Hoofdstuk Twintig

garden

Matthew had geen kater na alle drank, maar stond ook niet uitgerust op. Na een paar uur slapen was hij wakker geschrokken uit zijn verdoving. Urenlang had hij in bed vage beelden door zijn hoofd zien gaan zonder dat hij sliep. Maar de ochtend was goed voor hem. Samen met Anna bezocht hij een koffiebar ver buiten Northend voor een ontspannen samenzijn. Letterlijk een “samen zijn”: ze hadden niet veel gepraat, maar gewoon genoten van elkaars gezelschap.

’s Middags na de lunch zocht zijn moeder hem op in zijn studeerkamer, net toen hij concentratie had gevonden om een aantal facturen te verwerken. Zonder te kloppen stapte ze binnen. ‘Ik vroeg me af hoe het met je ging,’ zei ze, terwijl ze zich in een stoel voor zijn bureau liet zakken.

‘Beetje druk, moeder. De laatste tijd blijft er werk liggen. Niet zo gek natuurlijk, na de moord op Poppy. Als u het niet erg vindt…’

Zijn moeder bleef zitten. ‘Het spijt me echt.’

‘Wat precies? Dat u verteld hebt wat u vermoedde? Of dat u eerder niets gezegd hebt?’ Hij glimlachte, om haar duidelijk te maken dat hij haar niets verweet en slechts vragen stelde.

Zijn moeder streelde de nerven van het bureaublad. ‘Ik wou dat ik met je gevlucht was toen je nog klein was. Maar het kon niet. Je vader had ons teruggehaald. Jou zeker.’

Matthew vroeg zich af of ze ooit echt een vluchtpoging had overwogen, maar niet te lang. ‘Het is allemaal goed gekomen.’ Hij slaagde er opnieuw in om te glimlachen.

‘Ik zag een bericht op internet over de… nieuwe richting die het onderzoek naar de moord genomen heeft.’

Opeens merkte Matthew hoe moe hij was na de nieuwe doorwaakte nacht. ‘Dat was te verwachten. Susanna heeft geen reden om nog te zwijgen nu iedereen in de Abbey het weet en het niet verdacht meer is dat zij het ook weet. Ik vraag me af hoeveel de kranten haar betalen voor haar primeurs.’

‘Ze heeft haar eigen geld.’

‘Ja. Maar dat zal vast geen reden zijn om haar nieuws gratis door te geven.’

‘Zoek je nog steeds naar de film?’

‘Waar precies? Ik heb het hele huis overhoop gehaald toen ik dacht dat hij over Anna ging. Als u me nu verontschuldigt: ik heb echt nog veel te doen.’

Zijn moeder vertrok en hij probeerde zich weer op de facturen te richten. Maar al snel keek hij op internet naar wat er bericht werd over de situatie op Northend Abbey. De artikelen over wat hij als kind had meegemaakt en hoe dat de reden kon zijn voor de moord op Poppy lieten weinig aan de verbeelding over. Er zou niemand meer in Northend zijn die niet wist wat er met hem gebeurd was.

Gelukkig was hij te moe om veel emoties te voelen. Misschien was het een opluchting dat iedereen op de hoogte was. Misschien zou hij leren zich niet meer te schamen. Misschien zou hij gaan geloven dat zijn vaders acties niet zijn schuld waren. Heel misschien.

Hij ging weer aan het werk.

 

Later op de middag, in het laatste licht, dwaalde hij over het grasveld voor Northend Abbey. Hij voelde zich alsmaar vermoeider; zijn hoofd echode van leegte. Hij wist dat de takken van de bijna kale eiken prachtig afstaken tegen de diepblauwe lucht, maar kon de schoonheid ervan niet zien. Hij was zich nauwelijks bewust van de sterren die helderder werden in de hemel en hij wist eigenlijk ook niet waar hij heen liep.

Zijn hoofd werd pas weer wakker toen David hem voorbij stoof met zijn cape om. Toen merkte hij ook dat de spieren in zijn nek strak stonden omdat hij de afgelopen nacht niet lekker had gelegen, en wist hij dat hij toe was aan een nieuwe nacht. ‘Clark!’ siste hij. ‘Kom terug.’

“Clark” was bereidwillig: al slalommend tussen wat eiken vloog hij naar Matthew. Terwijl hij uithijgde, maakte hij diepe buiging.

‘Ik dacht dat je dit pak zou opbergen,’ zei Matthew.

‘Dat dacht ik ook,’ pufte David. ‘Maar het zit zo lekker. Ik had vandaag echt zin om even het kwaad te bestrijden.’ David hief een hand op voordat Matthew commentaar kon geven. ‘Ik weet dat ik daar niet over ga. Ik had gewoon zin om een stuk te rennen. En dat is leuker in dit pak dan in een trainingspak.’

‘En vast ook een stuk comfortabeler.’

Matthew bedoelde het cynisch, maar David glimlachte hem toe alsof hij blij was met zijn begrip. ‘Precies!’ Toen kwam hij wat dichter bij Matthew staan. ‘Gaat het?’

Matthew deed een stap bij hem weg. ‘Ja hoor. Rare dagen.’

‘Mijn pa belde net. Hij was bezorgd om je. Hij had op internet gelezen over…’ David maakte ingewikkelde handgebaren. ‘Hij dacht dat het bericht niet klopte.’

Matthew besloot dat hij die avond echt vroeg naar bed zou gaan. Hij voelde zich alsof zijn gehemelte ontstoken was en hij lichte koorts had. ‘Wat heb je tegen hem gezegd?’

David schokschouderde. ‘Dat het wel klopte.’ Toen keek David hem recht aan. ‘Kan ik iets voor je doen?’

De ontkenning lag al in Matthews mond, maar hij hield hem binnen. Hij glimlachte naar David. ‘Ik ben trots op je, jongen – omdat je die vraag überhaupt stelt, en al helemaal omdat je hem durft te stellen aan een chagrijnige oude man.’

‘Chagrijnig?’ vroeg David verontwaardigd. ‘Oud? Helemaal niet!’

‘Jawel, David. Twee keer zo oud als jij. Maar niet twee keer zo wijs.’ Matthew grimaste. ‘Ik heb besloten dat ik wat er gebeurd is onder ogen ga zien. Samen met God en met hulp van buitenaf. Ik wil er niet meer voor op de loop gaan.’

‘Amen! Amen!’ David maakte een rondje om Matthew heen en gooide zijn armen in de lucht alsof hij hoogstpersoonlijk een overwinning had behaald.

Matthew glimlachte erom, en bedacht zich dat hij Anna net zo blij moest maken; het werd tijd om echt met haar te praten. ‘Ik ga naar de Abbey. Ren niet te ver, David. Voor je het weet is het tijd voor het diner.’

Matthew wandelde terug richting het huis, terwijl David met een omweg naar de deur racete: hij vloog naar de oprit, waar Marieke liep. Hij had bijna medelijden met de vrouw, maar hoopte tegelijkertijd dat zij en David over God te spreken zouden komen.

 

In de Abbey kon Matthew Anna nergens vinden, en tijdens het diner eiste Zoë al haar aandacht op: hun dochter was huilerig en weigerde te eten. Na afloop liep Anna gelijk met haar weg. Matthew besloot nog maar even verder te werken.

Terug in zijn studeerkamer sloeg de twijfel toe. Hij had er spijt van dat hij gelijk in actie was gekomen na het verhaal van zijn moeder. Opeens realiseerde hij zich dat haar idee slechts speculatie was, speculatie die heel goed onwaar zou kunnen blijken te zijn. En waarom had hij tegen David gezegd dat hij hulp zou zoeken? Waarom zou hij dat tegen Anna zeggen? Oké, gisteravond had hij zich voorgenomen dat hij de situatie met zijn vader onder ogen zou zien, maar dat betekende niet dat hij daar hulp bij nodig had van een buitenstaander. Zo plotseling als hij het besluit genomen had, zo abrupt walgde hij van het vooruitzicht om ook nog maar met iemand te moeten praten over wat er in het verleden was gebeurd. Praten was voor vrouwen.

Hij leunde achterover in zijn stoel. Geen hulp, besloot hij. Hij en God zouden er samen wel uitkomen, zonder er verder met een mens over te spreken. Maar terwijl hij dat bedacht leek er een vreemd soort stilte in de kamer te vallen, alsof iemand afwachtend naar hem keek, nieuwsgierig of hij het zou wagen om verder na te denken – nieuwsgierig of het hem zou lukken niet naar de tv te lopen voor afleiding, of om zijn tablet aan te zetten en aan het werk te gaan.

Matthew schoof zijn tablet bij zich vandaan en keek zonder iets te zien naar de muur tegenover zijn bureau. Hij wist dat er geen uitvluchten meer waren, zelfs niet als God die uitvlucht leek. Hij wist dat hij hulp nodig had – hij wist dat hij in draaikolken zou blijven rondwentelen als hij niemand de kans gaf hem op het droge te trekken. Hij wist dat hij dan God zou kwijtraken. Nu al vroeg hij zich af waarom hij zo stellig tegen Marieke had gezegd dat zij een Verlosser hadden. Zijn Verlosser leek weer ver weg.

Maar tegelijk ook niet. Het gevoel dat er iemand naar hem stond te kijken werd sterker. Matthew liet zijn lusteloosheid los. Hij sloot zijn ogen en vouwde zijn handen. Iedere dag bad hij bij maaltijden en dagopeningen, maar het was lang geleden dat hij had gebeden waar niemand bij was behalve God. Als hij dat probeerde voelde hij een weerstand die hij vaak niet bevochten had. Nu probeerde hij wel te bidden, heel kort: hij dankte God dat Hij nabij was, ook al ervoer hij dat meestal niet zo, vroeg om veiligheid voor zijn gezin en bad toen – onwillig – om wijsheid bij het vinden van een christelijke therapeut. Bijna onmiddellijk voelde hij zich kalmer worden.

Hij opende zijn ogen, proefde de rust in zichzelf, en vroeg zich af of terugkeren naar God werkelijk zo makkelijk was. Hij vroeg zich ook af waarom wegdwalen eveneens zo makkelijk was – en soms zo aanlokkelijk. Hij voelde de boosheid diep binnenin hem, die hij lang had willen negeren, over een God die er geen probleem mee leek te hebben om zijn kinderen de meest gruwelijke dingen aan te laten doen. Anna en hij hadden vaak gesproken over de zin van het lijden, maar Matthew besefte nu dat hij geen enkel antwoord had op de vraag waarom het bestond.

En toch was God er. Niet als een soort zoethoudertje, een verdovend middel om de pijn te onderdrukken. God strekte zijn handen naar hem uit en leek te zeggen: “Kom te voorschijn uit het duister. Kom naar Mij. Ik zal alles veranderen.” Hij vertelde niet hóe Hij dat zou doen. Hij vroeg om vertrouwen terwijl Hij aan het werk ging, maar beloofde wel dat Hij te vertrouwen wás. Matthew had zich de laatste tijd gevoeld alsof hij in een lekgeslagen roeibootje midden in de nacht op volle zee gedumpt was, maar nu realiseerde hij zich dat dat licht dat hij ergens vlak boven de horizon zag flakkeren niet het licht was van een ander schip in nood, maar van een vuurtoren. Hij was veilig. Hij was echt veilig, al was hij nog niet op het droge. Bij dat besef liep bijna de emotie die al zo lang in hem oprees over in zijn ogen.

Op dat moment wandelde Richard de kamer in. Hij droeg een bord met koud vlees en een beker waar zo te ruiken koffie in zat.

‘Ik zou het best leuk vinden als er nog mensen in dit huis waren die de moeite namen om te kloppen,’ zei Matthew, die haastig over zijn ogen wreef.

‘En ik vind het best leuk dat jij je nog druk kunt maken om totaal onbelangrijke zaken,’ zei Richard. Hij zette zijn bord en beker op het bureau en schoof een stoel aan. Tevreden keek hij naar zijn maaltijd. ‘Die Eileen. Zelfs restjes zien er bij haar nog fantastisch uit. Zou ze van werkgever willen veranderen?’

‘Jij kunt haar niet betalen. En ik denk niet dat ze Anna en Zoë in de steek zou laten.’

‘En jou? Zou ze het erg vinden om jou in de steek te laten? Ik begreep dat ze al voor je zorgde toen je nog een klein Matthewtje was.’

‘Dat klopt, maar niemand heeft me ooit Matthewtje genoemd.’

‘Zou je vader interesse in haar –’

‘Zullen we het daar niet over hebben? Over sommige dingen wil ik niet nadenken.’

‘Ik ook niet. Maar ik word ervoor betaald om het toch te doen.’ Richard haalde zijn eeuwige notitieblok tevoorschijn en maakte een aantekening. ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij terwijl hij nog schreef.

‘Waarom ben je hier? Ik dacht dat je Anna voorlopig niet wilde zien.’

‘Ben jij Anna?’

‘Het gaat wel. Beter dan ik had verwacht.’

‘Was de port lekker?’

Matthew schoof zijn stoel iets bij het bureau vandaan. ‘Hoe weet je dat? Heb je hier spionnen rondlopen? Dan ben je vast niet de eerste, maar dat betekent niet dat ik het daarom minder erg vind.’

‘Ik ging een broodje halen na ons gesprek. Ik zag je de slijterij uitkomen.’

‘Die flessen zaten in een tas.’

Richard haalde zijn schouders op en bladerde terug in zijn notitieblok. ‘Ik heb met de drie vrouwen gepraat van wie ik hoopte dat ze ons meer konden vertellen. Denise Hartman was niet echt gecharmeerd van mijn aanwezigheid. Ze zei dat ze naar de manege moest en dat ze weinig tijd had voor een gesprek.’

‘Manege? Ga je me nu vertellen dat ze daar een raspaard kwijt zijn?’

Richard grinnikte. ‘Dat zou wat al te mooi zijn. Denise is uiteindelijk niet in de manege geweest, denk ik. Na ons gesprek zei ze dat ze hoofdpijn had. Ik geloof dat ze het meende.’ Richard bleef naar zijn notitieblok kijken. ‘Ze bevestigde alles wat je zei, inclusief jouw… ervaring met haar. Ze vond het erg gênant, zowel voor jou als voor haarzelf. Ik had de indruk dat ze er spijt van had dat ze zich ooit met je vader heeft ingelaten. Ze was halverwege de dertig toen hun relatie begon, zat in een slecht huwelijk, worstelde met onvruchtbaarheid en was “alles zat”, volgens eigen zeggen. Ik had de indruk dat ze vooral op de avances van je vader inging omdat ze zich gevleid voelde dat iemand met een adellijke titel belangstelling toonde. Maar zodra ze met Cindy werd geconfronteerd – en met jou – veranderde ze van mening. Ze heeft blijkbaar weinig commentaar gegeven op wat er gebeurde, maar de relatie wel zo snel mogelijk beëindigd.’

Matthew probeerde zich het gezicht van Denise Hartman voor te stellen, maar het lukte hem niet. De afgelopen jaren was hij haar uit te weg gegaan. Hij herinnerde zich alleen de geur van haar huid en haar nerveuze gegiechel in zijn oor toen ze deden wat ze allebei niet wilden. ‘En Cindy Wells?’ vroeg hij.

‘Stortte in toen ik bij haar aan de deur stond. Ze vroeg: “Dit gaat zeker over Lord Northend?” en begon te huilen. Een man met mijn functie zou dat gewend moeten zijn, maar ik word nog steeds nerveus van emotionele vrouwen. Ik kreeg er maar weinig uit. Wist je dat ze nog maar achttien was toen je vader haar hier bracht?’

‘Nee. In mijn herinnering was ze ouder.’

‘Jij was jong. Daarom leek ze misschien ouder.’

‘Ja.’ Matthew keek naar zijn donkere tablet en vroeg zich af of hij nog aan de facturen zou toekomen. Hij vermoedde van niet.

‘Je vader dwong haar tot het contact. Ze zegt dat hij haar een keer in de stad gezien had met haar vriendje terwijl hij wist dat haar vader de relatie verboden had. Je vader zei dat hij zijn mond wel wilde houden, als…’

‘Lieve help,’ kreunde Matthew.

‘Ze is drie jaar bij hem gebleven. Ze zei letterlijk dat ze zijn slaaf was. Toen heeft ze een zelfmoordpoging gedaan en kwamen haar ouders erachter. Er is nooit aangifte gedaan. De ouders zullen wel gedacht hebben dat dat niet kon omdat Cindy volwassen was. Of misschien schaamden ze zich, of wilden ze geen gedoe met meneer de graaf.’

‘Alles is met de mantel der liefde bedekt,’ mompelde Matthew.

‘Dat is één manier om het te formuleren – bij mij schieten andere woorden te binnen. Zowel Cindy als Denise ontkent dat zij Susanna heeft ingelicht. Ze riepen allebei dat ze niets liever wilden dan de hele situatie vergeten. Maar de ouders Wells waren natuurlijk op de hoogte, en de man van Denise misschien ook.’

Matthew wilde naar zijn bed, om eindelijk te kunnen slapen. ‘Heb je ook met Susanna gepraat?’ vroeg hij.

‘Wat denk je zelf? Ze beriep zich op de vrijheid van meningsuiting en wekte als iedere goede journalist de indruk dat een politiefunctionaris corrupt moet zijn voor hij naar methodes en bronnen durft te vragen.’

‘Niets opgeschoten,’ stelde Matthew vast.

‘Dat wil ik niet beweren. Ik – ’

Op dat moment ging de deur open – alweer zonder dat er geklopt werd. Anna stapte binnen. ‘Dit geloof je nooit, lieveling. Ik bedacht me vanmiddag… Oh, Richard.’

‘Je mag best een beetje enthousiaster klinken, “lieveling”,’ reageerde Richard, zonder zich naar Anna om te draaien. ‘Ik zou het leuk vinden als je net doet alsof je blij bent om me te zien.’ Hij nam een hap van zijn koude ham. Matthew had de indruk dat hij Anna graag nog even had vermeden: hij keek naar zijn bord met een concentratie die zelfs voor een gourmand als Richard onnatuurlijk was.

‘Ik had je hier niet verwacht, maar ik ben zeker blij je te zien.’ Anna gaf Richard een snelle kus, terwijl hij nog steeds niet naar haar opkeek. ‘Ik heb een ontdekking gedaan. Mijn schoonmoeder vertelde dat haar man veel antiek van Northend Abbey heeft verkocht en dat ze bang is dat de film daarin is achtergebleven. En ik bedacht me –’

‘Dat er vast wel een overzicht is bijgehouden van wat er allemaal is verkocht en aan wie.’ Nu keek Richard Anna wel aan. Hij kuste zelfs haar hand. ‘Heel slim. Precies waar ik vanmiddag ook over heb nagedacht. Maar terwijl ik interviews moest afnemen ben jij vast al de archieven ingedoken.’

Anna knikte verwoed. In Matthews hoofd werd het licht. Voordat ze verder sprak wist hij wat Anna ging zeggen. ‘Zandra.’

‘Juist! Zandra en echtgenoot Nick met hun antiekwinkel. De overzichten van je vader zijn volgens mij niet erg volledig, maar zij lijken de grootste afnemers te zijn geweest. En nu denk ik zomaar dat Susanna dat ook weet. Ik vermoed dat zij hen in vertrouwen genomen heeft. Ze hebben de film niet in het meubilair gevonden en toen besloten dat Zandra er hier naar zou zoeken.’

Anna keek naar Matthew en hij zag boosheid die hij verwelkomde – boosheid die liefde was voor hem. Hij was zich ook bewust van een andere Liefde, die eindelijk weer in beweging leek te komen, maar waarvan hij begon te beseffen dat hij nooit was gestopt te bewegen. Hijzelf was alleen gestopt die Liefde te zien.

‘Ze dachten vast veel geld te kunnen verdienen,’ zei Anna. ‘Door chantage of door een deal met de pers.’

‘Ik weet het wel zeker,’ mompelde Richard.

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Op het afgesproken tijdstip stond ik bij het hek op Susanna te wachten. Ik heb me er afgevraagd waarom ze zo’n publieke plek uitgekozen heeft en geen antwoord gekregen: ze kwam niet opdagen.

Toen ik terug naar Northend Abbey liep, begon het al donker te worden. Even schrok ik toen er een gedaante op me af kwam rennen. Maar ik had natuurlijk kunnen weten wie het was, al voordat ik de cape zag. ‘David,’ bromde ik.

‘Heb je nog klusjes die ik moet opknappen?’ vroeg hij.

‘De wereld redden? Gemene boeven opsporen? Dat doet me denken: we zoeken nog een moordenaar.’

David holde een rondje om me heen. ‘Dat bedoel ik niet. Matthew hamert erop dat ik niet moet geloven dat ik echt een soort superman ben. Jezus Christus was ook geen superman, zegt hij.’

Ik zuchtte. Ik had weinig behoefte aan een nieuwe discussie over God. De halve nacht heb ik gepiekerd over mijn gesprek met Matthew. Ik vraag me af of hij terug zal komen voor een volgend gesprek. Ik wil het wel en ik wil het niet.

‘Zullen we samen boodschappen doen?’ vroeg David.

‘Niet nu – dan zijn we vast niet op tijd terug voor het diner.’

‘Een andere keer, bedoel ik.’ David holde nog een rondje om me heen. ‘Morgen. En zullen we vanavond een spelletje rummikub doen? Rummikub vind je wel leuk, hè?’

‘Ik heb slecht geslapen – ik wil vroeg naar bed. En ik vind rummikub niet echt leuk. Het is meer een spel dat ik speel als er verder niets te doen is. Maar vandaag lukt het me heus wel om me in mijn eentje te vermaken.’

‘Blijf niet alleen.’ David kwam tot stilstand. Al was het bijna donker, ik kon nog zien dat hij weer eens smekend naar me keek. ‘Alsjeblieft niet. Dat is niet goed voor je.’

‘Lieve help, David, ik ben 28. Oud genoeg om te weten wat wel en niet goed voor me is – je kunt nog wat van me leren.’ Toen drong het tot me door hoe fel mijn toon was. ‘Sorry. Dat klonk een beetje onaardig. Zo bedoelde ik het niet.’

‘Weet ik wel.’ David begon huppelend aan een nieuw rondje. ‘Op de Bijbelschool leerden ze ons dat we in het buitenland rekening moeten houden met culturele verschillen.’

Zijn uitspraken werden steeds cryptischer. ‘Ja? En? Je bent niet in het buitenland.’

‘Maar jij bent buitenlands,’ riep hij, terwijl hij in de richting van een eik snelde, waarvan ik een paar seconden dacht dat hij hem zou aanvallen. Toen rende hij terug. ‘Nederlanders zijn directer dan Britten, heb ik geleerd. Dus als jij denkt dat je gewoon wat zegt, kun je op ons fel overkomen. Daar houd ik rekening mee.’

Ik zuchtte. ‘Ik had ooit een Belgische psychiater die zei dat ik wel Vlaams zou kunnen zijn – en Vlamingen schijnen juist niet direct te zijn.’

‘Rummikub?’ David pakte mijn hand vast alsof hij ieder moment op zijn knieën kon vallen om me een aanzoek te doen. ‘Alsjeblieft?’

Ik gaf het op. ‘Als je dat wilt. Het lijkt me heel gezellig.’

Superman holde juichend bij me vandaan…

 

… Ik weet niet goed wat ik voelde toen ik na het eten terugliep naar mijn eigen kamer, behalve dan dat ik geen zin had in rummikub, en dat ik heel graag de witte fresia wilde zien.

Toen ik de deur opendeed was het licht in mijn kamer al aan. Er stond iemand over mijn gele fresia’s gebogen, als om te controleren of ze lekker roken. Toen keek Susanna op. ‘Welkom. Sorry dat ik vanmiddag verstek moest laten gaan bij onze afspraak. Ik was verhinderd. Maar het lijkt me een goed idee dat we nu even praten.’

‘Hoe ben je binnengekomen?’

Susanna glimlachte. ‘Nog net op tijd gebruik gemaakt van een connectie.’ Ze klopte op mijn eigen bed. ‘Kom zitten, Marieke. Dat praat wat makkelijker.’…

 

 

© Els van Weijen

2 thoughts on “Hoofdstuk Twintig

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *