Hoofdstuk Zesentwintig – Geef me wat ruimte

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De rest van de ochtend spraken Thomas en ik niet. Ik trok me terug in de voorkamer en sleutelde wat aan August. Toen Eliza kwam vragen of alles wel goed ging, keek ik haar verbaasd aan en vroeg ik wat ze bedoelde – Eliza vertrok weer.

Rond de middag werd er aan de deur gebeld. Eliza kwam terug. ‘Eve,’ fluisterde ze.

‘Eve wie?’ vroeg ik. Ik zat net in mijn boek en wist precies welk woord ik in één zin moest veranderen om een hele alinea nieuwe zeggingskracht te geven.

‘Eve Roberts,’ siste Eliza. ‘Ze is bij Thomas. Ze wil met hem praten.’

Ik vergat mijn zin en rende naar de woonkamer. Eve hing snikkend in Thomas’ armen. ‘Het spijt me zo,’ riep ze. ‘Ik wou dat ik eerder wat gezegd had.’

‘Glaasje water,’ mompelde ik tegen Eliza.

Eliza liep weg en ik liep naar Eve. Ze leek me niet in de gaten te hebben en nestelde zich in Thomas’ armen. ‘Ik wist dat ik wat moest doen, maar ik kon het niet. Ik was zo bang van Clark.’

Thomas wiegde haar. ‘Ik snap het wel. Rustig maar.’

‘Goedemiddag Eve,’ zei ik.

‘Hij heeft het me twee jaar geleden verteld, toen bij hem op bezoek was. Ik had er zo’n last van dat jij dood was – ik bleef maar huilen. En toen zei hij dat jij ook op Baker Street was. Ik dacht eerst dat het één van zijn bizarre grapjes was, maar…’

‘Baker Street?’ vroeg ik. ‘Noemde hij zijn landgoed zo? Echt waar?’

‘… Maar hij meende het serieus. Hij… heeft me je laten zien. Wist je het? Van de camera’s?’

Thomas knikte. ‘Natuurlijk. Hij hield me constant in de gaten. Dat deed hij vroeger bij jou ook, hè?’

Eve huiverde. ‘Ik wist niet dat jij het wist. Ik voelde me soms net een hoer in een peepshow, Tommy. Alleen jij maakte mijn leven een beetje dragelijk.’ Ze kuste hem, net niet op zijn lippen. ‘En ik heb je beloond met verraad, met…’

Ik nam het glas water over van Eliza, wuifde haar de kamer uit, drukte Eve het glas in handen en dwong haar om los te komen van Thomas. ‘Kalmeer maar even,’ droeg ik haar op, terwijl ik haar in een stoel zette.

Ze staarde naar me op. ‘Caroline. Ik wist niet dat jij er was.’

‘Die indruk had ik al. Maakt niet uit. Blijf maar zitten.’ Nu ik haar in het gezicht kon kijken, deed Eve me aan Brigitte denken. Haar ogen waren leeg en ze was nog magerder geworden dan ze al was. Haar rechterhand trilde; het water in het glas dat ze vasthad spatte er bijna overheen.

‘Caroline gaat ervoor zorgen dat je uiterst rustig wordt,’ zei Thomas. Het was lastig om de klank in zijn stem te definiëren. Ik wist niet of hij meende wat hij zei, me bespotte of iets compleet anders probeerde te zeggen.

‘Dat zou ik inderdaad fijn vinden. Wat… dapper dat je ons komt opzoeken.’

Eve nam een paar slokken. ‘Dat was ik Tommy verplicht.’ Ze begon weer te snikken. ‘Ik voel me zo slécht. Ik had naar de politie moeten gaan, ik had iets moeten dóen. Maar Clark stuurde me een mail waarin hij wees op de mogelijke gevolgen als ik mijn mond opendeed. Het was net als vroeger. Vroeger zei hij ook altijd wat er zou kúnnen gebeuren. Dat Dido misschien doodging als ik zijn nieuwste vriendin erop wees dat hij getrouwd was, maar misschien ook niet.’

Ik keek naar Thomas. ‘Dido? De hond?’

‘Kat,’ zei hij. ‘Ze is uiteindelijk vredig van ouderdom gestorven.’

‘Dat weet je niet,’ snufte Eve. ‘Dat kun je nooit zeker weten. Oh, Tommy, het was zo erg met Clark. Altijd die dreiging… Altijd het idee dat hij misschien iets zou doen.’

Thomas knikte. Hij zag er zo grauw uit dat ik wenste dat ik voor hem ook een glas water had. Eve leek het niet in de gaten te hebben. Ze praatte verder en net als in Londen richtte ze zich exclusief op Thomas. Haar verhalen waren een mengeling van angst om de kat en de dreiging van geweld dat Eve zou overkomen, dreiging van sadisme en vernedering. Thomas werd steeds stiller. Hij was weer de strijder, die alert zat te wachten, maar hij leek een oudere strijder dan op de dag dat ik hem had teruggekregen. Ik was ervan overtuigd dat sommige van de dingen waarmee Clark Eve alleen had gedreigd, Thomas had ondergaan.

Na een uur viel Eve stil. ‘Het spijt me, Tommy,’ waren haar laatste woorden.

Thomas zei niets; hij legde alleen zijn hand op de hare. En om de een of andere reden verdroeg ik dat niet.

Ik hielp Eve overeind en zei dat het tijd was om naar huis te gaan. ‘Ik denk dat je nu weer wat rustiger bent. Je kunt er vast wel weer tegen.’ Ik escorteerde haar naar de deur en gaf haar maar net de tijd om haar jas aan te trekken. ‘Misschien wil je ook nog tegen mij zeggen dat het je spijt?’ vroeg ik toen we in de deuropening stonden.

Ze staarde me weer aan. ‘Hoe bedoel je?’

‘Vanwege de jaren dat ik zonder Thomas heb geleefd, terwijl jij treurde om Dido en zo bang was voor het lot van je nieuwe kat dat je stilhield dat Thomas niet dood was. Heb je enig idee wat Thomas heeft geleden? Wat ik heb doorstaan? En zijn familie?’

‘Maar ik heb toch net uitgelegd waarom ik niets zei?’

‘Was voordat Clark Thomas ontvoerde jouw ellende reden genoeg om mij als afval te gebruiken? Weet jij hoe ik aan mezelf getwijfeld heb omdat jij me keer op keer uitlegde dat ik lelijk was en me niet goed kleedde? Was de manier waarop Clark met jou omging een excuus om mij ook te vernederen? Wilde je dat anderen zich net zo naar voelden als jij?’

Eve stond heel stil. ‘Sorry. Dat was niet de bedoeling. Ik hoop dat je me nu wat beter begrijpt. Het kwam door de omstandigheden. Ik –’

‘En dat was nog maar het begin, hè? Het verdriet van anderen moest erger worden dan dat van jou. Jij hebt geen idee wat Thomas allemaal heeft doorstaan met Clark – dat heb ik zelf helaas al nauwelijks. En heb je enig besef van wat ik heb meegemaakt? Je bent niet de enige de angst heeft gekend. Weet je hoe het voelt om altijd voor jezelf te moeten zorgen en voor anderen, om niemand te hebben op wie je terug kunt vallen? Weet je hoe bang ik was voor de pijn toen ik rouwde om Thomas? En weet je hoe leeg mijn leven was toen het zogenaamd weer de moeite waard werd?’

‘Nee,’ fluisterde Eve. ‘Nee.’

Ik vertelde het haar. In één grote stroom, alsof ik overgaf, kwamen de woorden uit mijn mond. Ik spaarde haar geen enkel detail en wees haar er steeds opnieuw op dat zij ze had kunnen voorkomen. Halverwege begon ze te huilen, maar ik hield niet op.

‘Sorry,’ snikte ze, allang voordat ik klaar was. ‘Sorry.’

‘Ik snap nu pas wat een irritant woord dat is. En nog één ding: noem hem nooit meer Tommy.’ Ik sloeg de deur dicht en ging ik terug naar Thomas.

Hij zat nog op de stoel waar hij naar Eve had geluisterd en leek zich niet bewogen te hebben. Zijn gezicht bleef maar grauw. ‘Ze kan het niet helpen,’ mompelde hij.

Ik haalde diep adem. ‘Heb je me gehoord?’

‘Gehoord?’

Nogmaals haalde ik diep adem. ‘Ze wist al twee jaar dat je nog leefde. Daar heeft ze niets mee gedaan, maar je enige reactie is dat ze dat niet kan helpen. Wat mild. En wat een contrast. Als ik één keer bijna een misstap bega, is dat onvergeeflijk. Waarom? Omdat Eve belangrijker is? Omdat ze al jarenlang een vriendin is en volgens mij dolgraag meer had willen zijn? Omdat jij in Londen haar van alles op de hoogte hield, terwijl ik –’

‘Jij bent het belangrijkst.’ Thomas vouwde zijn armen over elkaar. ‘Als je dat nu nog niet snapt, wordt het tijd dat je gaat nadenken. Of misschien moet je juist minder nadenken. Misschien moet je eens gewoon durven voelen. Vind je dat eng, Caroline?’

Ik snoof. ‘Jij weet helemaal niets van hoeveel ik voel.’

‘Inderdaad,’ zei hij. ‘Inderdaad.’

 

Die avond verdween Thomas. Het ene moment zat hij een boek te lezen; het volgende moment was zijn stoel leeg. Ik zocht het huis naar hem af, maar vond hem niet.

Aan iemand vragen waar hij was, wilde ik niet en kon ook niet: Eliza was op bezoek bij een vriendin en de kinderen lagen in bed. Terug in de woonkamer zette ik de tv aan om de stilte te verdrijven. Me concentreren op wat ik zag was lastig. Ik begon rondjes te lopen door de kamer. Rondcirkelende gedachtes volgden me: “Thomas is nog nooit weggegaan zonder iets te zeggen” en “Ik raak hem kwijt”.

‘Caro.’

Ik kwam tot stilstand en glimlachte naar Eliza. ‘Al terug? Was het leuk bij Jen?’

‘Heerlijk. De kinderen liggen in bed?’

‘Ja, en ze slapen allemaal.’

‘Mooi. Waar is Thomas?’

‘Hij was moe.’

‘Dat ben ik ook, dus ik ga snel mijn ogen dichtdoen. Maak het zelf niet te laat.’

Eliza vertrok, maar ik keerde niet terug naar mijn rondjes. Ik besloot dat ik een oplossing moest bedenken. Thomas en ik konden niet uit elkaar groeien na alles wat er gebeurd was. Ik ging zitten en probeerde te bidden. Zodra ik mijn ogen sloot werd ik echter besprongen door onrust. Misschien kwam Thomas nooit meer terug. Misschien wilde hij niet meer bij me zijn. Misschien was hij opnieuw ontvoerd. Misschien was hij dood.

Ik deed mijn ogen weer open en dwong mezelf tot kalmte. Thomas was niet dood. Hij was even weggegaan, en straks zou hij terugkomen. Hij had het gewoon moeilijk. Al had hij het nog zo naar zijn zin bij zijn familie (en bij mij), ook wennen aan een goede omgeving kostte tijd na alles wat hij had doorstaan. Het was normaal. Het moest normaal zijn.

De deur ging open en Thomas wandelde naar binnen. ‘Hoi,’ zei hij, veel te nonchalant. Hij ging op de bank zitten en keek naar de tv.

‘Waar was je?’ vroeg ik.

‘Even weg. Ik had frisse lucht nodig na al dat gedoe vandaag met Eve.’

‘Ik was bezorgd.’

Thomas keek me nog steeds niet aan. ‘Dat is niet nodig.’

‘Leg me alsjeblieft uit wat er aan de hand is. Het is meer dan Eve. Het gaat niet goed met je. Ik wil je helpen.’

‘Ik heb geen hulp nodig. Lieve help, Caroline, ik ben gewoon een stukje gaan lopen. Moet ik daar tegenwoordig verantwoording voor afleggen?’

‘Misschien kunnen we een deskundige inschakelen. Een pastoraal werker, of een psycholoog of zo. Niet alleen voor jou, hoor. We moeten allebei –’

‘Een psycholoog? Ik zie niet in waarom.’ Hij keek naar de tv. ‘Wat is dit voor een waardeloze film?’

‘Ik snap dat het moeilijk is om weer te wennen aan het normale leven, na alles wat er is gebeurd. Daar wil ik je bij helpen, als je me dat toestaat.’

Geen antwoord.

‘Thomas, zeg iets.’

‘Je moet niet denken dat je me begrijpt,’ gromde hij. ‘Geef me wat ruimte. Is dat te veel gevraagd?’

 

De volgende ochtend zat ik bij Irene. Ik zakte onderuit in mijn stoel en had de neiging tegen haar tafel aan te trappen.

‘Je ziet er niet helemaal ontspannen uit,’ zei Irene.

‘Werkelijk? Als dat alles is wat er aan me te zien is, moet ik wat harder mijn best gaan doen om mijn echte emoties te tonen. Er zijn meer mensen die dat lijken te denken.’

Irene trok haar wenkbrauwen op. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Thomas en ik hebben problemen.’

Irene was even heel stil.

‘Thomas is boos op me vanwege Steve en die twee mannen op wie ik dacht verliefd te zijn, maar volgens mij is er meer. Het heeft vast te maken met wat hij de afgelopen jaren allemaal heeft meegemaakt. Het is zo vreselijk wrang, Irene. Na al die tijd… Ik dacht dat het heerlijk zou zijn om weer samen te zijn, maar we voelen ons… niet op ons gemak bij elkaar.’ Ik vocht met tranen, niet alleen in mijn ogen maar in mijn hele lichaam.

‘Thomas heeft het altijd moeilijk gevonden zich te uiten.’

‘We vonden het allebei lastig.’

‘Maar het schrijven heeft voor jou alles veranderd. Jij kon met de hele wereld delen wat er in je omging. Thomas heeft de afgelopen jaren met niemand kunnen praten.’ Irene pakte een van de vele speelgoedbeesten op die sinds ze haar eerste kleinkind had door haar huis verspreid stonden, een olifant. Onwillekeurig dacht ik aan wat mijn moeder vroeger zei als ze me ingestopt had en een verhaaltje had verteld: “En toen kwam er een olifant met een grote snuit, en die blies het verhaaltje uit.” Daarna kuste ze me en ging ze weg. ‘Ik kan me voorstellen hoe lastig de nieuwe situatie voor hem is,’ zei Irene. ‘Eliza heeft me vaak verteld hoe gedreven Thomas was in zijn werk, maar op zijn werk kan hij momenteel niet terugvallen. Iedereen om hem heen is veranderd: jij, zijn zussen, de kinderen… Hij kan niet eens op zichzelf terugvallen: hij is óók veranderd. God staat voor hem klaar, maar in dit soort omstandigheden kan Hij heel stil wachten tot Thomas naar Hem toe komt.’

‘Ik wil dat Thomas naar mij toe komt,’ fluisterde ik. ‘Sorry. Ik zou beter moeten weten, maar dat wil ik echt. Ik hou zo veel van Thomas, Irene. Ik wil hem voor mezelf.’

Irene glimlachte, heel mild en begrijpend, zoals ik ooit had gedacht dat mijn Schepper naar me keek. ‘Ik denk dat God dat wel begrijpt, maar Hij houdt nog veel meer van Thomas dan jij. Geef Hem en Thomas de tijd. Dan komt het heus goed.’

‘Ik snap God niet meer. Bijna drie jaar lang heb ik zonder Thomas geleefd en dat bleek helemaal niet nodig te zijn. Nu is Thomas terug en is het nog niet goed. Ik begrijp niet wat God van me verwacht.’

‘En je begrijpt ook niet meer wat jij van God verwacht. Je hebt geen vat meer op je leven met Hem en geen vat meer op je leven met Thomas.’

‘Misschien is God wel heel anders dan we denken. Misschien is Hij een grote onpersoonlijke macht, die zich niet bekommert om individuele mensen. Een God die alles weet, maar niet ingrijpt, geen liefde voelt. Daar ben ik soms echt bang voor, Irene.’

‘Dat snap ik. Spreek je twijfels uit naar God; wees eerlijk tegen Hem over wat er in je omgaat. Laten we ervoor bidden.’

‘Ja,’ zei ik. Maar ik merkte dat ik kriegelig was en het bidden graag had overgeslagen.

 

Toen ik thuiskwam zat Thomas in de keuken koffie te drinken met Mrs Garland. Ik keek hem aan, maar hij richtte zijn aandacht op zijn moeder en vroeg haar of ze tegenwoordig nog veel won met bridge. Ik voelde hoe mijn vermoeidheid zich verdiepte. Het liefst was ik de keuken uit gelopen, rechtstreeks naar de kamer die ik ooit voor mezelf had gehad, zodat ik in mijn eigen bed kon kruipen. Maar Mrs Garland schonk al koffie voor me in; ik ging bij haar zitten. Al snel gingen mijn gedachten met me op de loop; ik schrok op toen Mrs Garland me een tik op mijn arm gaf.

‘Caroline, ik vroeg hoe het met je gaat, maar je hoort me niet eens. En als je zo blijft fronsen, krijg je rimpels. Zit je iets dwars?’

‘Of me iets dwarszit… Hm… Ik weet niet of ik die vraag kan beantwoorden zonder dat iemand me erop wijst dat ik niet moet denken dat ik hem begrijp.’

Mrs Garland keek naar Thomas. ‘Vertel me niet dat jullie ruzie hebben.’

‘Ieder stel heeft wel eens ruzie,’ zei Thomas. ‘Caroline beweerde vroeger altijd dat dat heel normaal is en zelfs gezond. Of niet soms, Caroline?’

‘Jullie zien er niet heel gezond uit.’

‘Dat komt wel weer goed.’

‘Wat is er aan de hand?’ wilde Mrs Garland weten.

‘Ma, je weet dat ik dat soort dingen liever niet met anderen bespreek.’

‘Niet met u, en ook niet met mij,’ zei ik. ‘Jammer dat het op die manier behoorlijk complex is om een meningsverschil op te lossen. Je kunt zonder woorden doorhebben dat het niet goed gaat, maar daar niet zonder woorden iets aan doen.’

‘Soms zegt ze best zinnige dingen, Thomas.’

‘Nou en of. Alleen wil ik andere dingen van haar horen, dingen die wel belangrijk voor onze toekomst zijn. Tot later, ma.’ En weer liep hij weg. Ik bleef achter en zag de afgrond tussen ons wijder worden. Straks zou ik hem niet eens meer kunnen zien staan aan de overkant.

‘Caroline, haal die blik uit je ogen,’ snauwde Mrs Garland. ‘Je kijkt alsof hij weer dood is.’

‘Misschien is zijn oude zelf dood.’

‘Doe niet zo melodramatisch. Geef hem tijd.’

‘Dat kan ik niet. Ik weet niet hoe.’

‘Je weet dat ik het niet fijn vind als je zegt dat je iets niet kunt. Natuurlijk kun je het wel, als je maar wilt – als je er je best maar voor doet.’

‘Voor één keer in mijn leven maakt het me niet uit wat u vindt. Ik ben bang. Straks –’

‘U moet mijn wensen niet negeren, Miss Jacobs. Ik –’

‘Noem me niet zo.’

‘Sla niet zo’n toon tegen me aan. Ik zal je de rest van je leven Miss Jacobs noemen als je niet wijzer wordt. Je hebt jarenlang zonder Thomas er het beste van gemaakt. Ik weet hoe moeilijk je dat vond, maar je gaf niet op. Nu heb je hem terug en laat je je hoofd hangen. Als ik niet wijzer was, zou ik je slaan.’

‘Ga uw gang als u zich daar beter door voelt.’

‘Het zou niet werken bij jou – en je slaat waarschijnlijk terug. Leef je in in wat Thomas nodig heeft. Geef hem de tijd om in het reine met zichzelf te komen. Probeer met hem te praten.’

‘Hebt u niet naar hem geluisterd? Hij wil niet praten. Hij wil het nergens met me over hebben.’

‘Natuurlijk wel. Dat weet hij alleen nog niet.’

‘Ik ben blij dat u geen therapeut bent; u zou veel te directief zijn.’

‘Word jij ook maar geen therapeut: ik heb geen flauw idee waar je het over hebt. Wees jezelf. Heb geduld met Thomas. Geef hem tijd, geef hem ruimte.’ Ze pakte mijn hand. ‘Luister naar me. Ik meen het.’

‘Alsof u mij de kans zou geven niet naar u te luisteren.’ Ik omklemde haar vingers. ‘Ik ben bang, Mrs Garland. Echt bang.’

‘Houd me niet zo stevig vast; je breekt mijn botten nog. En bang zijn is iets voor kleine kinderen.’ De woorden klonken net zo koud als anders, maar toen ik Mrs Garland losliet drukte ze een haastige kus op mijn wang. ‘Het komt goed. Heus.’

 

Die avond verdween Thomas voor de tweede keer, dit keer in de auto van Eliza. De trouwe clan stelde geen moeilijke vragen. Ze stelden zelfs helemaal geen vragen: ze vermeden het onderwerp en knuffelden me allemaal toen ze één voor één naar bed gingen. Ik bleef alleen achter met de klok. Elke tik was een gnuif. Toen hij twaalf uur sloeg was het alsof iemand me uitlachte. Ik besloot ook naar bed te gaan. Straks lag Thomas naast me. Als de zon opging zou hij grinniken om mijn angsten en zou ik met hem meedoen.

In bed schoten er vage beelden door mijn hoofd, over de parken waar ik als kind dwaalde, over de wind die ik hoog in de bomen had gehoord en die soms een stem had geleken. Ik viel niet in slaap, maar droomde wel. Ik zag een heuvel die bedekt was met braamstruiken. Bovenaan stond een kale meidoorn, die zijn dorre takken uitstrekte naar de hemel. Terwijl ik keek rezen wolken op van voorbij de horizon, wolken die grauw en dreigend waren, totdat nog maar één enkele straal van de zon de meidoorn raakte en de heuvel in schaduwen werd gehuld.

Toen ik ver na tweeën een auto hoorde, bleef ik in bed liggen. Ik zou niet naar het raam hollen als een wantrouwige echtgenote of een onzekere minnares, besloot ik. Intussen hoorde ik de auto weer wegrijden. Daarna werd het stil. Er klonk geen geluid van een deur; er waren geen voetstappen op de trap. Ik luisterde of ik buiten nog wat hoorde. Niets. Toen ik uiteindelijk toch bij het raam stond, zag ik op de oprit een donkere schaduw heen en weer schuifelen die niet leek te weten waar hij heen moest.

‘Hij is dronken,’ siste ik. ‘Hij is drónken.’ Ik rende naar beneden, naar buiten.

Nu kon Thomas breed naar me glimlachen. ‘Hoi Caroline.’ Hij praatte traag en sprak mijn naam uit alsof hij de klanken nooit eerder op zijn lippen had geproefd. ‘Kijk niet zo boos, schat. Een man heeft af en toe een borrel nodig.’

‘Tuurlijk.’

‘Ik ben even het centrum ingegaan.’

‘Je bent dronken.’

Hij probeerde een buiging te maken, viel bijna en greep een pilaar vast. ‘Dronken – inderdaad. Ik geef het nederig toe.’

‘Ik ben blij dat je in ieder geval zo verstandig bent geweest een taxi te nemen. Had ik trouwens al verteld dat ik ook een keertje dronken ben geworden in het centrum? Het was die keer dat Steve Hartford bij me was.’

‘Steve Hartford – mijn vriend.’ Thomas hief een onzichtbaar glas naar hem op.

‘En ik heb echt geen seks met hem gehad. Mijn verstand begon net op tijd weer te werken. Ik ben naar huis gegaan, naar mijn eigen bed, dat jij nu met me deelt. Je zult het niet geloven, maar voordat ik in slaap viel zag ik jou. Je zei: “Goed gedaan.” Grappig, hè?’

‘Helemaal niet.’ Hij trok me naar zich toe voor een knellende omhelzing. Ik rook de drank en ook heel wat anders en probeerde me – tevergeefs – los te worstelen.

‘Lekker parfum,’ bracht ik uit.

Hij lachte. ‘Ik heb geen seks met haar gehad.’

‘Wil je me straffen? Ik wist het niet, Thomas. Ik dacht dat je dood was. Ik snakte naar menselijke aanraking en jij kon me die niet geven. Ik heb dingen gedaan die jij ook gedaan zou hebben als de rollen omgedraaid waren geweest.’

‘Misschien wil ik ze nu doen.’

Het was onmogelijk om onmiddellijk antwoord te geven; ik stikte bijna. ‘Ik kan je niet stoppen en dat zal ik ook niet proberen. Maar het is stom.’

‘Stom? Meestal probeert een schrijver zich denk ik iets genuanceerder uit te drukken.’ Zijn omhelzing werd alsmaar pijnlijker.

‘Op een dag heb je hier spijt van.’

Hij duwde me weg. ‘Alweer een antwoord. Tegenwoordig heb jij overal antwoord op.’ Hij stommelde bij me vandaan, het huis in.

Ik bleef waar ik was, staarde naar de maan en weigerde te huilen. Heel zacht zei ik tegen God: ‘Waar bent U nu? U bent toch de Heer die ons leven leidt? Waarom grijpt U opnieuw niet in?’

Er kwam natuurlijk geen antwoord.

 

Ik ging terug naar binnen en bekeek een late film. Toen ik daarna naast Thomas lag droomde ik raar. Het was alsof ik hem hoorde fluisteren in het donker. ‘Ze geeft me onuitsprekelijke vreugde – en onuitsprekelijk ergernis.’ Verward probeerde ik wakker te worden – terwijl ik me afvroeg of ik al wakker was en wat ik precies hoorde. Praatte Thomas met iemand anders over mij, of had hij het tegen mij over een ander? Nog meer woorden hoorde ik, vlak bij mijn oor: ‘Weet je dat je net zo irritant bent als vroeger?’ Misselijk probeerde ik weer in slaap te vallen.

De volgende ochtend lag ik alleen in bed. Ik had geen flauw idee hoe laat Thomas was opgestaan. Hij was al behoorlijk actief geweest: hij had zijn nieuwe koffier tevoorschijn gehaald en daarnaast lag een stapel met zijn al even nieuwe kleren. Ik staarde ernaar, maar weigerde de conclusies die mijn hoofd trok te horen. Toen kwam Thomas de kamer in.

‘Ik wil terug naar Londen,’ zei hij.

Ik keek hem alleen maar aan.

Hij fronste. ‘Ik neem aan dat je meegaat.’

Ik ademde uit. ‘Natuurlijk.’

‘Ik heb vannacht met Martin overlegd. Ik ga weer aan de slag bij Garland Oil. We hebben afgesproken dat hij de komende maanden de leiding houdt, totdat ik weer helemaal ben ingewerkt. Dan neem ik het over en wordt alles zoals het was. We gaan weer in het penthouse wonen, Caroline.’

‘Echt?’

Hij kuste me. ‘Vergeef me voor vannacht. Ik weet niet wat me bezielde. Je weet dat ik gewoonlijk nauwelijks drink, en ik heb ook echt geen behoefte aan andere vrouwen. Clark…’ Hij kwam naast me zitten. ‘Ik wil hem niet als een excuus gebruiken voor mijn eigen gedrag, maar ik zal je nog wel eens vertellen wat hij allemaal gedaan heeft. Hij heeft geprobeerd me mee te slepen naar het duister waarin hij zich thuis voelt. Dat is hem niet gelukt en ik heb besloten dat het hem ook niet gáát lukken.’ Hij kuste me opnieuw. ‘Het komt allemaal goed.’

Ik kuste hem ook, hongerig. ‘Gaan we trouwen?’

Hij lachte. ‘Dat zal er waarschijnlijk nog wel van komen, maar het lijkt me beter dat we eerst opnieuw ontdekken wie we zijn en of we nog bij elkaar passen. Er is veel gebeurd.’ Hij streelde me. ‘Ik verwacht overigens niet al te veel problemen.’

Ik schoof bij hem weg. ‘Ik wil niet samenwonen. Dat hoort niet meer bij me.’

Hij trok me naar zich terug. ‘We waren gelukkig toen we samenwoonden. Weet je dat niet meer? Ik kan me een vrouw herinneren die zelfs zei dat een huwelijk ouderwets is.’

‘Ik was toen een ander mens. Jij ook. We geloofden niet.’

‘Er wonen zo veel christenen samen. Ze zijn niet allemaal zo traditioneel als in de gemeente van mijn moeder.’

‘In mijn gemeente wordt samenwonen ook afgekeurd.’ Ik slaagde erin wat afstand te nemen. ‘Het is te vrijblijvend. Alsof je niet genoeg vertrouwen in elkaar hebt om je echt aan elkaar te binden.’

‘Dat vertrouwen moeten we eerst weer opbouwen. Ik laat me niet dwingen tot een huwelijk. Ik laat me nergens meer toe dwingen.’

‘Wanneer wil je vertrekken? Je hebt jouw koffers al bijna ingepakt. Toch niet vandaag al? Je moeder zou het niet overleven.’

Hij lachte weer. ‘Ik was wat overenthousiast. Volgende week, lieveling – volgende week. En jij gaat met me mee, hè?’

Ik knikte. ‘Ja. Ik ga mee.’

 

Mrs Garland keek me bij ons afscheid met grote ogen aan. De blik die erin lag sneed door mijn ziel. Ik had hem al de hele week gezien, maar ik raakte er niet aan gewend. ‘Jullie gaan naar Engeland, zonder mij de kans te geven eerst jullie bruiloft te vieren. Dat is heel erg, Caroline.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Daar hebt u gelijk in.’

‘Waarom gebeurt dit?’

Ik wilde iets zeggen over hoe belangrijk het was om Thomas tijd en ruimte te geven, maar dat zou te cynisch zijn geweest. Ik omhelsde haar en voelde dat haar schouders smaller waren geworden. ‘We komen terug.’

‘Ik ben oud, Caroline. Te oud voor dit soort…’

Ik wiegde haar toen ze begon te huilen en moest moeite doen om zelf ook niet te huilen.

 

Het grootste gedeelte van de reis was Thomas verdiept in zijn tablet. Het was bijna ontroerend om te zien met hoeveel overgave hij zich voorbereidde op de terugkeer naar zijn bedrijf. Als het me lukte om niet naar hem te kijken, verwerkte ik de laatste wijzigingen aan August. Het boek was bijna klaar voor de drukker.

In Londen was het warm. Ik voelde me duizelig in de zonneschijn. Een nieuwe auto van Garland Oil met een nieuwe chauffeur bracht ons naar het penthouse. Thomas pakte mijn hand en we wandelden samen door het appartement. Hij keek met oprechte belangstelling naar de houten meubelen, naar de donkerrode accessoires en naar de planten, waarvan sommige het zo goed naar hun zin hadden dat ze bijna tot het plafond reikten. Gelukkig had Cassandra niet vergeten ze water te geven.

Vanuit Auckland had ik nieuwe banken besteld, die inmiddels waren bezorgd. Thomas trok me ernaartoe en zette me naast zich neer. Weer keek hij rond. ‘Heel anders. Maar je hebt er iets moois van gemaakt. We kunnen hier samen gelukkig worden.’

‘Ja. Dat weet ik. Maar vandaag blijf ik niet.’ Ik stond op en nog nooit had die simpele beweging me zo veel moeite gekost.

Thomas keek naar me op, met ongeloof, en toen met een lach, alsof hij echt geloofde dat ik een grapje maakte.

‘Het spijt me. Ik wil graag bij je blijven, maar ik ga niet meer met je samenwonen. Ik geef me niet aan jou als jij niet zeker weet of je me wel wilt hebben. Martin en Cassandra hebben me onderdak aangeboden. Ik ga zo naar ze toe.’

‘Onzin,’ hijgde hij. ‘Blijf hier. Desnoods kun je een eigen kamer krijgen.’

‘Je weet dat ons dat niet zou lukken. Ik wil zeker zijn van wat jij voor me voelt. Ik kan het niet verdragen om mijn lichaam aan je te geven terwijl ik eraan moet twijfelen of jouw hoofd mij wel wil.’

‘Caroline –’

‘Tot later.’ Ik kuste hem, en toen ging ik weg, al had ik gedacht dat ik dat nooit zou kunnen.

 

 

© Els van Weijen

2 thoughts on “Hoofdstuk Zesentwintig – Geef me wat ruimte

  1. Woehooooo way to go Caroline. Wat een sterke zelfverzekerde en onafhankelijke vrouw is ze geworden.. ik begin haar steeds meer te mogen.. Haha High five Caroline.. well done

Laat een antwoord achter aan nanny lisman van weijen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *