Hoofdstuk Vier

night

Net op het moment dat Matthew droomde dat hij op een maanloze nacht door de gangen van Northend Abbey dwaalde en zocht naar een deur die hij niet kon vinden, werd hij wakker geschud. Toen hij zijn ogen opendeed zag hij Anna, maar voelde hij nog steeds de dreiging van de gedaante waarvan hij tijdens zijn droom had geweten dat hij zich verborg in de schaduwen van zijn huis – bijna duwde hij Anna van zich weg.

‘Poppy,’ zei Anna, terwijl ze aan zijn arm trok. ‘Je moet met haar praten.’

Matthew staarde haar aan en vroeg zich af of hij echt wakker was. Waarschijnlijk niet. Zijn vrouw had het nooit gestimuleerd dat hij ’s nachts met andere vrouwen in gesprek ging. En wat deed ze zelf nog op? ‘Ga slapen, Anna,’ bromde hij. ‘Het is laat.’

Anna trok nog harder aan zijn arm. ‘Word wakker, lieveling. Sta op en kom mee voor ik een glas water over je heen gooi. We hebben je hulp nodig. Poppy is vreselijk van streek.’

Matthew schoot uit bed en trok haastig wat kleren aan. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Poppy’s man is in de buurt. Hij is gewelddadig en heeft haar in het verleden bedreigd. Schiet nou op, Matthew – je hebt geen sokken nodig.’

Hij gooide zijn sokken neer en greep zijn schoenen. Intussen keek hij even naar Anna, die haar buik masseerde en pijn leek weg te bijten. ‘Gaat het?’

Anna gaf geen antwoord; ze trok hem mee de kamer uit. Ze liepen de gangen door, tot ze stilhielden bij de groene salon. Daar zag hij Anna aarzelen. ‘Ik kwam Marieke hier tegen en heb gezegd dat ze Poppy ook hierheen moest brengen. Maar misschien…’ Ze nam hem twijfelend op. Met de deur al half open leek ze om te willen draaien.

Matthew hoorde vanuit de kamer gesnik. ‘Stel je niet aan,’ zei hij. Hij duwde de deur verder open en liep naar binnen. Poppy zat in een hoge stoel, haar gezicht verborgen in haar handen, en huilde alsof ze nooit meer op zou houden. Marieke zat naast haar en streelde haar arm. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij, met al zijn rust in zijn stem.

‘Haar man,’ zei Marieke. Ze maakte een hulpeloze beweging met haar handen, en leek te zoeken naar de juiste Engelse woorden, terwijl ze gewoonlijk sprak alsof ze in Groot-Brittannië geboren was. ‘Ze wil van hem scheiden, en hij heeft gedreigd haar te doden als ze dat doet. Daarom is ze naar Northend Abbey gevlucht. Maar hij heeft haar gevonden. Hij stond buiten, op de binnenplaats. Ze denkt dat hij…’ Marieke zweeg, keek naar Poppy en schoof iets dichter naar haar toe.

‘Buiten?’ Matthew stond op uit de stoel die hij bij Poppy had gezet, maar Anna trok hem terug.

‘Hij is er niet meer. Ik heb gekeken.’

‘Heb je Richard gebeld?’

‘Ja. Hij is onderweg.’

‘Goed – heel goed.’ Matthew keek naar Poppy. ‘Kun je ons vertellen wat er aan de hand is?’

Marieke staarde hem aan, deed haar mond open, maar sloot hem zonder iets te zeggen.

‘Dat heeft Marieke net verteld,’ mompelde Anna.

‘Natuurlijk – natuurlijk. Ik wil alleen…’ Matthew had weinig woorden om te zeggen wat hij precies wilde. Marieke had inderdaad een adequate samenvatting gegeven. ‘Misschien kun je het in je eigen woorden uitleggen?’ suggereerde hij.

Poppy probeerde haar wangen droog te wrijven terwijl de tranen verder stroomden. ‘Het spijt me,’snufte ze. ‘Het spijt me zo! Ik…’

Marieke streelde Poppy’s rug. Anna ging aan de andere kant naast Poppy zitten en deed hetzelfde. ‘Spijt is niet nodig,’ zei zij. ‘Je hebt bij je intake gezegd dat je bang was voor je man. En dat je bang was dat hij naar je op zoek zou gaan.’

Poppy snikte weer harder. Ze kromp ineen en leek aan de handen van Anna en Marieke te willen ontsnappen, alsof hun vingers zeer deden op haar huid. ‘Sorry! Ik ben zo bang dat hij iemand van jullie iets aandoet! Vroeger sloeg hij me vaak zonder reden, gewoon omdat hij er zin in had. Ik snap niet hoe hij me gevonden heeft.’ Ze keek naar Matthew, smekend en angstig tegelijk. ‘Hij heeft in de gevangenis gezeten, omdat hij drugs dealde en vanwege een inbraak met geweld. Hij zou iemand… iemand kunnen…’

‘Northend Abbey heeft goede beveiliging,’ zei Matthew. Hij schonk haar een kalme glimlach. ‘Hij komt zomaar niet binnen. Je bent veilig, Poppy.’

Op dat moment werd er op de deur geklopt. Eileen Henderson verscheen, met haar schort nog om – Matthew vroeg zich af waarom ze rond middernacht niet in haar eigen huis was, bij zijn moeder. ‘Richard Mather is gearriveerd, my lord. Zal ik hem hiernaartoe brengen?’

‘Dank je, Eileen. Graag.’

Een minuut later stapte Richard binnen. Matthew had hem leren kennen toen de politie jaagde op Luke Simons, de man die vier jaar geleden Anna had neergeschoten. Sinds die tijd waren de mannen goede vrienden geworden. Even grijnsde Richard zijn kant uit; toen trok hij zijn gezicht in de plooi. Hij gaf Anna een kus en schudde Poppy en Marieke de hand.

‘Dames, vertelt u mij alles. Daar ben ik voor.’

Zijn stem was verkoelende balsem op verbrande huid, in ieder geval voor de vrouwen. Matthew zag dat Poppy door haar tranen heen glimlachte. Mariekes frons verdween van haar gezicht. Richard had het vermogen om simpelweg met de klank van zijn stem mensen van het andere geslacht op zijn gemak te stellen. Ook zijn uiterlijk was blijkbaar aansprekend voor vrouwen. Richard was net als hij lang en blond, maar wel een stuk steviger. Zijn overgewicht zat echter gelijkmatig verdeeld over zijn lichaam; hij zag er energiek uit.

Poppy rechtte haar rug, wreef haar tranen weg, maakte een prop van haar zakdoek en haalde diep adem. ‘Mijn man, Paul Sanders, bedreigt me. Al drie weken na onze bruiloft wist ik dat hij niet te vertrouwen was. Toen sloeg hij me voor het eerst.’

Even slikte ze; zowel Anna als Marieke streelde haar weer. Richard, die zijn notitieblok had gepakt en net begon te schrijven, glimlachte geruststellend.

‘Hij zei dat het door mij kwam, dat ik ervoor zorgde dat hij zo deed.’ Poppy keek weg, naar de deur. ‘Later heb ik gehoord dat zulke mannen dat wel vaker beweren.’

‘Dat klopt,’ zei Richard. ‘Mannen die hun partners slaan zijn lafaards, Mrs Sanders. Ze schuiven hun eigen onvermogen af op hun slachtoffers. Ik ben blij dat u dat doorhebt: dat is vaak het begin van de weg naar herstel.’

Poppy greep haar zakdoek steviger vast. ‘Ik ben drie jaar bij hem gebleven – veel te lang. Toen ben ik gevlucht. Ik ben… ik ben christen. Ik dacht dat Northend Abbey een veilige plek zou zijn.’

‘En dat is het ook,’ zei Matthew.

‘Het spijt me zo dat ik jullie in gevaar breng! Ik –’

‘En dat is het ook,’ herhaalde Richard. ‘U zou het niet zeggen, mevrouw, maar Lord Northend heeft ervoor gezorgd dat deze dure hoop oude stenen –’

‘Richard…’ begon Anna.

‘… Erg goed beschermd is. Er gaan veertig alarmbellen af als uw man ’s nachts een deur probeert open te maken. Heeft hij uw leven eerder bedreigd?’

Poppy gaf niet gelijk antwoord. Matthew zag niet langer het meisje dat bang was geslagen te worden, en ook niet de sensuele vrouw. Ze zat recht en stil en leek een standbeeld, grauw maar moeilijk te verwoesten. ‘Hij heeft me drie keer het ziekenhuis in gemept,’ zei ze.

‘Hebt u aangifte gedaan?’

Poppy boog haar hoofd. ‘Nee. Dom van mij.’ Marieke greep haar hand en Anna zuchtte, vol begrip. ‘Hij zei toen ik wegging al dat hij me zou vinden,’ fluisterde Poppy. ‘En hij had gelijk. Dat heeft hij meestal. Bijna altijd.’ Toen begon ze weer te huilen.

 

Nadat Marieke Poppy de salon had uitgeleid, terug naar haar kamer, bleven Matthew, Anna en Richard nog even zitten. Richard grimaste. ‘Ik heb onderweg al wat informatie ingewonnen over Paul Sanders. Geen type waar je op zondag een biertje mee wilt drinken. Een stalker die meerdere gebiedsverboden heeft, snel agressief, met name tegen vrouwen, en als jochie al met verkeerde dingen bezig.’ Hij grinnikte. ‘Een soort mannelijke versie van de ontspoorde Anna, zeg maar.’

Anna grinnikte mee en gaf hem een tik tegen zijn hoofd, maar Matthew kon niet lachen. ‘Wat gaan jullie doen, Richard?’

Richard trok zijn grijns glad. ‘Regelmatig patrouilleren natuurlijk, maar dat landgoed van jou is onpraktisch groot. Het zal moeilijk zijn om hem te vinden, net als vier jaar geleden met Luke en David. Het spijt me om het te moeten zeggen, maar het is de waarheid. Ik neem aan dat ik niet gelogen heb tegen de dames en dat je beveiliging nog steeds werkt?’

‘Het alarm staat ’s nachts altijd aan. Zal ik daarnaast ook bewakers inhuren?’

Richard schudde zijn hoofd. ‘Als die man binnen wilde komen, had hij het al lang geprobeerd. Ik denk eerder dat hij de boel probeert te intimideren; anders ga je niet zo nadrukkelijk in het zicht staan. Doe maar rustig aan.’

‘Wij zijn niet zo goed in rustig aandoen,’ zei Anna. ‘We hebben herinneringen aan een vorige keer dat een gewelddadige man rondzwierf over het landgoed en er werd geroepen dat het wel los zou lopen.’ Ze legde een hand op Richards arm. ‘Sorry. Geen verwijt aan jou.’

Richard grimaste opnieuw. ‘Houd je ogen goed open.’

Matthew keek naar Anna’s opgezwollen buik en vertelde hij zichzelf dat hij bezorgd moest zijn om zijn ongeboren kinderen. Dat lukte hem echter niet. Hij bedacht zich alleen dat hij ervoor moest zorgen dat Zoë niet zonder toezicht buiten rondliep. Soms vroeg hij zich in alle ernst af of hij wel zou kunnen houden van kinderen die jongens waren.

‘Laten we wat drinken en dan proberen te gaan slapen,’ bromde hij.

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Poppy en ik hebben de nacht wakend doorgebracht: Poppy heeft me het hele verhaal van haar en haar man verteld, en gehuild tot ze niet meer verder kon. Het was bijna ochtend toen we uit elkaar gingen.

Bij het ontbijt was ze afwezig. Ik zag haar pas weer in de kapel. Daar zat ze helemaal voorin, naast Anna. Ik zag haar steeds kleiner worden terwijl Matthew na de Bijbellezing vertelde wat Poppy de vorige dag had onthuld. Hij zag het misschien ook: zijn woorden waren kort en nuchter en hij negeerde de oh’s en ah’s uit de zaal. ‘De politie zal de omgeving in de gaten houden,’ zei hij, ‘maar ik roep iedereen op om zelf ook voorzichtig te zijn. Neem geen overbodige risico’s. Ik wil dat niemand alleen op pad gaat totdat Paul Sanders gevonden is of duidelijk is dat hij uit de omgeving is vertrokken. Is dat iedereen duidelijk? Mooi. Laten we dan nu overgaan tot de orde van de dag.’

Na de dagopening nam hij ons mee naar de grote salon voor thee en koffie terwijl Poppy en Anna in de kapel bleven. Ik wachtte nog even bij de deur, voor het geval Poppy ook met mij wilde praten, maar ze leek me niet op te merken: ze zat nog steeds voorovergebogen in haar stoel, in tranen, en Anna troostte haar. Uiteindelijk liet ik ze maar alleen. Anna was natuurlijk interessanter dan ik, en niet zo raar om mee samen gezien te worden.

In de salon konden de gasten over niets anders praten dan over de bedreiging van Poppy. Gerald vertelde hoe hij erin zou slagen Paul Sanders tegen te houden. ‘Desnoods patrouilleer ik met mijn paard in de omgeving,’ hoorde ik hem roepen. Matthew merkte op dat het hem handiger leek om patrouilles over te laten aan politieagenten.

Anna en Poppy kwamen pas binnen toen de thee bijna op was. Anna hield een arm om Poppy heen; Poppy’s gezicht was nog steeds betraand. Zandra stoof op haar af om haar te omhelzen. Ook de anderen gingen om haar heen staan en leken allemaal tegelijk te willen vertellen hoe erg ze de situatie vonden. Alleen Matthew, Celia, Gerald, David en ik hielden afstand. Gerald bood ongetwijfeld liever troost zonder toeschouwers, en van Celia vermoed ik dat medeleven niet haar sterkste kant is.

Ik weet niet wat er met David aan de hand was, maar hij leek het tafereel om Poppy met minachting te bekijken. Hij zag er ouder uit, niet een halve puber maar volgroeid en wereldwijs, met inzichten die ons ontgingen. Toen keek hij naar Matthew en was hij opeens weer jong: een jochie dat bang leek dat hij zijn vader zou teleurstellen. ‘Ik ga even wat extra thee halen,’ mompelde hij, en hij haastte zich de salon uit.

Toen Matthew naar een raam liep en met zijn handen op zijn rug het uitzicht begon te bekijken, en Celia naar mij keek, op die ondoorgrondelijke manier van haar waar ik altijd nerveus van word, volgde ik David de kamer uit. Ik probeerde het zo onopvallend mogelijk te doen, zodat niemand zou denken dat ik niet geïnteresseerd ben in Poppy’s situatie.

Wat later zat ik in de bibliotheek, waar ik de botsende gedachten in mijn hoofd, van Paul Sanders tot Matthew, tot rust probeerde te brengen met een speurtocht over het internet. Paul Sanders leverde heel wat hits op, maar de meeste waren van mannen van wie ik vermoedde dat ze niet de echtgenoot van Poppy waren. Het was gemakkelijker om verhalen te vinden over de graaf en gravin van Northend.

Of eigenlijk vooral verhalen over Anna. Waar mijn eigen interesses ook lagen, over haar was meer geschreven. Anna had gezegd dat Susanna Brentwood haar best deed om andere journalisten zover te krijgen dat zij ook over haar schreven, en dat was in het verleden duidelijk gelukt: het waren landelijke dagbladen die op hun sites oude verhalen hadden over de vrouw die in een jeugdbende had gezeten en gravin geworden was. Een gravin die vervolgens heel vreemde keuzes had gemaakt. Nog steeds kon ik niet begrijpen dat ze het nodig had gevonden te stelen van haar man.

‘Waarom?’ fluisterde ik voor me uit (hardop tegen jezelf praten is de vloek van alleenstaanden). ‘Waarom zou je meer willen als je alles al hebt? Dat –’

Er werd een hand op mijn schouder gelegd. ‘Misschien moet je dat aan mij vragen in plaats van aan journalisten. Ik kan je antwoorden geven die je op je een scherm nooit zult vinden.’

Ik had geen woorden terwijl ik naar Anna opkeek.

Ze glimlachte, zette het scherm op zwart en stak een hand naar me uit. Ik pakte hem en zwijgend leidde ze me mee naar de sofa die in de bibliotheek stond. Onderweg zag ik ons samen weerspiegeld in een oude spiegel met een vergulde lijst. Onze reflecties waren donker en vaal, maar ik zag genoeg van mezelf om me haastig af te wenden.

Toen ik zat, liet Anna zich voorzichtig naast me zakken, alsof de tweeling in haar schoot er last van zou hebben als ze te snel ging zitten. ‘Stel je vragen maar,’ zei ze. ‘En voor de duidelijkheid: ik vind het niet erg dat je nieuwsgierig bent. Ik neem het je niet kwalijk.’

‘Sorry,’ mompelde ik.

Daar glimlachte ze om. Ze wees me er niet op dat ze me net had gezegd dat excuses niet nodig waren. Ik wou dat ze het wel had gedaan: de rust die om haar heen hing was beklemmend. Ik vroeg me ook af hoe een vrouw die zeven maanden zwanger was me zo stil had kunnen besluipen. Misschien kwam het door haar achtergrond.

‘Hoe belandde je in die jeugdbende?’ vroeg ik. ‘Slechte jeugd?’ De laatste vraag kwam cynischer mijn mond uit dan de bedoeling was.

Anna’s glimlach werd sfinxachtig. ‘Vind je een slechte jeugd een cliché?’

Ik zweeg. De vraag leek een strik; ik keek in haar alerte ogen en geloofde dat ieder antwoord meer over mezelf zou zeggen dan over haar. ‘Je vader was vast niet gemakkelijk in de omgang,’ zei ik ten slotte.

‘Agressief,’ zei ze. ‘Een alcoholist. Onbetrouwbaar. Is dat herkenbaar voor jou?’

‘En dus ging je bij een jeugdbende? Nogal een stap.’

Anna bleef me recht aankijken (iets dat haar man nooit doet), onbekommerd en zonder oordeel, alsof ze niets bizars zag. ‘Ik had een buurjongen. Luke Simons. Als ik het thuis niet uithield, ging ik naar buiten, naar hem. Tegen die tijd was mijn vader al uit beeld verdwenen trouwens, maar mijn moeder vond ik moeilijk genoeg. Luke en ik deden alles samen. We jatten snoep, stookten fikkies en treiterden kinderen in de buurt. Vier jongens sloten zich bij ons aan. En toen…’ Anna zuchtte. ‘Toen ontdekten we drank en drugs en hadden we geld nodig. Dus gingen we mensen overvallen. Soms sloegen we ze voor de lol in elkaar.’ Anna zweeg even en leek te luisteren naar de echo van haar woorden. ‘Voor de lol,’ herhaalde ze langzaam. ‘Ik vond het echt leuk. Spanning en agressie zijn meer verslavend dan drank en drugs. Voor mij in ieder geval. Als mijn vrienden een jongen voor me vasthielden en ik op hem mocht inbeuken, was ik…’ Anna boog haar hoofd.

Ik voelde me rustiger worden. Anna leek opeens een stuk normaler dan anders. Gewoonlijk ligt er altijd een gloed over haar heen, alsof de zon zelfs over haar straalt als het donker is. Die gloed was weg. Ik zag schuld en ongemak.

‘Het was nogal een stap van geweld naar een graaf,’ zei ik. ‘Hoe heb je Matthew leren kennen?’

Het was de verkeerde vraag. Anna ging rechtop zitten en de gloed keerde terug. ‘Ja. Het was nogal een stap. Of dat lijkt het, maar er zat een stap tussen. Eerst leerde ik God kennen. Ik wil je graag vertellen hoe dat gebeurde. Wil je het horen, Marieke?’

Ik twijfelde. ‘Laat maar. Ik heb het al ergens gelezen.’

Anna schudde haar hoofd. ‘Dat lijkt me onwaarschijnlijk De pers is niet geïnteresseerd in God. Geloof vinden ze een ouderwets fenomeen, dat ze het liefst belachelijk maken. Wat er echt gebeurd is hebben ze nooit willen horen. Wil jij het horen, Marieke?’

‘Je hebt Matthew in een kerk leren kennen,’ zei ik. ‘Dat weet ik ook.’

Anna zuchtte. ‘Ja. En ik werd verliefd. Halsoverkop. Hij is natuurlijk een man bij wie dat niet moeilijk is. Persoonlijk vind ik hem asociaal aantrekkelijk – maar ik ben bevooroordeeld.’ Even grinnikte ze, maar haar blik bleef opmerkzaam en concentreerde zich op mijn ogen, alsof ze heel mijn ziel daarachter kon lezen – alsof ze precies wist wat ik voelde.

‘Jullie trouwden,’ mompelde ik. Ik besloot verder geen vragen meer te stellen. Ik keek Anna niet eens meer aan; ik hield mijn ogen op mijn handen gericht.

‘Ja. En we werden ongelukkig. Binnen een paar maanden al, Marieke. Ik was erg vol van God en had het te pas en te onpas over Hem, tegen al Matthews chique familieleden en vrienden. Of ik droeg de verkeerde kleren of ik was te luidruchtig. In alles liet ik merken dat ik niet echt een gravin was. Matthew vond me vaak onuitstaanbaar. Soms nog steeds.’ Om dat laatste giechelde ze.

‘En vond jij dat destijds erg?’

Anna was weer ernstig. ‘Nou en of. We konden niet met elkaar leven. Na een half jaar huwelijk hadden we een hekel aan elkaar. En op dat moment verscheen Luke.’ Even stokte Anna. ‘Luke was altijd bezitterig,’ zei ze toen, heel langzaam. ‘Toen ik God leerde kennen, verweet hij het me dat ik uit de bende stapte en een ander leven begon. Mijn huwelijk verweet hij me nog veel meer. Daar ben ik wel achtergekomen.’

‘Was hij verliefd op je?’ Ik keek Anna toch weer aan.

Anna keek weg. ‘Eerder geobsedeerd, denk ik. Wat van hem was, moest van hem blijven. Toen hij me vond, hier op het landgoed, zei hij dat hij geld wilde, maar hij stelde specifieke eisen. Hij wilde geen contant geld: ik moest dingen van Matthew stelen. Het ging hem erom om een wig te drijven tussen Matthew en mij. Of eigenlijk een verdere wig. Ik heb altijd het idee gehad dat hij heel precies wist dat het al niet goed ging tussen ons. Luke is een soort mannelijke versie van Susanna Brentwood: hij graaft naar alles dat ik geheim wil houden. Maar ik vraag me wel af hoe hij erachter is gekomen. Soms denk ik dat hij…’ Anna fronste en wreef over haar buik.

‘Nou?’ vroeg ik, toen het stil bleef.

Anna schudde haar hoofd. ‘Ik wist dat Luke gevaarlijk zou worden als ik niet deed wat hij vroeg,’ zei ze, opeens koel en zakelijk. ‘En dus stal ik van Matthew. Intussen publiceerde Miss Brentwood een verhaal over mijn criminele verleden – wie weet vertelde Luke het aan haar. Britten lezen graag over mensen met een adellijke titel, vooral als ze zich niet gedragen, dus het werd landelijk bekend en de helft van het complete journalistenbestand stond hier op de stoep. Matthew vond het onverdraaglijk: hij is erg gehecht aan zijn privacy. En toen eindelijk de rust terugkeerde… ontdekte hij dat ik van hem stal. Toen was het genoeg. Hij zette me het huis uit.’

Ik keek weer naar mijn handen. ‘Naar, maar wel een beetje begrijpelijk.’

‘Natuurlijk.’ Anna klonk nog steeds koel. ‘En ik ging naar Londen, vol schaamte en schuld. Wie kon ik om hulp vragen? Niet de mensen van mijn kerk, niet mijn familie. Ik wilde niet dat zij wisten wat ik had gedaan – dat ik weer een dief was geworden, net als vroeger. Ik kwam terug bij de mannen die ik kende. De jongens met wie ik was opgegroeid. Ze waren vertrouwd; zelfs Luke, op de een of andere manier. Maar ze…’

‘Verkrachtten je.’

Voordat Anna daar iets over kon zeggen, of over wat er daarna was gebeurd, toen ze jaren later terugkeerde naar haar echtgenoot en Luke haar opnieuw was gevolgd, verscheen Poppy in de bibliotheek. Staand in de deuropening frummelde ze met haar handen, precies zoals Eileen zo vaak doet. Ze keek met grote ogen van Anna naar mij en weer terug.

Anna kuchte. ‘Dag Poppy. Volgens mij kom je voor Marieke, is het niet?’

Marieke knikte woordeloos.

Anna wurmde zich overeind uit de bank. Toen ze stond keek ze me nog even aan. ‘Vertel jij mij de volgende keer jouw verhaal?’ vroeg ze. Maar ze leek niet te verwachten dat ik antwoord zou geven: met een zacht “prettige dag” liep ze de bibliotheek uit.

Poppy schoof opzij toen Anna haar voorbij liep. Daarna bleef ze nog even bij de deur staan dralen. ‘Vind je het goed als ik bij je kom zitten?’

Even keek ik haar alleen maar aan. Ze wilde dus wel bij me zijn. Ik klopte op de lege plek naast me. Poppy rende op me af en nestelde zich dicht tegen me aan. Ik kan nauwelijks beschrijven wat het met me deed. Wanneer is er voor gisteren voor het laatst iemand tegen me aangekropen? Ik werd rustiger en onrustiger tegelijk.

‘Jou kan ik vertrouwen,’ fluisterde Poppy. ‘Bij jou is het veilig. Dank je wel, Marieke. Dank je wel voor wie je bent.’

Ik legde mijn armen om haar heen en wiegde haar toen ze begon te huilen. Bijna huilde ik ook. ‘Dank je wel voor wie jíj bent,’ zei ik…

 

© Els van Weijen

3 thoughts on “Hoofdstuk Vier

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *