Eind oktober lukte het Thomas niet alleen om overdag op kantoor te blijven, maar ook om ’s avonds werk mee naar huis te nemen. De eerste keer dat hij met zijn aktetas de woonkamer in liep en papieren over een bank uitspreidde, grinnikte ik nog. ‘Heel grappig, lieveling.’
Hij grimaste – ik was erachter gekomen dat hij dat vaak deed vlak voordat hij zijn excuses aanbood. ‘Dit gaat een pijnlijk moment worden. Ik maak geen grapje. Sorry, Caro, maar ik moet echt wat gaan doen in de avonduren; anders krijg ik mijn werk niet af.’
‘Oh,’ zei ik. ‘Martin voorspelde al zoiets. Hij zei dat je gewoonlijk van ’s ochtends acht tot ’s avonds tien op kantoor bent.’
‘Dat zal ik je nooit aandoen.’ Hij kuste me en deed zijn tablet aan. ‘Ik zal iedere avond op een redelijk tijdstip thuiskomen om je tijdens het diner alle aandacht te geven die je verdient. En mijn werkkamer negeer ik vanaf nu: ik kan net zo goed hier zitten, al zal ik wel weer veel moeite moeten doen om niet door je afgeleid te worden.’
Terwijl hij het zei leek hij al afgeleid te zijn: hij keek speurend om zich heen. ‘Wat zoek je?’ vroeg ik.
‘Mijn… ah, hier is hij.’ Thomas pakte zijn aktetas op, die verscholen stond onder de tafel, en schoof op een bank, ver weg van de plek waar ik gewoonlijk zat. Al snel was hij compleet verdiept in zijn werk: hij boog zich steeds verder naar zijn tablet toe.
Ik probeerde te lezen, maar steeds weer staarde ik naar hem. Ik vocht met de aandrang om dingen te doen die ervoor zouden zorgen dat hij alleen nog naar mij keek. Ik had geen zin om op een verliefde puber te lijken – dat overkwam me overdag al te veel.
Na een uur, toen het me haast niet meer lukte om mijn handen van hem af te houden, liep ik naar de keuken. Thomas fronste toen ik bij terugkomst een kopje voor hem neerzette.
‘Koffie? Je moet me niet te wakker houden – dan stop ik nooit met werken.’
‘Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Een glaasje wijn dan?’
‘Ook niet. Dat leidt me juist te veel af.’
‘Iets anders?’
‘Nee.’ Hij wuifde me weg. ‘Sorry, ik moet me echt even concentreren.’
Ik nam zelf wel wijn en concentreerde me ook, op de tv.
Toen de herfst zich verdiepte begon ik te verlangen naar de momenten dat Thomas ’s avonds in de woonkamer werkte. Hij was steeds minder thuis. Na werktijd had hij veel afspraken die met Garland Oil verband hielden. Als hij er wel was, gingen we vaak uit eten. Thomas leek vergeten te zijn hoe hij het naar zijn zin had bij Marcello en Maria: hij probeerde me weer mee te krijgen naar de restaurants die hij gewend was, de restaurants waar je fluisterde. Wij fluisterden ook, over verrassend oninteressante dingen: Thomas sprak vooral over zijn werk en ik over mijn verlangen naar werk.
Overdag dwaalde ik door musea of herlas ik boeken die ik meegenomen had naar Londen. Het hielp me niet om het vage gevoel van verveling te bestrijden. Mijn dagboek was ook nog steeds geen geschikte uitlaatklep: ik bleef maar schrijven over hoe alleen ik me voelde zonder Thomas. Iedere keer als ik stukjes teruglas, schaamde ik me.
Uiteindelijk bleek Brigitte de enige te zijn die echt mijn aandacht kon afleiden. Langzaam werd ons contact weer normaal. We negeerden de dag dat ik uit Nederland was vertrokken en kletsten als vanouds, alleen nu via Skype. Het was heerlijk om haar gezicht te zien op het computerscherm. Soms dacht ik dat ik haar meer miste dan zij mij. Brigitte had het er nooit meer over dat ik terug moest komen naar Dubbeldam. Ze was weer haar vrolijke zelf, en heel belangstellend over naar hoe ik het naar mijn zin had in Londen. Ik gaf haar niet erg veel details, maar toen ik zeker wist dat ze niet spottend zou reageren durfde ik wel te vertellen hoe ik me overdag soms voelde.
‘Je verveelt je?’ Brigitte legde haar hand op haar hart. ‘Voor het geval je het gemist hebt: je woont in Londen. Het is nog net geen New York, maar het komt dicht in de buurt.’
‘Er ligt een oceaan tussen Londen en New York.’
‘Bij wijze van spreken! Weet je wel wat je allemaal kunt doen in Londen? Het is –’
‘Hartstikke hip en trendy. En je kunt er zo leuk winkelen en uitgaan en zo. Brigitte, bedenk even tegen wie je praat.’
‘Oeps. Oké, vergeet de winkels en de clubs. Er is maar één goede oplossing: werk.’ Ze rolde met haar ogen. ‘Dat klinkt niet extreem overtuigend uit de mond van iemand die zelf al eeuwen zonder succes solliciteert, maar het is wel waar.’
‘Ik weet het,’ zuchtte ik.
‘Maar? Onthul het aan je beste vriendin. Thomas staat niet toe dat je werkt? Hij wil liever een vrouwtje dat het eten voor hem klaarmaakt?’
‘Daar heeft hij een huishoudster voor, Mrs Brian. Ze komt een twee keer per week langs om schoon te maken en kookt dan ook een paar maaltijden, voor als we eens niet in een restaurant eten. Ik heb zo weinig te doen dat ik heb voorgesteld dat ik het koken van haar overneem. Het gaat niet gebeuren, hoor: ze keek me aan of ik suggereerde dat we samen een moord zouden plegen en ik het lijk zou verbergen. Alleen daarom al heb ik een baan nodig: straks vraag ik nog of ik het schoonmaken van haar mag overnemen.’
‘Stel je voor.’ Brigitte liet opnieuw haar ogen rondtollen. ‘Carrièrevrouw Caroline Jacobs met een poetsdoek in de weer. Ik ga trouwens vanmiddag als schoonmaakster solliciteren.’
Ik controleerde of ze een grapje maakte. ‘Echt?’
‘Ja. Ik moet toch geld verdienen? De toelage van mijn vader wordt steeds lager. We hebben niet allemaal een rijke minnaar die ons betaalt om… ahum…’
‘Bedankt, Brigitte – voor het feit dat je die zin niet afmaakt. Thomas betaalt me nergens voor.’
‘Nee, maar ik neem aan dat hij ook geen huur van je vraagt. En dat al die keren dat jullie buiten de deur eten jij niet de helft van de rekening hoeft op te hoesten.’
‘Dat niet, nee. Hoe laat heb je die sollicitatie?’
‘Om drie uur. Duim maar voor me.’
Daar nam ik geen tijd voor. Zodra ik de verbinding met Brigitte verbroken had, zocht ik vacatures in Londen op. De afgelopen weken had ik wel gesolliciteerd, maar misschien had ik mijn hart en verstand er niet echt bij gehad; misschien was ik te veel met iets – of iemand – anders bezig geweest. Dat moest maar eens voorbij zijn.
Alleen ging het niet voorbij. Drie weken later werkte Brigitte als schoonmaakster en had ik gereageerd op 53 vacatures. Ik was niet één keer uitgenodigd voor een gesprek. Toen ik daar aan tafel over mopperde, stelde Thomas voor dat ik bij Garland Oil aan de slag ging.
Mijn risotto bleef in mijn keel kleven. ‘Dat kan ik natuurlijk niet doen,’ kuchte ik.
Thomas klopte op mijn rug. ‘Waarom niet?’
‘Ik kan niet ergens gaan werken waar jij de baas bent. Iedereen zou weten waarom ik die baan had gekregen. Ze zouden me totaal niet serieus nemen.’
Thomas lachte. ‘Zo gaat het er niet aan toe bij Garland’s. Ik zie het probleem niet: je hebt eerder voor het bedrijf gewerkt.’
‘In een ander land, voordat wij een relatie hadden. Ik wil niet dat er speciaal voor mij iets geregeld wordt – ik wil een echte baan.’
‘Die zou je krijgen.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Je kunt het toch proberen? En mocht je het echt te gruwelijk vinden om voor mij te werken, dan kan ik contacten aanspreken bij andere bedrijven.’
Weer schudde ik mijn hoofd, zo stellig als ik durfde. ‘Nee. Absoluut niet.’
Thomas keek me verbaasd aan, maar het was een ander soort verbazing als die van de dagen na onze eerste ontmoeting, toen hij niet snapte wat ik allemaal bij hem wakker maakte. Hij haalde zijn schouders op en richtte zich weer op de maaltijd. Waarschijnlijk was hij in gedachten al bij zijn werk.
Half december liep ik door de regen naar huis na een bezoek aan het Victoria & Albert Museum. Er sijpelden druppels water via mijn sjaal mijn nek in en mijn jas bleek ook niet waterdicht. Ik was zo verkleumd dat ik me bijna verdoofd voelde. Zelfs over het feit dat Clark en Eve de volgende avond kwamen dineren, kon ik me niet druk maken. Maar toen ik de lobby van het appartementencomplex binnenstapte was ik onmiddellijk weer helder: Martin stond tegen de balie geleund.
Hij kwam soepel als een kat – of een tijger – overeind uit zijn ontspannen houding, liep naar me toe en gaf me een achteloze kus ter hoogte van mijn oor. ‘Caroline. Ik kom je ellende opheffen. Eigenlijk had ik willen inbreken om heimelijk te kunnen toekijken hoe jij je wentelt in je verdriet, maar ik hoorde dat je weg was. Vreemd. Jij lijkt me iemand die zich verstopt in een hoekje en zonder een kik te geven sterft van eenzaamheid.’
‘Weet Thomas dat je hier bent?’
‘Thomas is druk bezig en ik had tijd over. Zo gaat dat met genieën. Ik kan Garland Oil gemakkelijk in mijn eentje leiden, maar helaas krijg ik daar geen gelegenheid toe.’ We waren inmiddels in het penthouse. Martin liep spiedend rond. ‘Geen lege glazen die wijzen op een escalerend drankprobleem. Of het gaat beter met je dan ik dacht of de huishoudster is net geweest.’
‘Martin…’
Hij liet zich op een bank ploffen. ‘Je blijft staan en houdt je jas aan. Duidelijke hint dat je niet wilt dat ik lang blijf. Ik kies ervoor om die hint te negeren. Nou, geef het maar toe: je voelt je onzeker en alleen. Waar zwijgt Thomas allemaal over?’
Ik staarde naar het plafond en voelde een vreemde mengeling van kou in mijn ledematen en warmte in mijn ogen. ‘Ik voel me niet onzeker en alleen. Helemaal niet. Ik heb enkel wat te weinig te doen. Daardoor ga ik te veel nadenken en haal ik me rare dingen in mijn hoofd – dingen die totaal niet reëel zijn. Maar goed, hij zwijgt over alles. Zijn familie bijvoorbeeld. Ik vroeg gisteren naar ze en toen was hij ongeduldig. Hij zei dat ik alles wist dat er te weten is, dat hij twee zussen heeft, dat zijn vader Brit was en zijn moeder Nieuw-Zeelands is. Toen ik begon over dat slimme neefje dat jou minder uniek maakt dan je lijkt, kapte hij me af. De details waren “onbelangrijk”. Toen ik toch nog wilde weten of hij veel contact heeft met zijn familieleden en of ik ze ooit ga ontmoeten, zei hij dat hij zich dat ook afvroeg. Wat zijn dat voor antwoorden?’
‘Zijn zussen heten Eliza en Julie. Eliza is een jaar ouder dan Thomas. Ze was getrouwd met een alcoholist en is nu gescheiden. Drie kinderen: Jake – net tien – en Sophie en Michael, een tweeling van 4½. Michael is degene van wie onterecht wordt beweerd dat hij net zo slim zou kunnen worden als ik. Zus Julie is 25 en single. Kort na haar geboorte zijn Thomas’ ouders gescheiden en is Thomas Senior naar huis gegaan om Garland Oil op te zetten. Thomas Junior is dol op zijn familie. Hij belt en skypt heel veel met ze.’
‘Niet hier. Nooit.’
Martin trok een wenkbrauw op. ‘Interessant. Welke conclusies trek je daaruit?’
‘Martin…’
‘Je hebt vast ook nog nooit gehoord dat Thomas’ moeder nogal dominant is. Ik noem haar een kenau, maar het zal je niet verrassen dat Thomas dergelijke termen vermijdt. En dan papa Garland. Wist je dat hij een halve psychopaat was die zijn kinderen met woorden vernederde en zijn vrouw mishandelde, vaak waar Thomas en zijn oudste zus bij waren?’
‘Nee,’ fluisterde ik. Ik kreeg het weer kouder, maar ik voelde me niet meer verdoofd.
‘Na zijn vertrek naar Engeland heeft hij zijn kinderen nooit meer gezien, en Thomas vond dat totaal niet erg.’
Ik bleef maar staan en staarde naar Martin, die er vreselijk zelfgenoegzaam uitzag. Ik vroeg me af of wat hij vertelde echt waar was, en hoe het kon dat hij het wist en ik niet. Intussen hield ik me voor dat ik geen overhaaste conclusies moest trekken. Er was niets aan de hand. Alles ging goed.
Martin sprong op, pakte me bij de schouder en trok me mee het balkon op. ‘Zo, ga maar even buiten staan. Dan kun je geloven dat het de regen en de wind zijn waardoor je ogen tranen en hoef ik niet net te doen alsof ik een begripvolle man ben.’
‘Want dat ben je niet. En dat is ook niet belangrijk. Ik wil alleen dat Thomas begripvol is, of in ieder geval dat hij tegen me praat. We praten heel weinig, Martin.’
‘“We” is het juiste woord. Je hebt twee mensen nodig om een gesprek te voeren. Maar ter zake: vind je het niet verrassend dat in de omstandigheden die ik net geschetst heb, Thomas na de dood van zijn vader het bedrijf wilde overnemen?’
‘Jij hebt natuurlijk een theorie over zijn redenen.’
‘Ik heb overal theorieën over. Dat zou je onderhand moeten weten. ‘
‘Net zoals ik zou moeten weten dat die theorieën meestal – sorry: altijd – kloppen.’
‘Bravo, Caroline. Zijn eerste motief was dat zijn familie er financieel niet op achteruit zou gaan – Thomas is zo iemand met verantwoordelijkheidsgevoel. Hij vond het waarschijnlijk ook een leuke uitdaging. De externe aandeelhouders waren in shock toen hij op zijn 25e met relatief weinig ervaring voor hun neus stond, maar hij heeft ze niet lang reden tot onrust gegeven. Het bedrijf is onder zijn leiding beter gaan draaien dan ooit tevoren.’
‘Competitiedrang met zijn overleden vader?’
Martin hing zijn hoofd over het balkon en deed of hij overgaf. ‘Psychologie van de koude grond – je stelt me teleur. Thomas is gewoon goed. Hij is anders. Dat is het frustrerende van die man: hij past niet helemaal in een stramien. Als hoogbegaafd persoon schijn ik weinig inzicht te moeten hebben in de emoties van mijn medemensen, maar dat is natuurlijk onzin. Ik weet dat eigenaren en directeuren van bedrijven geen leuke personen zijn. Ze willen de beste zijn, en wel op zo’n manier dat heel de wereld het ziet. Reputaties en gevoelens van anderen zijn daarbij niet belangrijk.’
Ik wreef mijn gezicht droog. ‘Zo is Thomas niet.’
‘Precies. In zijn werk is hij bizar begripvol. Vind je dat niet vreemd, Caroline? Hij blijft maar vriendelijk, tegen zijn personeel, tegen zijn concurrenten, zelfs tegen de lastigste journalist – terwijl hij een vriendelijke journalist al het liefst laat oppakken door de beveiliging. En hij reageert zich niet af in zijn privéleven. Waar is die lange lijst met ex-vriendinnen? Zie jij hem interesse hebben in auto’s? In villa’s? In grote boten? In drugs?’ Martin gaf zelf antwoord: ‘Nee, dat zie je niet. En dat is raar – dat is onnatuurlijk.’
‘Op internet staat er meer dan genoeg over ex-vriendinnen. En hij houdt van dure restaurants.’
Martin snoof. ‘Die restaurants tellen niet. Daar gaat hij alleen heen omdat hij het eten er lekker vindt. Lieve help!’
‘Dat is toch een goede reden?’
‘Nee, Caroline: in deze vreemde wereld is dat géén goede reden.’
‘Maar –’
‘Zeg maar niets. Jij gaat hem natuurlijk verdedigen. Bespaar me. Jij bent trouwens net zo erg. Jij bent ook niet geïnteresseerd in wat je met geld kunt doen. Wat is er met jullie aan de hand! Wat doen jullie hier als jullie heel iets anders willen?’
‘Dat willen we niet. Thomas in ieder geval niet.’
Martin keek me vorsend aan. ‘Hier worden allerlei indirecte vrouwendingen gecommuniceerd. Je moet echt met Cassandra gaan praten; die heeft daar belangstelling voor. Ze zei dat ze je haar kaartje heeft gegeven. Waarom heb je geen contact opgenomen?’
‘Wat moet ze met mij? Ik heb geen interesse in mode. Ik –’
Martin legde een hand op mijn schouder. ‘Caroline, Cassandra lijkt zo’n stereotype model, maar geloof me: dat is ze niet. Ze wil niet met je over kleren praten, of over hoeveel calorieën er in kraanwater zitten. Het gaat haar om jou.’ Hij zag er heel even bijna vriendelijk uit.
‘Heb jij wel eens gehoord dat Thomas geïnteresseerd is in nachtvlinders?’
‘Nachtvlinders?’ Martin zuchtte. ‘Soms denk je te veel na, Caroline, en soms niet genoeg. Laat logica toe in je gedachten. Leer Thomas beter kennen.’
‘Ik vraag me alleen maar af of –’
Op dat moment rinkelde Martins telefoon. Hij keek er verheugd naar, alsof hij werd bevestigd in een theorie, en grijnsde breed toen hij opnam. ‘Hoi baas… Waar ik ben? Wat denk je zelf?… Ah, in één keer goed. Caroline doet je de groeten.’ Zijn grijns werd nog wijder; het moest pijn doen aan zijn kaken. ‘Je klinkt alsof je niet zo geamuseerd bent over mijn uitstapje. Ik vraag me af waarom… Zeg het nou maar, baas, want ik krijg het antwoord toch wel uit je… Niet nu?… Ik hoef Caroline zeker niet de groeten terug te doen?… Oké, ik kom eraan.’ Martin drukte zijn telefoon uit. ‘Thomas wist waar ik was. Interessant, hè? Ik vraag me af of hij je vanavond zal vragen waar wij het over gehad hebben. Als hij dat doet, wil je het dan aan me doorgeven? Alsjeblieft, Caroline?’
‘Nee.’
‘Wat een lief solidair meisje ben je toch. Walgelijk.’
‘Ben jij geen christen die –’
‘Eis niet bepaald gedrag van christenen voordat je er zelf weer eentje bent. En je hebt geen idee met wat voor liefdadig werk ik bezig ben.’ Martin liep naar de deur. ‘Ik heb je geloof ik nooit verteld dat nadat ik van Cambridge en Oxford was getrapt, ik mijn geld verdiende als oplichter. Het ging me natuurlijk erg goed af – helaas. Totdat ik Thomas uitkoos als slachtoffer. Ik had toen al drie miljoen pond bij elkaar gesprokkeld, maar Thomas doorzag me onmiddellijk.’
‘Wat deed hij?’
‘Hij stelde voor dat ik mijn talenten anders zou inzetten en gaf me daar praktische hulp bij. Wat zegt dat over Thomas, Caroline?’
‘Dat hij erg aardig is. Zelfs voor mensen die… die…’
‘Terwijl jij nadenkt over beledigingen, ga ik werken. Tot ziens, Caroline.’
Thomas stuurde me later die dag een bericht dat hij niet thuis kon komen eten vanwege problemen op kantoor. Het was elf uur geweest toen hij in de woonkamer verscheen. Hij zag eruit alsof hij nog steeds “niet zo geamuseerd” was. ‘Was Martin lastig?’ vroeg hij.
‘Niet echt.’
Thomas kwam dichterbij en leek te controleren of ik niet loog. ‘Hoogbegaafde mensen doen soms vreemd. Ik heb Martin aangenomen om ervoor te zorgen dat ik sommige fouten nooit zal maken, maar soms vraag ik me af of het middel niet erger is dan de kwaal. Vergeet maar wat hij heeft gezegd. Denk aan leukere dingen. Morgen komen Eve en Clark.’
Ik knikte, maar ik vergat niets – in de dagen die volgden dacht ik veel te veel na over alles wat anderen wisten over Thomas en hij voor mij verzweeg. Soms bedacht ik heel verstandig dat ik er met hem over moest praten, maar dat durfde ik niet.
Weer besloot ik mijn aandacht af te leiden met romans, en deze keer lukte het bijna. In een kast vond ik een versleten exemplaar van The Lord of the Rings. Ik had het boek eerder gelezen, maar het leek of ik nu pas echt “in de ban van de ring” raakte. Terwijl JRR Tolkien me meesleepte door uitgestrekte bossen en onderaardse grotten maakte hij oude verlangens in me los. Ik wilde de maan op zien komen in een herfsthemel, groot en vol beloftes van de mysteries die haar licht zou onthullen. Ik wilde rond een vuur zitten en me bewust zijn van hoe donker de wereld om me heen was. Ik wilde iets groots voelen. De strijd waar Tolkien het over had, voor het goede, voor het behoud van tradities en waarden en eer, deed me ernaar verlangen om ook voor iets te kunnen vechten. Als ik opkeek van mijn boek, schrok ik bijna van de stenen stad om me heen.
Uiteindelijk vroeg ik Thomas of we misschien in de weekenden wat vaker Londen uit konden gaan, naar de Cotswolds misschien, waar Cassandra het over had gehad.
Thomas keek twijfelachtig. ‘Ik heb het ook in de weekenden druk. En de Cotswolds spreken me niet aan: regen, drassigheid, smalle wegen en restaurants vol dreinende kinderen. Laten we gewoon in Londen blijven. In de stad zijn genoeg leuke dingen te doen.’
‘Lieveling, als we in de stad leuke dingen doen, ben jij nog steeds met je werk bezig. De laatste keer dat we naar een tentoonstelling gingen bromde je van alles over olie, maar dat had nooit iets te maken met het soort verf dat de schilder had gebruikt.’
Hij nam me in zijn armen. ‘Ik ben verderfelijk, hè?’
‘Ja. Ik snap niet dat ik desondanks zo veel van je hou.’ Ik kuste hem. ‘Serieus, het lijkt me heerlijk om naar de Cotswolds te gaan. Ik las op internet – ’
Hij kuste mij ook. ‘Later, oké? Het is erg druk op het werk. En waarom zou ik je blootstellen aan regen en wind? Daar ben je veel te kostbaar voor.’
Dat klonk lief, maar ik kon niet anders dan vaststellen dat Thomas geen natuurmens was. Toen ik terugkeerde bij The Lord of the Rings voelde ik me zo ontevreden dat ik besloot dat ik het boek maar beter weg kon leggen.
© Els van Weijen
Geweldig, het wordt steeds gecompliceerder. Eigenlijk heb ik het gewoel dat deze relatie niet kan slagen. Kan het mis hebben maar er is een ondertoon in Caroline, een stemmetje!!!!
Wat een geweldige schrijfster, het zou verfilmpt moeten worden.