Hoofdstuk Vijfentwintig

baby

Het zou opnieuw een slapeloze nacht worden, besefte Matthew. Tegen de tijd dat Zoë bij haar oma was gebracht en hij en Anna geïnstalleerd waren in een ziekenhuiskamer, was het al rond middernacht. De artsen hadden vastgesteld dat de bevalling inderdaad op gang was gekomen, hoewel Anna nog maar 36 weken zwanger was. Ze hadden ook vastgesteld dat de weeën langzaam sneller kwamen, maar dat de kinderen waarschijnlijk nog wel even op zich zouden laten wachten. Voorlopig lieten de artsen hen alleen en begeleidden zij andere vrouwen die hun kinderen ter wereld brachten.Terwijl Matthew naast Anna zat probeerde hij wakker te blijven. Hij checkte op zijn telefoon zijn mail. Anna had het intussen over Agatha Christie. ‘Ik moet steeds aan dat boek denken over die groep mensen op een eiland die één voor één vermoord worden. Hoe heet het ook alweer? Wij hebben meer het probleem dat we onderhand geen verdachten overhouden. En ik ben dankbaar dat wij niet op een eilandje zitten – dat lijkt me in de omstandigheden heel claustrofobisch.’

‘Focus je, Anna,’ bromde hij. ‘Onthoud waarom je hier ook alweer bent. Bij de vorige bevalling heb je uren gepraat over hoe graag je een vrouwelijke gynaecoloog wilde, terwijl er een man aan je bed stond. Jij had nog als excuus dat je aan het bevallen was, maar die man keek mij steeds bedenkelijker aan.’

‘Soms denk ik dat Marieke de dader moet zijn.’

‘Marieke? Kom op.’

‘Het is niet waarschijnlijk, maar ik weet niet wie het anders kan zijn. Hoewel volgens mij in dat boek een van de doden uiteindelijk niet dood was. Hij was de dader.’ Anna kreunde. ‘Wee,’ legde ze uit, bijna verontschuldigend. ‘Ik wou dat we op Nederlandstalige websites konden zoeken naar Marieke, maar helaas: mijn kennis van het Nederlands is nogal beperkt, of eigenlijk niet-bestaand.’

‘Hm,’ bromde hij.

‘Luister je wel, Matthew, of is je telefoon belangrijker?’

Hij gaf niet onmiddellijk antwoord. Hij had een bericht van Susanna:

 

Goedenavond, cher ami,

Ik hoop dat het goed met je gaat, na de meest recente ontwikkelingen rondom je schoonpapa. Ik ben intussen, nadat ik vanmiddag alweer een paar genoeglijke uurtjes bij de plaatselijke gendarmerie heb doorgebracht, nog steeds druk bezig het werk te doen van onze agenten – en van jou. Gerald is natuurlijk niet interessant meer als studieobject, maar er zijn andere verdachten. Ikzelf niet, voor alle duidelijkheid – mijn excuses voor mijn heimelijke entree, maar als je me niet uitnodigt ben ik helaas verplicht mezelf op onorthodoxe manieren toegang te verschaffen. Wist je dat Marieke geneeskunde heeft gestudeerd? Verrassend. Zou ze daar niet geleerd hebben hoe ongezond overgewicht is? Ze heeft de studie afgebroken, maar ik denk dat ze lang genoeg is gebleven om te ontdekken hoe je effectief een mes in iemands hart zet.

Of was Anna de dader? Had ze last van jaloezie omdat je onfortuinlijke gaste zo mooi was? Zaten haar zwangerschapshormonen haar in de weg misschien?

Je t’envoie un bisou!

Susanna

 

Matthew ontcijferde de Franse afsluiting en concludeerde dat ze hem een kus stuurde. Snuivend borg hij zijn telefoon op. ‘Ik luister naar je, Anna.’

‘Kun je het allemaal een beetje volhouden?’ Anna’s stem werd ernstiger. ‘Ik kan me voorstellen dat het… confronterend voor je is, nu de bevalling echt… Nu de jongens…’ Ze vond maar geen woorden voor het eind van haar zinnen.

‘Ik zou eerder denken dat deze avond voor jou lastig is, net na de arrestatie van je vader.’

Ze keek hem recht aan, op een manier die hem erg duidelijk maakte dat hij niet om de zaken heen moest draaien.

‘Het komt allemaal goed,’ zei hij, met rust in zijn stem die hij daadwerkelijk voelde. ‘Ik begin benieuwd te raken naar Michael en Silas. En ik heb vandaag – of gisteren inmiddels – een afspraak gemaakt met een therapeut. Hoewel ik die afspraak misschien moet verzetten nu de baby’s zich aandienen. De komende dagen hebben we het druk.’

‘Ik dacht het niet,’ zei Anna. ‘Dat je die afspraak gaat verzetten, bedoel ik – druk hebben we het zeker.’ Ze verbeet zich. ‘Alweer een wee; het gaat opeens sneller, Matthew.’ Ze greep zijn hand. ‘Ik ben blij dat je die afspraak gemaakt hebt.’

‘We komen er samen uit. Geloof me, Anna. Ik geloof het zelf ook.’

Hij zag tranen in haar ogen. ‘Wat fijn,’ hijgde ze. Toen wreef ze snel haar tranen weg. ‘Sorry dat ik zo emotioneel doe. Wees maar niet bang dat ik ook nog therapeutisch word. Dit zijn gewoon zwangerschapshormonen.’

Hij stond op, zodat hij dicht genoeg bij haar kon komen om haar te omhelzen en een kus te geven, een kus vol vertrouwdheid en intimiteit. ‘Zeg dat niet. Zwangerschapshormonen zijn niet de reden dat je emotioneel bent. En dat hoeft ook niet.’

‘Je hebt gelijk.’ Anna legde haar hoofd tegen zijn borst. ‘Het komt omdat ik van je hou en je gelukkig wil zien.’ Toen nam ze afstand en kreunde ze. ‘Oké, genoeg lieve woorden. Dit kan niet alweer een wee zijn. Dan gaat het nu wel heel erg snel.’

 

Het was wel een wee. Er bleef weinig tijd over voor een rustig gesprek: al snel was Anna in een eigen cocon gewikkeld, een cocon van complete concentratie op het ter wereld brengen van hun kinderen. Matthew keek naar haar verbeten gezicht, naar de pijn die hij kon zien via de lijnen die in haar voorhoofd en rondom haar mond werden getrokken. Hij voelde hoe hard ze zijn hand vastgreep en had bijna ontzag voor haar, voor de vastbeslotenheid en de kracht waarmee ze het gevecht aanging, en voor de liefde die zij al voelde voor kinderen die lang ver van hem af hadden gestaan.

Terwijl hij naar Anna keek moest hij soms ook aan Marieke denken. Zij geloofde dat zij nooit zou meemaken wat Anna nu doorstond. Ze dacht dat ze nooit een kind zou baren, dat ze altijd dik en alleen zou zijn. De beschuldiging die Susanna aan het adres van Anna had geuit kon hij achteloos terzijde schuiven, maar om een uur of vier in de ochtend, toen Anna begon te huilen van pijn en emotie en er achter de gynaecoloog al mensen van de kinderafdeling klaarstonden om zich over zijn zonen te ontfermen, leek het niet meer onwaarschijnlijk dat Marieke Poppy gedood had. Hij voelde de woede die onder haar teruggetrokkenheid lag – hij hoorde de frustratie in haar stem als ze niet meer stil was en praatte over zichzelf, of over God en haar twijfels. Opeens kon hij zich voorstellen dat ze haat voelde voor een mooie jonge vrouw.

Toen had hij andere dingen om over na te denken. De gynaecoloog – weer een man, eentje van de oude geaffecteerde stempel die weinig pogingen deed om zijn patiënte op haar gemak te stellen – kondigde aan dat het eerste kind ieder moment geboren kon worden.

‘Michael,’ zei Matthew, zacht maar niettemin duidelijk. Hoewel hij het niet zo bedoeld had, klonk het woord plechtig, als een eed, een erkenning van wat er stond te gebeuren.

‘Michael,’ echode Anna. Zij kon niet praten zoals hij – zij hijgde de naam van hun zoon – maar toch was de klank in haar stem al even vol kracht, belofte en ernst.

En toen was Michael er, een klein levend wezentje, bedekt met bloed en smeer, dat vanuit de handen van de gynaecoloog werd overgeheveld naar andere vreemden, een slangetje in zijn mond kreeg om zijn keel open te zuigen en toen zijn eerste kreet slaakte. Even lag de jongen in de armen van zijn moeder. Even raakte Matthew zijn onvoorstelbaar zachte huid aan. Toen droeg een arts of verpleegkundige de baby de kamer uit. Anna huilde erom. Matthew niet. Hij wist niet meer wat hij voelde. Hij was niet verdoofd of afstandelijk. Hij was niet bevreesd of boos. Hij had een zoon – dat besef stond centraal in zijn hoofd. Hij had een zoon en hij geloofde dat die wetenschap hem straks zou kunnen laten lachen van blijdschap – hij dacht dat hij trots zou kunnen zijn. Toen concentreerde hij zich weer. Silas was onderweg. Zijn tweede zoon, naar wie hij al even nieuwsgierig was.

 

’s Morgens, toen het daglicht naar binnen begon te glijden door de hoge ramen van Anna’s kamer, stelde hij vast dat Anna nu rustig genoeg was om te slapen. Ze was gewassen, ze had hun zonen langdurig in haar armen gehad en ze straalde van stille voldaanheid.

‘Ik kan je met goed fatsoen even alleen laten?’ vroeg hij.

Ze kon ook weer giechelen. ‘Ik denk het wel. Ik zal slapen als een braaf meisje en ervoor zorgen dat als je terugkomt je van het verplegend personeel geen klachten te horen krijgt over mijn gedrag.’

Hij kuste haar. ‘Je bent geen meisje. Je bent een vrouw. Een dappere vrouw. Dat heb ik vannacht weer gemerkt. Dank je voor wat je allemaal voor ons gedaan hebt.’

‘Ons.’ Anna kuste hem ook. ‘Dat klinkt erg goed.’ Terwijl ze het woord herhaalde, werden haar ogen helderder, alsof ze geen slaap meer nodig had – alsof ze alles wat er in haar ziel lag met hem wilde delen. Hij ging dichter bij haar staan en even was ze bijna een onbekende, een onbekende die hem intrigeerde zoals Anna hem in de eerste maanden dat hij haar kende had geïntrigeerd.

Hij deed zijn best om op de aarde te blijven. ‘Misschien ga ik een cadeau voor je kopen,’ peinsde hij hardop. ‘Iets dat luxe en overdadig is, zodat ik weer jaren klachten krijg dat ik niet zo moet overdrijven. Je hebt het verdiend, lieveling. Ik dank je echt. Ik dank je voor wat je me hebt gegeven. Ik ben er heel erg blij mee.’

Anna kuste hem, maar ze zei niets. Hij had de indruk dat ze te veel voelde om nog te kunnen praten.

Hij kuste haar ook en nam afscheid. Maar voordat hij uit het ziekenhuis vertrok, liep hij nog langs de afdeling waar Michael en Silas in de couveuse lagen. Lange tijd stond hij bij hen en keek hij naar de kleine mensjes die daar opgekruld, met alleen een luier aan, lagen te slapen. Allebei hadden ze een neussonde die met een pleister was vastgeplakt aan hun wang. De artsen zeiden dat ze gezond waren, maar wel een paar dagen moesten aansterken voordat ze naar huis konden.

Hij bestudeerde de gezichtjes, nog onmogelijk klein, maar al helemaal menselijk. Bij Silas had hij het idee dat hij in de neus iets van die van Zoë herkende. Michael, Silas’ eeneiige broer, zou dezelfde neus moeten hebben, maar toch scheen diens gezicht Matthew anders toe. Hij tuurde langdurig naar de jongen, maar wist niet precies waar het anders zijn in lag.

‘Tot later,’ fluisterde hij tegen zijn zonen. Het kostte hem moeite zich om te draaien en naar huis te gaan. Het voelde onnatuurlijk om de jongens achter te laten in een glazen doos, waar ze verzorgd werden door vreemden. Ze zouden in Anna’s armen moeten liggen, waar ook hij ze goed in de gaten kon houden.

 

Matthew besloot eerst te slapen voordat hij Zoë ging vertellen dat ze broertjes had – onderweg naar huis, toen hij bij het invoegen bijna een vrachtwagen over het hoofd zag, kwam hij erachter hoe moe hij precies was. Waarschijnlijk had zijn moeder haar ook al ingelicht.

Northend Abbey was erg stil toen hij er binnenstapte. Het was inmiddels negen uur, maar het zag ernaar uit dat Marieke en David allebei uitsliepen. Hij vond het jammer – hij had graag verteld hoe zijn zonen heetten en de eerste foto’s laten zien.

Met moeite sleepte hij zich de trap op, naar de slaapkamer. Daar zakte hij op de bedrand. Hij keek naar de badkamerdeur en verbaasde zich erover dat die openstond en dat het licht in de badkamer aan was. Even snoof hij: hij had het idee dat er in de kamer een parfum hing dat er anders niet was.

Hij schudde zijn hoofd. Slapen – hij moest slapen in plaats van zich druk te maken over geuren en lichten. Maar hij bleef zitten waar hij zat en klikte zijn telefoon aan. Opnieuw keek hij naar de foto’s van zijn zonen. Onwillekeurig grijnsde hij. Ze waren echt prachtig. Te vroeg geboren, maar helemaal gaaf. Hij was trots op ze, echt trots. Zijn zonen – hij had nooit gedacht dat die woorden zo goed zouden klinken.

Daarna controleerde hij nog even zijn mail voordat hij echt ging slapen. Hij fronste toen hij weer een bericht van Susanna zag.

 

Cher ami,

Nog wat laatste interessante informatie over Marieke. Wist je dat ze uit Nederland is vertrokken om coschappen te lopen in een Brits ziekenhuis? Vlak bij ons in de buurt, lieve Matthew. Om precies te zijn: het ziekenhuis waar Anna vannacht bevallen is. Waarschijnlijk liggen je kinderen nu op de afdeling waar zij werkte: neonatologie. Is dat een reden om erg bezorgd te worden? Je ne sais pas! Misschien moet je dat zelf eens uitzoeken.

Succes!

 

Neonatologie. Het woord betekende even helemaal niets. Toen kon Matthew weer denken. Neonatologie – de afdeling waar Michael en Silas inderdaad lagen. Zijn hart begon sneller te slaan, al wist hij niet waarom.

Hij stond op en liep naar de kamer van Marieke. Toen hij klopte werd er niet opengegaan. Hij liep door naar de kamer van David, en ook daar bleef het stil.

Hij stuurde David een berichtje met de vraag waar hij en Marieke waren. Terwijl hij op antwoord wachtte liep hij terug naar zijn slaapkamer, maar hij was te rusteloos om te gaan zitten. Hij liep verder, naar de kamer waar zijn zonen binnenkort zouden slapen.

Heel stil bleef hij daar in de deuropening staan. Een schilderij dat Anna had laten ophangen, lag in stukken gebroken in een van de bedjes. De scherven van de lijst lagen door de hele kamer verspreid.

Bijna tegelijkertijd kwam het antwoord van David binnen:

 

Waar denk je dat Marieke en ik zijn? In het ziekenhuis natuurlijk! Je moeder vroeg of we meegingen. Anna vond het niet erg dat we haar wakker maakten, of in ieder geval niet HEEL erg (ahum). Als we de fruitmand die we voor haar hebben meegenomen hebben leeggegeten, gaan we bij de baby’s kijken. Gefeliciteerd trouwens! 🙂

 

Even was het zwart voor Matthews ogen. Toen schreeuwde hij een kreet die hij zelf niet begreep en rende hij terug naar beneden, terug naar iedereen die hem lief was.

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Omdat ik alweer niet kon slapen en omdat Northend Abbey bijna helemaal leeg is, heb ik vannacht rondgedwaald door het landhuis – of moet ik kasteel zeggen? Zoveel kamers, en toch kwam ik weer uit bij de paar die ik vaker gezien heb.

Ik wil er liever niet over nadenken hoelang ik in de kamer van Matthew en Anna heb gestaan. Een tijdje heb ik op zijn kant van het bed gelegen en naar het plafond gestaard om te ontdekken waar hij aan denkt als hij niet kan slapen. Waarschijnlijk niet aan mij. Misschien draait hij zich ’s nachts naar Anna toe en verlangt hij naar de tijd dat ze weer slank is en alles kan doen waar kinderen van komen als je niet oplet.

Later heb ik nog een tijdje bij Anna’s kaptafel gezeten. De armband met de inscriptie lag er nog steeds, even nonchalant als de vorige keer. “Voor mijn geliefde.” Hij is nu van mij: voordat ik erover nadacht zat hij al om mijn arm.

In de badkamer lukte het me om rond te kijken zonder met te veel spiegels geconfronteerd te worden. Matthew is gelukkig niet zo iemand die zichzelf van alle kanten wil zien als hij uit het bad of de douche komt.

De douche heb ik vrij lang bekeken – gênant lang eigenlijk. Ik vraag me af of Matthew en Anna samen douchen, en of hij klaagt als ze te veel doucheschuim gebruikt. “Je glijdt uit mijn handen, lieveling.” Ik kon hem de woorden bijna horen zeggen – ik kon zijn handen bijna voelen. Haastig liep ik door naar de kamer van Zoë.

Ik weet niet waarom, maar kijken naar haar lege bedje maakte me weemoedig. Ik heb een van Zoës poppen gepakt en die erin gelegd. Toen heb ik tot de God geroepen die blijkbaar om mij geeft, maar mij niet helpt om een verslaving te overwinnen. De God die het mij onmogelijk maakt om aantrekkelijk te zijn. De God die een monster van mij maakt, en niet geïnteresseerd is in waar dat toe leidt.

Ik struikelde bijna toen ik de kamer van Zoë uitliep, omdat heel eventjes mijn ogen niets meer konden zien. Maar ik heb niet nagedacht over waarom er tranen waren. Wat moet ik nog met de analyse van mijn emoties? Die analyse leidt nergens toe, behalve tot een eindeloos ronddraaien in gevoelens die toch niet veranderen.

Ik ben nog even in een kamer geweest die ik niet eerder heb gezien: de kamer van de tweeling. Blijkbaar weet Matthew dat hij zonen krijgt: de kamer is ingericht in mannelijke tinten. Aan de muur hing een schilderij met de tekst uit de hogepriesterlijke zegen in Numeri: “Moge de Heer u zegenen en u beschermen, moge de Heer het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de Heer u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.” Om de woorden heen waren kleurrijke ballen geschilderd, alsof de schilder wilde bewerkstelligen dat de baby’s die Anna aan het baren is tijdens hun spel gezegend worden.

Ik heb het schilderij kapot gegooid…

 

… Later heb ik nog een tijdje geprobeerd te slapen, maar dat was natuurlijk tevergeefs. Hoe kan ik slapen terwijl Matthew naast Anna zit en toekijkt terwijl zij hem kinderen schenkt?

Tegen de ochtend ben ik in de kamer van Poppy geweest. Hij is niet meer verzegeld en zat zelfs niet op slot. Poppy. De naam alleen al. Wie noemt zijn kind Klaproos? Maar in dit geval was het wonderlijk toepasselijk. Licht en vergankelijk.

Een tijdje heb ik ook op haar bed gelegen, waar zij nooit meer zal plannen zal maken die mensen kunnen verwoesten. Ik heb er geen spijt van. Echt niet. Of in ieder geval meestal niet. Dit was wat ik aan hem kon geven, en ik heb het met liefde gedaan…

 

 

© Els van Weijen

One thought on “Hoofdstuk Vijfentwintig

  1. Oh, Marieke ik dacht het al. Haar geest is zo vertroebeld en verward. Wat gaat er nu gebeuren terwijl
    zij in het ziekenhuis werkt waar de tweeling liggen. Spannend en heel eng.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *