik en fronste steeds dieper.

‘Pijn?’ vroeg hij.

‘Harde buiken. Ik kan me indenken dat Susanna Luke snel zat is geraakt, zeker als Luke steeds over mij begon.’

‘Wie heeft je dat verteld?’ vroeg hij, haastig en scherp. ‘Richard? Hoe haalt hij het in zijn hoofd!’

Anna keek hem wat meewarig aan. ‘Ik ken Luke al heel lang. Ik weet hoe hij is.’

‘Ik ken Susanna al heel lang,’ bromde hij. ‘En ik denk dat ze het inderdaad niet leuk vindt als een man zijn aandacht aan iemand anders geeft dan aan haar. Maar hoe hebben die twee überhaupt ooit contact kunnen hebben nadat Luke was opgepakt? Ik neem aan dat als Susanna hem in de gevangenis opzocht, dat genoteerd is en Richard het al lang zou weten.’

Anna leek moeite te doen om hem niet nog eens meewarig aan te kijken. Matthew werd er weer aan herinnerd dat ze een crimineel verleden had, met bijbehorende kennis waar hij weinig van wist. ‘Een brief onder een valse naam is snel geschreven. Misschien zijn ze samen tot de conclusie gekomen dat de film waarschijnlijk toch nog hier lag, of misschien hebben ze dat los van elkaar bedacht, toen Susanna de briefwisseling al zat was. In ieder geval hebben ze los van elkaar allebei iemand hiernaartoe gestuurd.’

‘En vond Zandra het zo irritant dat ze een mededinger had dat ze Poppy vermoord heeft? Of heeft Susanna dat probleem opgelost?’

Anna’s blik werd nu aarzelend. ‘Dat lijkt me van allebei onwaarschijnlijk. Van Zandra zeker.’

‘Misschien wilde Zandra op de nacht van de moord Poppy’s kamer onderzoeken om te kijken of zij de film al had en heeft Poppy haar betrapt. Misschien is Zandra in paniek geraakt en heeft ze haar daarom vermoord.’

‘Maar waarom zou ze ’s nachts de kamer onderzoeken?’ riep Anna. ‘Zandra had zich alleen maar hoeven te verontschuldigen tijdens een Bijbelstudie of een dagopening om ongestoord te kunnen rondsnuffelen.’

Matthew zuchtte. ‘Zou Richard het heel erg vinden als we aan de deur luisteren?’

Anna giechelde bij het idee. Toen werd ze weer ernstig. ‘We kunnen Zandra’s spullen maar beter inpakken. Ik denk niet dat ze hier nog te gast zal blijven.’

‘Dat ga je niet zelf doen,’ eiste Matthew. ‘Laat ik het niet merken.’

Anna blies een kus zijn kant uit. ‘Je hebt weer last van je feodale neigingen, lieveling. Heel schattig.’ Ze boog zich wat dichter naar hem toe. ‘Ben je alleen bezorgd over mij of ook over de tweeling? Een heel klein beetje maar?’

Hij streelde haar wang. ‘Wat ik gisteren zei was overtrokken. Natuurlijk geef ik om de tweeling. Ik zal voor ze zorgen. Het is alleen… Ik ben…’

‘Bang?’ suggereerde Anna. En toen: ‘Sorry, verkeerde woord voor jou. Bezorgd dan? Denk je dat ze je misschien niet kunt geven wat je ze wilt geven en vind je dat vooruitzicht vreselijk?’

Hij zuchtte en probeerde zich te richten op wat hij nog maar zo kort geleden beleefd had in zijn werkkamer: het besef dat God er wel degelijk nog steeds was. Het was lastig, maar hij wilde het niet gelijk opgeven. Hij wilde eindelijk weer worden wie hij was: iemand die zorgde voor zijn gezin – iemand op wie Anna kon steunen. ‘Ik was degene die het hardst riep dat ik graag meer kinderen wilde. Ik had van tevoren kunnen bedenken dat de kans dat we een jongen zouden krijgen net zo groot was als een meisje.’

Anna kuste hem, heel nadrukkelijk en heel langzaam. ‘Voordat ik zwanger was, was het vooruitzicht van een zoon abstract. Nu weet je dat je er maar liefst twee krijgt. Dat besef wordt alsmaar concreter en is… overweldigend?’

‘Ik zal er voor je zijn, Anna. Daar kun je van op aan. En ik zal er voor de kinderen zijn. Maar…’

Hij zweeg en Anna zweeg ook. De blik in haar ogen was bijna onverdraaglijk. Te lief, te warm, te begripvol.

‘Het komt goed,’ bromde hij.

‘Ben je toch bang?’ piepte Anna. ‘Sorry, ik weet dat je niet moet zeggen over een man, maar het kan toch?’

‘Een man,’ mompelde hij voor zich uit.

‘Daar moet je niet aan twijfelen,’ eiste Anna, plots fel. ‘Aan het feit dat je een echte man bent, bedoel ik. Lieve help, toen ik jou net kende wankelde ik op mijn benen als iemand alleen je naam maar zei. Ik was zo verliefd. Je beheerste mijn gedachten. Iedere nacht droomde ik van je, Matthew – hele verwarrende, verontrustende dromen voor een meisje dat een keurige christen probeerde te zijn. En als ik niet kon slapen, zag ik je ogen voor me. Hele nachten lang, en het verveelde nooit.’

Het verveelde ook nooit om Anna dit soort dingen te horen zeggen; Matthew had geen slaap meer. ‘Werkelijk?’ fluisterde hij in haar oor, terwijl hij een spiertje in haar nek streelde. Hij kende de gevoeligheden van haar lichaam en lachte toen ze huiverde.

‘Werkelijk,’ fluisterde ze terug. ‘Jij was het grote cadeau van mijn leven – dat ben je nog steeds. Toen ik jou leerde kennen waren alle mannen die ik ooit had ontmoet in mijn herinnering opeens jochies. Als ik in die tijd aan jouw handen dacht, stelde ik me voor dat…’ Ze onderbrak zichzelf voor een kus. ‘Hoe expliciet wil je dat ik word?’

Hij trok zich terug. ‘Miste je me in de jaren dat ik je alleen heb gelaten?’

Anna fronste. ‘Het is dat we afspraken hebben over huiselijk geweld – anders zou ik nu slaan. Wat er in het verleden tussen ons is gebeurd is voorbij. En ik zou dolgraag willen dat wat er verder terug in jouw verleden is gebeurd ook… misschien niet voorbij is, maar dat je ziet dat je door kunt leven. Ik zou willen dat je ziet dat jij een goede vader zult zijn. Ik weet het al.’

‘Voor Zoë, bedoel je. Maar de jongens…’

‘Zullen net zozeer jouw kinderen zijn als dat zij jouw kind is. Je zult ze beschermen met alles wat in je is – je zult van ze houden.’ Anna kuste hem weer. ‘En ik hou van jou.’

Bijna huilde hij – hij hield zich voor dat het wel door de vermoeidheid zou komen. Hij pakte haar vast en vertelde zichzelf dat hij het niet zou opgeven. Nooit. Hij zou weer op God leren vertrouwen, op een of andere manier die hij nu nog niet begreep.

 

Na een uur kwam Eileen Matthew en Anna melden dat DI Mather hen wilde spreken. Bij de kamer waar Richard zijn gesprek hield met Zandra, kregen ze geen kans om te kloppen: Richard zwaaide de deur al open. Hij grimaste hen toe. ‘Lord en Lady Northend, Mrs Price wil u graag nog even bedanken voor uw gastvrijheid voordat zij met mij meegaat. Voor de volledigheid: ik heb haar net gearresteerd.’

‘Waarvoor precies?’ wilde Matthew weten.

Richard fronste, alsof hij niet in de stemming was om vragen te beantwoorden. ‘Op dit moment voor mogelijke medeplichtigheid aan moord. En voor poging tot diefstal.’

‘Diefstal?’ klonk het uit de kamer. ‘Was het maar waar: ik heb nooit wat gevonden. Doe normaal, Richard. Je bent een knappe kerel, maar het is je in de bol geslagen. En ik weet heus wel dat je “Lord en Lady Northend” gewoonlijk bij de voornaam noemt. Wat probeer je te bereiken door opeens formeel te zijn? Matthew, is het je trouwens opgevallen dat dat politiemannetje op je lijkt? Maar jij bent knapper, hoor.’

Richard draaide zich om. ‘Mrs Price, ik stel voor dat u een andere toon aanslaat. U wilde nog even spreken met Lord en Lady Northend. Die kans geef ik u, maar alleen als u zich weet te gedragen.’

‘Je wilt gewoon horen wat ik te zeggen heb – anders had je me al lang afgevoerd.’ Zandra zag er strijdlustig uit, maar zodra Matthew en Anna de kamer in liepen veranderde haar gelaatsuitdrukking. ‘Sorry,’ zei ze, terwijl Anna tegenover haar ging zitten. ‘Toen Susanna met haar plan kwam, dacht ik alleen: “Lekker een tijdje in een kasteel – even geen drukte aan mijn hoofd.” Een soort vakantie met wat spannende activiteiten waar je niet extra voor betaalt. Het klonk me als muziek in de oren. Maar jullie zijn goede mensen.’

‘Stond je echt in contact met Susanna?’ vroeg Anna.

Zandra schokschouderde. ‘Ze kwam in de winkel en was wat al te nieuwsgierig naar de vorige graaf van Northend. Ik wilde weten waarom. Toen ze voor de vijfde keer op bezoek kwam, had ik een paar goede flessen wijn klaarstaan. Tegen de tijd dat die op waren, vertelde ze alles. Ik heb haar gezegd dat het onwaarschijnlijk was dat na zo veel jaar geen van mijn klanten een film gevonden zou hebben als die in een la lag, zelfs als het een geheime la was – mijn klanten zijn bij meubilair altijd nieuwsgierig naar verborgen plekjes. Het leek mij logischer dat de film was achtergebleven waar hij was gemaakt. En toen besloten we…’ Zandra maakte haar zin niet af en keek naar Matthew, die met zijn handen op zijn rug naast Anna’s stoel stond. ‘Het spijt me voor je. Van die film, bedoel ik. Ik zou het echt nooit achter je gezocht hebben.’

Matthew knikte, maar had geen idee wat hij moest zeggen. “Dank je wel” leek hem niet de juiste respons.

‘Dank jullie wel voor jullie vriendelijkheid de afgelopen weken,’ zei Zandra. ‘Sorry dat ik er zo mee om ben gegaan. En ik heb Poppy niet vermoord. Laat dat duidelijk zijn.’

‘Maar je hebt wel geprobeerd haar kamer binnen te komen,’ zei Matthew.

Zandra zuchtte. ‘Het was allemaal een stomme samenloop van omstandigheden. Susanna zei dat Luke waarschijnlijk ook een mol in Northend Abbey had, maar ze had geen idee wie het was. En toen kwam Ethel naar me toe omdat ze liep te twijfelen wat ze moest doen nadat ze het gesprek tussen David en Poppy had gehoord. Ze was zo van streek dat ik me bijna schuldig voelde over hoe blij ik was. Doordat zij mij in vertrouwen nam, kwam ik te weten dat Poppy de mol was die Luke had gestuurd.’

Matthew dacht Zandra de uitdrukking “mol” waarschijnlijk van Susanna of van politiefilms kende – het leek hem geen woord dat ze gewoonlijk gebruikte, behalve als ze het over dieren had. ‘En toen?’ vroeg hij.

‘Toen gaf ik Ethel oxazepam – maar alleen omdat ze van streek was, niet omdat ik allerlei plannen aan het maken was. Ik ben die nacht niet bij Poppy aan de deur geweest. Dat heb ik ’s ochtends pas gedaan. Poppy ging altijd heel vroeg douchen. Toen ik wakker werd om half zeven, ging ik ervan uit dat ze wel in de badkamer zou zijn. Ik ben even aan haar deur geweest, maar ik kreeg hem niet open – gelukkig. Ik had niet graag haar lijk gezien.’ Zandra huiverde overdadig.

‘Het spijt me,’ zei Anna. ‘Dat het zo gegaan is. Dat je niet…’ Ze zweeg.

‘Dat ik niet gewoon overspannen was en daarom op bezoek kwam?’ Zandra zuchtte. ‘Ik vind het ook jammer. Ik had nooit aan deze stunt moeten beginnen. Nu zal ik Nick moeten uitleggen dat we dit jaar niet naar het Caribisch gebied kunnen met Kerst – hij zal niet blij zijn. Hij vond dit toch al niet zo’n goed idee.’

‘Soms loont het om te luisteren naar je man,’ mompelde Matthew.

‘Onthoud dat maar, Anna.’ Richard stapte op Zandra af. ‘We vertrekken naar het politiebureau.’

‘Eén ding nog,’ zei Zandra, met nieuwe urgentie. Ze keek Matthew aan. ‘Je moet echt uitzoeken waar dat paard van Gerald vandaan komt. Een van de eerste dagen dat hij hier was, nodigde hij me uit voor een ritje. Dat leek me wel wat – ik hou van paardrijden en Gerald leek me ook wel wat, na dertig jaar Nick. Maar toen ik begon te vragen waar hij Lightning Strike vandaan had, werd hij steeds onaangenamer. Hij deed of hij niets meer met me te maken wilde hebben.’ Zandra liet haar lange donkere haren zwiepen. ‘Onzin natuurlijk. Ik ben een tijdje blijven aandringen. Hij bleef maar beweren dat hij het cadeau had gekregen, maar geloof me: zoiets krijg je niet cadeau. Dat heb ik hem ook gezegd.’

Richard greep in. ‘Mrs Price, ik ben een politiefunctionaris; dit kunt u met mij bespreken in plaats van met de schoonzoon van de paardendief.’

‘Maar hem vertrouw ik,’ beet Zandra. Toen stond ze op en gaf ze Matthew en Anna een snelle knuffel. ‘Dank jullie wel. Voor alles.’

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Ik ging naast Susanna op mijn bed zitten en had het gevoel dat ik plaatsnam naast een wild dier. Een slang, zou ik bijna zeggen, maar dat is misschien een te groot cliché. In ieder geval een dier dat onvoorspelbaar is. Een tijger in een circus, waarvan je weet dat je hem omzichtig moet benaderen: dat hij getemd is betekent niet dat hij je niet kan doodbijten.

Susanna drukte me de foto in handen die ze me eerder had gestuurd: van een moment dat ik al achter haar laptop zat. ‘Wil je dat ik deze aan Matthew laat zien?’

‘Ik denk niet dat Matthew het me zou verwijten.’

‘Hij is die dag ook bij me op kantoor geweest, maar hij is overal van afgebleven. Je zou een voorbeeld aan hem moeten nemen. In meerdere opzichten: hij zou begrijpen dat als er bewijs is van zulk gedrag, je het beste maar keurig kunt ingaan op de eisen van degene die je benadeeld hebt.’

‘Waarom wilt u met me praten? Ik kan u niets vertellen. En waarom wilde u steeds op zo’n zichtbare plek afspreken?’

Susanna lachte zacht, bijna heimelijk. ‘Omdat ik wist dat je niet zou komen – het was een test. Een test waar jij natuurlijk voor gezakt bent.’

‘Ik was er vandaag. Waar was u?’

‘Ik had een interessant gesprekje met de politie.’ Susanna trok de foto uit mijn handen. ‘Je spant samen met Gerald, hè? Al je verhalen dat je niet met hem mee wilde werken maar wel moest omdat je niet zonder je drugs kunt, waren onzin – jullie willen mij kapotmaken.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Nee – echt niet.’

‘Nou, ik maak Gerald kapot – en jou erbij. Het doet er niet toe of er wat over je te vertellen is of niet, ik vind het of ik verzin het.’

‘Miss Brentwood, ik heb niets gedaan. Ik was nieuwsgierig naar wat er op uw computer stond, maar dat zou u in mijn positie ook zijn geweest.’

‘Ik ben een journalist. Jij bent…’ Ze nam me op. ‘Jij bent eigenlijk helemaal niets.’

‘U vertelt me niets dat ik nog niet weet. Vertel me liever waarom u hier bent – wat u van me wilt.’

‘Informatie. Ik had hier iemand die de boel voor me in de gaten hield, maar ik denk dat dat zal veranderen. Ik wil dat jij me op de hoogte houdt.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Ik ben geen spion.’

‘Ik begreep dat Gerald je niet meer naar de supermarkt brengt,’ zei Susanna. Haar stem was opeens zoeter.

‘Als u denkt dat ik mijn principes opgeef omdat ik straks geen snoep meer heb, dan –’

‘Hoeveel heb je nog?’ vroeg Susanna.

‘Steeds minder. En u hoeft me niet zo aan te kijken. U denkt dat dit gesprek eigenlijk belachelijk is – dat het niet waar kan zijn dat iemand net zo naar eten kan hunkeren als naar drugs of drank. Maar het werkt precies hetzelfde. Ik ben jarenlang opgestaan met het idee dat ik geen snoep meer wilde – dat ik walgde van hoe ik eruitzag. Ik wist heel goed dat eten me niet blij zou maken. En toch stond ik dan ’s middags weer bij de supermarkt.’

‘Omdat je geen discipline hebt.’

‘Nou en of dat ik discipline heb. Ik werk niet met u mee. Als u Matthew en Anna kapot wilt maken, zult u daar andere mensen voor moeten vinden.’

‘Matthew en Anna?’ Susanna lachte weer, minder verborgen. ‘Mag je ze zo noemen, of droom je er alleen maar van dat dat mag?’

‘Zo mag ik ze noemen. Ik ben bij ze te gast – iets dat u me niet kunt nazeggen. Ga weg, Miss Brentwood. Ik help u nog niet aan de kleinste klodder informatie.’

Ze stond op en keek op me neer. ‘Verliefd en heldhaftig. Ik neem aan dat je jezelf zo ziet. Dit is je laatste kans, Marieke. Of je geeft me je emailadres zodat ik je kan bereiken en jij voor me kan uitzoeken wat ik wil, of –’

‘Tot ziens, Miss Brentwood.’…

 

 

© Els van Weijen

2 thoughts on “Hoofdstuk Eenentwintig

  1. een samenzwering lijkt mij tussen de personages maar ik ben er nog niet helemaal uit.
    Goed gedaan Els, je blijft een mysterie maar geweldig!!!!!!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *