Hoofdstuk Negenentwintig – Leugens, Nederlandse en Italiaanse

EOYUQNT97A

De rest van de week werkte ik, harder dan ooit tevoren. Ik vond mijn baan nog steeds leuk; ik kreeg energie van de kennis die ik vergaarde en van de plannen die ik samen met de afdeling opzette. We maakten al een begin met de uitvoering en dat liet nog meer adrenaline door mijn bloed stromen. Thomas begon intussen meer op zichzelf te lijken. Als ik hem op de twintigste verdieping tegenkwam, was hij vriendelijk maar zei hij niet veel.

Brigitte was spraakzamer. Ze ging niet in op het bericht dat ik gestuurd had, maar bleef zelf wel nieuwe berichten sturen. De inhoud ervan werd steeds extremer. Ze zei dat het vreselijk was geweest om met mij een huis te moeten delen: het verbaasde haar niet dat Thomas me op afstand hield. Ik liet maar weer eens zien hoe pathetisch ik was door me op het werk aan hem op te dringen; daar zat hij echt niet op te wachten. Ook legde ze me uit hoe hypocriet ik klonk als ik het over God had: ‘Christenen moeten hun naasten liefhebben, maar dat kun jij helemaal niet,’ beweerde ze. ‘Jij bent alleen in jezelf geïnteresseerd.’ ’s Avonds laat, als ik weer eens niet kon slapen, vroeg ik me af ze gelijk had.

Op vrijdag werd er op het bedrijf een receptie gehouden waarbij het personeel alsnog de kans kreeg om Thomas officieel terug te verwelkomen. Ik had een jurk meegenomen naar kantoor en kleedde me na het werk snel om. Martin mopperde weer toen hij me zag. ‘Dat kun je die man niet aandoen, Caroline. Je speelt vals.’

‘Ik neem aan dat je met “die man” Thomas bedoelt. Die man behandelt me al de hele week alsof ik gewoon personeel ben.’

‘Dat is een goed teken. Dan twijfelt hij niet meer aan jouw –’

‘Dat is helemaal geen goed teken. En kom nu mee. Ik neem aan dat je een vreselijke speech hebt voorbereid?’

Dat laatste bleek een juiste inschatting. Terwijl Thomas naast hem op het podium stond, overpeinsde Martin met het personeel de vraag of ze de feestjes die de laatste jaren normaal waren geweest wel konden blijven vieren. Hij vermoedde dat “iemand” het niet zou waarderen als ze weer smeerolie door de gangen spoten om hun limbofestiviteiten soepeler te laten verlopen. Martin zuchtte. ‘Het is natuurlijk leuk dat onze baas nog leeft, maar wel onpraktisch. Nieuw-Zeelanders schijnen principes te hebben – ze schijnen die principes zelfs belángrijk te vinden. Eerlijk gezegd begrijp ik niet waarom: mij zijn principes nooit goed van pas gekomen.’ Terwijl er om mij heen in de zaal gegniffeld werd, luisterde ik met kromme tenen toe: ik vroeg me af of Martin wel besefte dat Thomas’ principes tot de hele situatie met Clark hadden geleid.

‘Misschien had ik in het verleden net niet genoeg principes,’ mompelde Thomas. ‘Ik vraag me af waarom het ooit een goed idee heeft geleken om jou aan te nemen.’

‘Principes en het vermogen om subtiel te formuleren gecombineerd in één persoon. Briljant.’ Martin huiverde. ‘Maar goed, beste mensen: ik stel voor dat we die rare geruchten over excessen bij onze feestjes geen verdere voedingsbodem geven. Vanaf nu gaan we ons weer gedragen. En goed onthouden: aan drugs doen wij ook niet en hebben wij nooit gedaan. Ik hoop dat jullie iedereen die ernaar vraagt zullen vertellen dat ik jullie altijd aangeraden heb dat je beter fruit kunt eten – kiwi’s bijvoorbeeld. Dat doet me denken: ik heb toch al eens een officiële mail gewijd aan de mogelijkheden die dat fruit biedt? Geperste kiwi, gemalen kiwi, gestoorde –’

‘Martin…’

Martin draaide zich naar Thomas toe. ‘Vergeef me mijn onzinverhaal, beste vriend – ik word altijd wat nerveus als ik naast mijn baas sta. Vergeef me ook voor wat ik nu in alle ernst ga zeggen: ik ben God dankbaar dat je terug bent. Iedere dag is het een voorrecht om weer met je samen te werken. Iedere dag ben ik blij met je vriendschap.’

Thomas sloeg hem op de rug. ‘Dank je. Ik waardeer jouw vriendschap meer dan ik laat zien.’ Zijn gelaatsuitdrukking zag er wat stroef uit toen hij de zaal in keek, alsof hij dacht aan die andere man die hij zijn vriend had genoemd. ‘Laat ik het kort houden en proberen niet emotioneel te doen – dat wordt al snel gênant. Ik zal nadenken over die smeerolie, maar ik hoop dat jullie begrijpen dat ik ook de belangen van onze schoonmakers in het oog wil houden – ik snap nu waarom ze op mijn eerste werkdag bijna allemaal bij me kwamen klagen over hun werkomstandigheden. Drugs sta ik inderdaad niet toe; dat is zo vanzelfsprekend dat ik er verder niet over uitwijd. Dank jullie wel voor het enthousiasme waarmee jullie mij hebben terugverwelkomd. Het is fantastisch om weer bij jullie te zijn.’ Er werd gejoeld en er ging applaus op, maar Thomas schudde zijn hoofd. ‘Ik stel voor dat jullie het applaus bewaren voor Caroline Jacobs, jullie nieuwste collega. Zij maakt het helemaal perfect om weer te kunnen werken.’ Zonder dat hij me leek te moeten zoeken, wees hij me aan in de menigte. Maar terwijl ik bedolven werd onder geluid, applaudisseerde hij zelf niet.

 

Thomas kwam die avond niet naar me toe. Zelf deed ik wel pogingen om bij hem in de buurt te komen, maar zijn personeel liep in de weg. Ik zag Sally Ward veel te vaak om hem heen draaien. Thomas lachte een paar keer om iets dat ze zei. Voor de duidelijkheid: ik was niet jaloers, hoewel Sally uitgebreid haar decolleté aan haar hoogste baas toonde. Ik wendde me af en besloot andere “Garlandians” beter te leren kennen.

Rond middernacht werd ik opnieuw met Sally geconfronteerd. Toen ik de toiletten in liep zag ik haar iets opsnuiven. ‘Ik ga ervan uit dat dat geen zeep is,’ zei ik. ‘Je kunt je drugs beter doorspoelen als je hier een toekomst wilt hebben. Mr Garland meende wat hij zei.’

Sally kwam overeind en spreidde haar modellenlengte in volle glorie tentoon. Haar ogen waren groot en glanzend. ‘Oei, nu ben ik bang. Ga jij hem vertellen wat je hebt gezien? En gelooft hij je dan? Volgens mij is hij niet zo onder de indruk van wat je hem vertelt. Hoe kan het ook anders, als je hem in de steek laat zodra je hem terugkrijgt?’

‘Ik weet niet wat dat er allemaal mee te maken heeft. Thomas staat geen drugs toe in dit gebouw. Punt. En misschien moet ik je eraan herinneren dat ik je leidinggevende ben.’

Ze lachte. ‘Voor hoelang?’ Toen liep ze naar een wc en sloeg de deur dicht.

Ik liep de zaal weer in en zocht Thomas op. Hij stond met een van de bedrijfsjuristen te praten, maar glimlachte me over de schouder van de man toe. Ik ging naast hem staan en hij legde een arm om mijn middel. De jurist verontschuldigde zich al snel.

‘Zo!’ zei Thomas. ‘Eindelijk is mijn mooiste personeelslid bij me.’ Even gleden zijn lippen langs mijn wang. Ik verbaasde me over zijn vrijmoedigheid, zeker in het openbaar, en nam wat afstand.

‘Ik zag Sally Ward net. Volgens mij was ze drugs aan het snuiven.’

‘Hm… Ik zal haar erop aanspreken, maar moeten we het daar nu over hebben?’ Weer voelde ik zijn lippen langs mijn gezicht.

Ik nam nogmaals afstand. ‘Ik ben niet zo blij met haar. Ze suggereert constant dat het niet goed tussen ons gaat en ze neemt mijn positie totaal niet serieus.’

Thomas grinnikte. ‘Wat verwacht je dat ik zeg? Ik zou heel graag willen dat jij je positie ook niet serieus nam. Als we morgen uit eten gaan, praten we hopelijk niet over het werk. Zullen we dat van tevoren maar vast afspreken?’

Opeens was ik het zat. Ik drukte me tegen hem aan en liet hem merken dat hij niet tevreden moest zijn met een kus op mijn wang – ik eiste zijn lippen op.

‘Caroline,’ gromde hij, maar ik had niet de indruk dat het een teken van protest was. Al waren we zichtbaar voor het complete personeelsbestand, hij trok me nog dichter naar zich toe. Ik plaagde zijn mond en zijn kaken, en liet hem de vormen van mijn lichaam voelen – ik deed alles wat mogelijk was zonder aanstoot te geven.

Toen Thomas’ ademhaling onregelmatig werd, maakte ik me los. ‘Misschien wil je dat ik morgen helemaal niets zeg? Dat zou makkelijk zijn, hè, als we elkaar alleen maar hoefden te voelen? Maar we hebben ooit afgesproken dat we zouden praten, al lijk je dat tegenwoordig te willen vergeten. Denk daar vannacht maar eens over na.’

‘Caroline, doe niet zo dwars. Ik –’ Thomas greep mijn arm, maar ik was hem te snel af.

‘Welterusten, lieveling,’ zei ik, en ik liep weg. Achter me hoorde ik hem opnieuw grommen. Ik nam aan dat het van frustratie was, en wenste hem die van harte toe.

 

De volgende dag was ik vroeg op. Ik trok wat gemakkelijks aan en negeerde mijn laptop. Alleen mijn telefoon bekeek ik. Meestal liet Brigitte haar berichten midden in de nacht achter.

En inderdaad: ‘Thomas leeft, maar jij gaat dood. Daar zal ik voor zorgen, hoogstpersoonlijk. Hoelang denk je dat hij om je zal rouwen? Ik denk dat het maar heel kort is. Ik denk dat hij nu al naar andere vrouwen kijkt. En geloof maar niet dat hij tot een bruiloft wacht om bij ze in bed te stappen.’

Ik ademde diep in en hield mezelf voor dat Brigitte in de war was. Maar ik vroeg me ook opnieuw af hoe ze zo precies wist wat er in mijn leven speelde. Soms geloofde ik bijna serieus dat ze op afstand toegang tot mijn telefoon en mijn laptop had. Ik probeerde me te vaak te herinneren of ik ze toen Brigitte nog in het penthouse woonde wel eens onbeheerd achter had gelaten.

Die dag hoopte ik antwoorden te krijgen op mijn vragen: via de bedrijfsjuristen van Garland Oil had ik het adres van Guy kunnen achterhalen. Ik had even moeten slikken toen ik hoorde waar hij woonde: Belgravia, een van de duurste wijken van Londen. In voorbijgegane eeuwen hadden adellijke families hier hun stadsresidenties gehad. Nu woonden er erg rijke mensen van over de hele wereld. Ik vroeg me af wie en wat Guy precies was.

Die vraag kwam opnieuw in me op toen een bediende de deur voor me opendeed en ik in een zitkamer moest wachten terwijl hij ging kijken of Mr Johnson thuis was. Ik nam aan dat hij bedoelde dat hij ging vragen of Guy in de stemming was om mij te ontmoeten.

Dat bleek het geval te zijn. Ik werd naar een volgende kamer geleid, een grote salon die naar boenwas en leer rook en gevuld was met donkere fauteuils en schilderijen van jachttaferelen. Guy stond op en schudde me de hand. ‘Caroline. Welkom. En gefeliciteerd: wat een wonder dat je verloofde nog leeft.’ Hij glimlachte niet bij wat hij zei.

‘Dank je,’ mompelde ik. ‘Ik ben er nog steeds erg blij mee.’

Guy wees naar een stoel. ‘Neem plaats.’ De woorden klonken als een bevel. Vervolgens vroeg hij de man die me gebracht had op vriendelijker toon om twee espresso’s te brengen. Nadat de bediende vertrokken was, kwam Guy bij me zitten, stijf rechtop. ‘Mag ik hopen dat je op zoek bent naar Brigitte?’

Ik knikte. ‘Ik wil graag met haar praten.’

‘Ze woont hier niet. Ze heeft maar één nacht onder mijn dak doorgebracht, de nacht waarin het nieuws over Mr Garland bekend werd. Ze nam het niet goed op, ben ik bang.’

‘Ze is weggegaan vanwege Thomas?’

‘Ze is weggegaan vanwege jou.’

Ik staarde Guy aan. Hij keek terug, koud en stil als een dag waarop de temperatuur niet boven nul uitkomt.

‘Misschien kun je dit verhaal beter van voren af aan vertellen,’ kuchte ik.

Guy leunde een klein beetje achterover, legde zijn hoofd tegen de zitting van zijn stoel en sloot zijn ogen. ‘Toen ik Brigitte ophaalde uit je appartement wilde ik haar veiligheid bieden. Ze vertelde dat jij haar lastigviel. Ze zei dat je lesbische gevoelens had en je aan haar opdrong.’

Ik was opeens blij dat hij zijn ogen dicht had. ‘Dat is niet waar.’

‘Misschien.’ Guy deed zijn ogen weer open. ‘Haar redenen om naar me toe te komen deden er eigenlijk niet toe. Ik was gelukkig dat ik een aanleiding had om haar bij me te houden. Ik ben niet zoals jij. Ik zou niet constant kritiek op haar gehad hebben. Ik zou haar niet weggewenst hebben.’

‘Ik had niet constant kritiek op haar. Ik heb zelf aangeboden dat ze bij me kwam wonen. Maar ze ging zich steeds raarder gedragen. Ze is behoorlijk onaangenaam geweest. Ik ben erachter gekomen dat ze over van alles heeft gelogen. Ze heeft verhalen over haar ex-vriend in Nederland verteld die helemaal niet waar zijn.’

De bediende van Guy kwam terug met onze espresso’s. We zwegen terwijl hij de kopjes neerzette. Hij had ook amandelkoekjes bij zich. Ze roken of ze vers gebakken waren.

‘Wie ben jij eigenlijk?’ fluisterde ik toen de man wegliep. ‘Een of andere lord of zo? Of een ondernemer die van ieder idee een succes maakt en multimiljardair is voor zijn dertigste? Ik schaam me zo meteen vast omdat ik het niet wist.’

‘Ik ben niemand in het bijzonder. Ik ben alleen goed in geld verdienen en kan me daardoor het een en ander veroorloven. Ter zake: wie beweert dat Brigittes verhalen niet waar zijn? Vincent zelf? Ze heeft me over hem verteld. Een onbetrouwbaar sujet.’

‘Ik heb de bedrijfsjuristen van Garland Oil navraag laten doen. Zij –’

‘Je hebt juristen het verleden van je vriendin laten uitpluizen? Roerend.’

‘Ik ben gewoon bezorgd. En het lijkt erop dat Vincent de waarheid vertelde. Ze –’

‘Ik hoef geen roddels te horen. Brigitte is de vrouw van wie ik altijd gedroomd heb. Ze heeft me…’ Even zweeg Guy; er gleed een trek over zijn gezicht alsof hij lichamelijk pijn had. ‘Ik heb je geloof ik verteld dat ik haar tegenkwam in een bar. Ze zat in haar eentje mineraalwater te drinken terwijl om haar heen groepen luidruchtige collega’s dronken werden. Dat ontroerde me al. Ze was kwetsbaar maar liefdevol. Zij heeft me in één nacht alle warmte gegeven die ik mijn hele leven gezocht heb. Ik mis haar. Ik mis haar vreselijk, Caroline.’

Ik voelde me schuldig en wist niet eens waarom. Haastig richtte ik mij op mijn verstand. Ik wilde informeren of hij het niet vreemd vond dat Brigitte een bar had uitgekozen om in haar eentje mineraalwater te drinken. Ik vroeg me af of het niet tegenstrijdig op hem overkwam dat ze erop had gestaan dat zij in het penthouse de nacht doorbrachten en tegelijkertijd beweerde dat ik me seksueel aan haar opdrong. Maar ik hield mijn vragen voor me. ‘Ze ging de avond dat ze hier kwam ook alweer weg,’ mompelde ik, in de hoop dat Guy verderging met zijn verhaal.

‘In de auto hoorden we het nieuws over Mr Garland. Toen we hier binnenstapten vroeg ze gelijk of de televisie aan mocht. Ze bleef maar kijken naar de berichten, en ze bleef herhalen dat het niet eerlijk was. Ik begreep niet goed waarom, maar ze zweeg over de details, behalve dan dat jij anders bent dan de mensen denken. Ze zat nog voor de televisie toen ik naar bed ging. De volgende dag was ze verdwenen, met al haar bezittingen en met enkele… van mijn snuisterijen. Ik heb een privédetective ingehuurd om haar op te sporen. Niet om haar verleden uit te pluizen en niet omdat ik mijn eigendommen terug wil. Ik ben bezorgd om haar. Ik houd van haar. Maar ze is onvindbaar.’ Guy beet op zijn lip, alsof de pijn alsmaar erger werd. ‘Ik bel haar iedere dag. Ze neemt nooit op.’

‘Mij stuurt ze juist heel regelmatig berichten. Ze weet dingen over Thomas en mij die ze helemaal niet kán weten, bijvoorbeeld dat ik nu voor hem werk en dat we niet…’ Ik kuchte. ‘Toen ik Vincent sprak verbaasde hij zich ook over wat Brigitte allemaal wist. Vroeger beweerde ze dat hij haar tijdens hun relatie probeerde te controleren, dat hij van haar eiste dat ze constant liet weten waar ze was en met wie. Volgens Vincent is dat niet waar en is wat Brigitte over hen vertelt in werkelijkheid gebeurd tussen Kim, de vrouw met wie Vincent uiteindelijk getrouwd is, en haar ex. Soms denk ik dat ze manieren heeft om ons in de gaten te houden, via de computer of zo.’

Guy vouwde zijn handen in elkaar. ‘Je verhaal begint te lijken op een niet bijster overtuigende spionagefilm.’

‘Ik ben echt ongerust. Ik vind Brigitte bedreigend. Soms scheldt me uit. Ze zegt dat ze ervoor zal zorgen dat ik doodga.’

Guy zette zijn espresso neer. ‘Je liegt. Ik wil niet dat je Brigitte beledigt, of mijn verstand. Het lijkt me beter dat je nu vertrekt.’

‘Ik meen het, Guy. Ze…’

‘Tot ziens, Caroline. Of vaarwel: het lijkt me voor ons beider welzijn beter als we elkaar nooit meer spreken – in ieder geval niet over Brigitte.’

Ik vertrok.

 

Die avond huilde Maria toen ze me in de armen viel. Gewoonlijk was ze niet erg spraakzaam en liet ze haar gevoelens door voedsel zien, maar deze keer bleef ze maar naar woorden zoeken. De meeste verstond ik niet, maar het was duidelijk dat ze blij was dat Thomas en ik samen op bezoek kwamen. Marcello stond verzaligd naast haar. ‘L’amore,’ riep hij. ‘L’amore conquista tutti.’

Thomas glimlachte toen wij aan ons vaste tafeltje plaatsnamen en het echtpaar zich naar de keuken spoedde. ‘Begreep je wat Marcello zei?’

‘Ja. Wat een stelletje huichelaars zijn wij.’

‘Nee, hoor. Ik heb hier al een keer gegeten; ze zijn op de hoogte.’

Op de een of andere manier voelde ik me bij die wetenschap nog ellendiger. Ik overwoog in alle ernst om die avond maar een glas wijn te nemen. Waarschijnlijk zou ik zo zelfs champagne aangeboden krijgen. Hoelang Marcello ook al wist dat ik geen alcohol dronk, hij weigerde dat besluit serieus te nemen.

Thomas pakte mijn handen. ‘Hoe is de stemming vandaag?’ vroeg hij, terwijl hij mijn vingers streelde. ‘Halfzwaar bewolkt met af en toe een bui?’ Zijn milde stem en de zachte druk van zijn handen betoverden me; opeens voelde ik een bijna onbedwingbaar verlangen naar zijn omhelzing.

Ik trok mijn handen terug. ‘Het regent. Ik ben vandaag op zoek geweest naar Brigitte.’

‘Ondanks dat bericht dat ze je gestuurd heeft?’

‘Ze heeft me de afgelopen anderhalve week heel veel berichten gestuurd. Ze wenst me van alles toe. In de laatste zei ze dat ze ervoor zou zorgen dat ik doodging.’

Marcello stond weer naast ons. ‘Prosecco – de beste prosecco ooit. Waarom zou je ook champagne drinken? Dat is voor verwaande Fransozen. Bij deze gelegenheid hoort iets echt Italiaans. Carolina, voor deze ene keer zul je een glaasje moeten nemen.’

‘Nee, Marcello. Ik drink niet. We hebben ook niets te vieren.’

‘Nog niet. Nóg niet. L’amore –’

‘… Overwint niet alles. Ik hoop van wel, maar het is niet altijd zo. Ik…’ Ik kon niet verder praten. Wat er precies gebeurde snapte ik niet, maar ik voelde de drang om te gillen, te huilen en te slaan, allemaal tegelijkertijd. Ik wendde me af en kromp in elkaar.

‘Laat ons even alleen, Marcello,’ hoorde ik Thomas zeggen. Hij pakte mijn handen weer. ‘Het is veilig, lieveling,’ fluisterde hij. ‘Je kunt je tranen laten stromen als je dat wilt.’

‘Je noemt me nooit meer lieveling,’ perste ik uit mijn keel. ‘Je zegt “schat” en dat klinkt goedkoop, of het klinkt als een woord dat mensen die al heel lang getrouwd zijn tegen elkaar zeggen als ze zich eigenlijk aan elkaar ergeren.’

‘En ik mag niet goedkoop klinken, net zoals ik niet schattig mag klinken.’

‘Juist. Dat heb je heel goed begrepen.’

‘Je gaat niet huilen hè? Je houdt die tranen weer verborgen. Dat hoeft niet. Huil maar bij mij.’

‘Jij bent degene die bijna drie jaar opgesloten heeft gezeten. Jij hebt redenen om te huilen, of Brigitte: jullie hebben het zwaar.’

Hij liet me los. ‘Wat is er nou eigenlijk echt met Brigitte aan de hand?’

Ik vertelde hem over de berichten die ik kreeg en over mijn bezoek aan Guy, maar ik had de indruk dat Thomas er niet met zijn gedachten bij was. Constant liet hij een zoutvaatje van zijn ene naar zijn andere hand rollen. Het kostte me moeite om niet tegen hem te zeggen dat hij het neer moest zetten.

‘Ik heb wat buren gesproken,’ zei hij. ‘Volgens mij hebben ze behoorlijk afgezien met haar – en heb jij ook behoorlijk afgezien. Ik hoorde trouwens ook andere dingen: dat je regelmatig de weduwe van George bezoekt, en dat je iedere week naar Mrs Brian ging toen ze in het verpleegtehuis lag omdat ze haar bekken had gebroken. Mooi om te horen – erg mooi.’

‘Daar hebben we het nu niet over. Brigitte is in de war, en niemand weet waar ze is. Misschien zwerft ze wel op straat. We moeten iets doen!’

Thomas pakte mijn handen weer vast. ‘Je bent lief, maar je kunt haar niet helpen als zij dat niet wil. Klopt het dat ze allerlei mannen mee naar huis nam?’

‘Ja. Ik had een keer gezegd…’ De emoties voerden een tweede charge op me uit: opnieuw wilde ik het liefst huilen, of nog veel meer dan dat – zo goed mogelijk onderdrukte ik het. ‘Ze las Afterwards en toen begon ze erover dat Sarah en Tim geen seks hebben voor hun huwelijk. Beetje wrang, in aanmerking genomen dat de meeste mensen denken dat ik in dat boek woord voor woord vertel wat wij samen…’ Weer lukte het me niet om mijn zin af te maken.

Thomas grinnikte. ‘Soms ben je grappig als je scherp probeert te zijn. Maar ik geef toe dat het inderdaad wrang is. Sst, Caroline: ga nu niet weer mopperen. Wees eerlijker: geef die druppels rondom je wimpers kans om te vallen. Toch niet? “Che peccato,” zoals Marcello zou zeggen.’

‘Ze vond het idee van seks na het huwelijk belachelijk – ik ken er meer die het zo zien. Ik zei dat… Oh, verdraaid!’ De tranen waren te sterk; ik kon niet meer praten en ze tegelijkertijd wegslikken. Ik wilde een zakdoek pakken, maar Thomas liet me niet los.

‘Je zei dat jouw overtuigingen veranderd waren. Ik bewonder het, Caroline. Echt waar.’

‘Maar je vindt het ook belachelijk.’

‘Nee. Je zult alleen moeten toegeven dat het apart is om seks nu uit te bannen terwijl we al lang…’ Hij bracht mijn handen naar zijn lippen en kuste ze – het zal wel de invloed zijn geweest van het Italiaanse restaurant.

‘Brigitte vond het wel belachelijk. Vanaf die tijd begon ze de ene na de andere kerel mee naar huis te nemen. Ik ben de tel kwijtgeraakt van hoeveel mannen ik in de keuken tegengekomen ben. Soms waren ze ook naar mij toe behoorlijk…’

Thomas’ kaak verstrakte. ‘Ze heeft je in gevaar gebracht. En ze is inderdaad in de war als ze zich bij het lezen van Afterwards alleen op het seksuele aspect kan focussen.’ Toen glimlachte hij weer. ‘Dat cynische gesnuif hoorde ik, lieveling. Of was het toch weer een andere emotie?’ Opnieuw kuste hij mijn handen. ‘Je boeken zijn prachtig – ik zie uit naar August. Waar gaat het over?’

Ik haalde diep adem en slaagde erin het uit te leggen. Ik vertelde hem over de vrienden die een zomermaand – augustus; het Engelse woord ervoor is vast duidelijk – naar Italië gaan en daar een ontmoeting hebben met wat de natuur te boven gaat, met wat verheven is – ook august in het Engels. Voor de mensen die het overkomt is het een incident dat ze niet kunnen verklaren, een soort gemeenschappelijke droom waar ze nog lang over napraten. ‘Het wordt een onderwerp om over te filosoferen,’ legde ik Thomas uit. ‘Er komen verschillende theorieën voorbij: hypnose, geesten, zinsbegoocheling. De meesten laten het fenomeen uiteindelijk los. Eentje probeert de ervaring opnieuw op te roepen door te experimenteren met drank en drugs. En één vrouw…’ Ik stokte en realiseerde me dat er eten op tafel stond. Marcello moest een transformatie ondergaan hebben: hij was nog nooit eerder geluidloos naderbij geslopen en weer verdwenen.

‘En één vrouw gaat op zoek naar God,’ zei Thomas. ‘Zullen we bidden voor het eten?’ Toen ik knikte sprak hij het gebed uit: zacht loofde hij de Heer voor zijn goedheid. Hij nodigde Hem uit om bij ons gesprek aanwezig te blijven. ‘Volgens mij wordt August net zo intrigerend als Bridge across Forever,’ zei hij daarna. ‘Jij kunt wat nauwelijks in woorden te vatten is vorm geven. Dat is jouw kracht.’

‘Ik kan “verhalen verzinnen”, zei je maandag. Misschien ben ik alleen maar een doorgeefluik voor God: als ik jou mag geloven snap ik niet eens wat jij aan mijn boeken gehad hebt.’

Thomas schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet waar. Je lijkt alleen vergeten te zijn wat je zelf allemaal weet van God.’

‘Gaan onze misverstanden nou over God, over het feit dat ik niet met je wil slapen, over je twijfels of we nog bij elkaar passen, of over Steve?’

Hij zuchtte. ‘Over allemaal. En over andere dingen.’

‘Dat met Steve wilde ik niet. Echt niet. Net op tijd greep mijn verstand in. Dat is toch goed?’

‘Je hebt hetzelfde gedaan als wat je gisteren bij mij deed, bedoel je? Je hebt hem eerst laten voelen hoe –’

‘Nee,’ snauwde ik. ‘Het ging veel verder. Ik lag naakt bij hem op bed. Wil je dat dan horen? Ik voel me er nog steeds vreselijk schuldig om, vanwege jou, maar ook vanwege Steve. Ik –’

‘Houd op, Caroline. Dit hoef je niet met me te delen.’

‘Nee, natuurlijk niet. Als ik wil mag ik wel huilen, maar oh wee als ik vertel wat er echt –’

Marcello doemde bij ons op. ‘Naar wens?’ vroeg hij, met zijn aller-beminnelijkste glimlach.

 

Zondag kwam Thomas weer naast me staan in de kerk. Hij zei deze keer helemaal niets. De preek – dit soort dingen verzint een schrijfster niet; dit soort dingen overkomt haar alleen – ging over de overspelige vrouw uit het Johannes Evangelie die door de schriftgeleerden en de Farizeeën bij Jezus wordt gebracht omdat ze willen zien wat voor oordeel Hij over haar uitspreekt. Volgens hen verdiende ze gestenigd te worden. Marc Wright ging in op Jezus’ opmerking “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.” Hij benadrukte dat Jezus de enige was die de steen had mogen gooien: Hij was immers echt zonder zonde. Daarna sprak hij over hoe belangrijk het was om genadig en liefdevol te zijn naar onze naasten. Hij merkte op dat we niet te snel moesten oordelen, maar zei ook dat genade geen vrijbrief was om alles toe te staan. Een lastige balans, concludeerde hij. Ik was het met hem eens.

Thomas vertrok onmiddellijk na de dienst. Ik serveerde koffie. Meerdere mensen kwamen me vragen waar Thomas was en of alles wel goed ging. Ik gaf nietszeggende antwoorden en vroeg me niet voor het eerst af wat God aan het doen was met mijn leven, waarom het eruitzag of het op alle gebieden aan het instorten was.

 

De volgende dag, maandag 25 augustus, wachtte ik niet op vervoer om aan het werk te kunnen gaan. Ik stapte als eerste de directievleugel op en richtte me op mijn verplichtingen. Het grootste gedeelte van de dag bleef ik in het kantoor van Martin. Hij attendeerde me er op een gegeven moment op dat hij al een hele tijd tegen me aan te praten was. Toen ik vroeg waar hij het dan over had gehad, greep hij naar zijn hartstreek en vluchtte naar Leah om zijn nood te klagen. Ik hoorde hem wel toen hij zei dat hij naar huis ging en vroeg of ik meeging. Mijn antwoord was nee: er was nog veel te doen. Cassandra hoefde ook geen eten voor me te bewaren: ik had geen honger. Hoofdschuddend liep Martin weg. Hij mompelde iets over liefde en dwazen.

Wat later kwam Leah vertellen dat zij ook wegging, maar dat ze nog wel een pot verse koffie klaar had gezet. Die koffie lokte me uiteindelijk het kantoor uit. Ik schonk net in toen Thomas naast me kwam staan. ‘Overdrijf het werken niet,’ zei hij. ‘Dat is niet gezond voor je.’

‘Ik weet nog hoeveel jij werkte toen wij vroeger samenwoonden. Ik heb niet de indruk dat ik meer werk dan jij – toen of nu.’

‘Het past niet bij je.’ Thomas schonk koffie in voor zichzelf. ‘Jij bent een schrijfster. Ik kan me voorstellen dat als jij inspiratie krijgt je hele dagen en nachten achter je computer zit en niet meer aanspreekbaar bent. Maar je bent geen type voor lange uren op kantoor. Ik bedoel het niet vervelend. Het is gewoon zo.’

‘Ik ben eigenlijk meer iemand voor de natuur. Maar dat heeft je nooit geïnteresseerd.’

Hij zuchtte. ‘Ik heb geen zin in ruzie.’

‘Nou, blijf dan maar lekker simpen over Steve. Maar ik vertel het je nogmaals: ik heb spijt van wat ik gedaan heb. Omdat ik het ten diepste niet wilde, maar bijna toch deed omdat ik zo’n behoefte had aan seksueel contact. En omdat –’

‘Die behoefte heb je nu niet meer?’

‘Je wilt me gewoon niet begrijpen, hè? Natuurlijk heb ik die behoefte wel. Jij beweert dat ik seks uitban, maar het gaat mij erom dat… dat…’

‘Ja?’ vroeg Thomas. Nog nooit had hij zo veel cynisme in dat ene woord gelegd.

Bijna had ik hem geslagen. Echt waar: ik wilde het dolgraag. Opeens was het allemaal genoeg. ‘Denk je dat ik hier lol in heb?’ schreeuwde ik. ‘Denk je dat ik het leuk vind de hele dag te weten dat je een paar meter bij me vandaan bent en ik daar niets mee kan? Denk je dat het grappig is, Thomas Garland? Nou?’ Ik gooide mijn koffiekopje op de grond. De inhoud spatte over zijn broekspijpen.

‘Op dit moment heb ik niet de indruk dat je het leuk vindt, nee.’

‘Doe niet zo koel en afstandelijk! Jij hebt het over controle, maar ik wil niet controleren. Ik wil liefhebben. Alleen wil niemand mijn liefde en mijn zorg. Jij ook niet. Dat ben je vergeten, Thomas, maar toen we samenwoonden stond je nauwelijks toe dat ik iets voor je deed. Je vond me niet eens belangrijk genoeg om te vertellen wat er in je omging of wat er met Clark gebeurde. Als je dat wel had gedaan had ik kunnen voorkomen dat je me drie jaar alleen zou laten. Ik ben het zat! Ik ben alles zat! Weet je hoe het is om steeds maar kinderen om me heen te hebben, maar zelf geen moeder te zijn? Om jou te zien, maar niets met mijn liefde te kunnen doen? Ik wil jou ook helemaal! Maar ik snap niet meer hoe!’

‘Caroline…’ Thomas pakte mijn pols, maar ik trok me los.

‘En nu ga je me niet kussen of zeggen dat ik moet huilen. Want straks dan kus ik jou en dan ga ik met je naar bed en dan denk jij dat alles goed is, maar dat is niet zo. Ik wil jou, jij wilt mij, maar ik weet ook niet meer of we bij elkaar passen en ik weet niet meer wat God wil, en ik weet niet meer wat en wie God is of wie ik zelf ben. Ik ben moe en verdrietig, en ik ga weg.’ Ik draaide me om, maar struikelde in mijn haast om bij Thomas vandaan te komen over een vuilnisemmer. ‘En dat is niet grappig,’ snikte ik.

Ik rende de afdeling af en was me ervan bewust dat Thomas geen poging deed om me tegen te houden. Ik huilde toen ik buitenkwam. Toen greep iemand die niet Thomas was me beet en voelde ik een mes mijn buik binnendringen.

 

 

© Els van Weijen

3 thoughts on “Hoofdstuk Negenentwintig – Leugens, Nederlandse en Italiaanse

  1. Wat goed Caroline dat je voet bij stuk houdt.
    Maar… wat is dit, een mes in Caroline haar buik. Toch weer Brigitte dit haar woord houdt.
    Het is een slang.
    Onze auteur brengt ons op allerlei gedachten en dat is héél knap van haar.

Laat een antwoord achter aan nanny lisman van weijen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *