Hoofdstuk Zeven – Belinda

0YP27OZ26Y

Vincent heeft me verlaten. Het komt nooit meer goed met mij. Ik schijn een of ander monster te zijn, van wie niemand kan houden. En Vincent is ook een monster! Ik wilde het je eerst niet vertellen, maar hij is heel anders dan we vroeger dachten. Hij is ENG, Lientje. Ik mocht van hem niet met andere mannen praten; dan werd hij boos. Als ik op mijn werk was, moest ik hem om het kwartier laten weten wat ik aan het doen was en met wie. In het weekend wilde hij niet dat ik zonder hem ergens naartoe ging. Hij verbood het me, zelfs als hij zonder mij met zijn eigen vrienden uitging. Hij heeft me heel vaak uitgescholden. Toen hij wegging heeft hij me geslagen. En toch mis ik hem! Laat me maar alleen. Ik verdraag nu geen mensen, en jij hebt toch niets aan mij. Jij bent gelukkig.

Zonder een moment te twijfelen negeerde ik de wens van Brigitte: ik belde haar. Ze nam niet op. Toen ik haar voicemail kreeg had ik geen idee wat ik moest inspreken; ik drukte de telefoon uit en las opnieuw haar verhaal. Ik herinnerde me de ontmoeting met Vincent bij het Dubbelsteynpark en zijn pogingen om met Brigitte uit te gaan. Het kostte me moeite om te geloven dat hij sinds die tijd veranderd was in een tiran. Brigitte had de afgelopen maanden ook nooit iets gezegd over agressie of raar gedrag.

Op dat punt graaide ik mijn gedachten haastig bij elkaar. Ik kende genoeg verhalen over vrouwen die thuis geterroriseerd werden en daar uit angst of schaamte niets over zeiden. Het was vreselijk dat ook Brigitte dat had meegemaakt. Weer belde ik haar en weer werd er niet opgenomen. Ik vroeg me af wat ze aan het doen was.

Toen de suggesties die mijn hoofd aandroeg te erg werden, ging ik naar buiten en wandelde langs de Theems. Officieel was het lente, maar er stond een koude wind en de wolken waren grauwe spoken. Toen ik aan Nazgûls begon te denken, stuurde ik Thomas een bericht: ‘Ik mis je.’

‘Dat effect streef ik nog steeds na, hoe bedenkelijk je het ook vindt,’ was al na vijf minuten zijn reactie. ‘Sterkte, lieveling. Ben een beetje druk. Spreek je later.’

“Een beetje druk” was een nogal lief understatement dat Thomas graag gebruikte als hij het eigenlijk te druk had om voor privédoeleinden zelfs maar te kijken naar zijn telefoon. Ik stoorde hem niet langer en dacht weer aan Brigitte.

Net als Vincent kende ik haar sinds het begin van de middelbare school. In die tijd was mijn vader van kerk veranderd, waardoor ik niet op dezelfde school terechtkwam als de kinderen met wie ik tot dan toe les had gehad. Toen ik Brigitte ontmoette wist ik niet hoe je op een normale manier met andere mensen omging, laat staan met leeftijdsgenoten op een openbare school. Ik had een onnatuurlijk lachje dat me zelf raar in de oren klonk, begon gesprekken waarin ik altijd weer dingen zei die heel anders overkwamen dan ik ze bedoelde, en droeg kleren die nooit leken op die van mijn klasgenoten. Waarom Brigitte met mij om wilde gaan weet ik nog steeds niet. Als ik raar deed of verkeerde kleren aanhad, lachte ze me ongegeneerd uit, maar ze kwam wel iedere dag terug. Langzaam leerden we elkaar beter kennen; we werden vriendinnen.

Het was toeval, maar we gingen ook naar dezelfde universiteit. Daar groeiden we weer uit elkaar. Terwijl ik mij op mijn studie stortte, werd Brigitte het middelpunt van feesten die ik meestal vermeed. Na anderhalf jaar stopte ze met haar opleiding en ging ze terug naar Dordrecht. Tijdens de rest van mijn studietijd hadden we weinig contact, totdat Brigitte haar oma en Wesley verloor; toen was onze relatie intenser geworden dan ooit. Ik was er trots op geweest dat ze wilde dat ik bij haar introk. Maar toen was Thomas gekomen en had ik haar alleen gelaten. Terwijl ik naar de Theems tuurde voelde ik me schuldig.

‘Eindelijk heb ik u gevonden,’ onderbrak een stem mijn gedachten.

Ik draaide me om, naar een man met helderblauwe ogen, zonnig haar en een glimlach die zijn gezicht open en jong maakte. ‘Pardon?’ vroeg ik.

‘Mijn naam is Steve Hartford.’ Hij schudde me de hand en hield mijn vingers toen nog even vast. ‘U voelt bevroren aan. U moet beter voor uzelf zorgen.’

Ik trok mijn hand los. ‘Wie bent u?’

‘Dat heb ik net gezegd. U bedoelt eigenlijk: wat wilt u van mij? Niets anders dan een geduldig oor en een stukje van uw tijd. Ik wil u waarschuwen voor Thomas Garland. Hij heeft mijn vrouw gedood.’

Ik hijgde een lach. ‘Dat lijkt me onwaarschijnlijk.’

‘Ik heb u al een aantal keer een brief gestuurd, maar ik neem aan dat de conciërge opdracht heeft om de post te controleren voordat hij hem doorgeeft. De beveiliging in uw gebouw is ook nogal strikt. In mijn pogingen om met u te kunnen praten heb ik aardig wat blauwe plekken opgelopen.’

Ik deed een stap naar achteren. ‘Ik kom vaak genoeg buiten. Mij te spreken krijgen moet geen probleem zijn. Sorry, maar ik geloof dat dit gesprek lang genoeg geduurd heeft.’

De man pakte mijn hand weer vast. ‘Gewoonlijk is er een bewaker van Garland Oil in de buurt als u naar buiten gaat, om ervoor te zorgen dat ik niet in uw buurt kom. Ik denk dat ze vandaag een fout in hun rooster hebben gemaakt. Dit is onze kans. Heeft Garland u verteld over Belinda? Zijn secretaresse die zelfmoord heeft gepleegd omdat hij te laf was om openlijk uit te komen voor hun affaire?’

‘Zelfmoord?’ vroeg ik, en ik dacht: “Affaire?”

‘Hij maakte de vrouw kapot die het meest om hem gaf. Belinda vond het heerlijk om voor hem te werken, om iedere ochtend nauwelijks te kunnen inschatten wat hij die dag van haar zou vragen. Hoe moeilijker zijn opdrachten waren, hoe leuker ze het vond. Soms moest ze onverwacht met hem mee naar een verre stad, of een ander land, en dan belde ze me ’s avonds blij op om te vertellen waar ze was en hoeveel ze die dag had gewerkt. Ik moest altijd lachen om haar enthousiasme.’ Steve Hartford greep mijn hand steviger vast. ‘Het leek heel onschuldig. Gewoon een secretaresse en haar baas.’

Ik trok me los. ‘Secretaresse is een ouderwets woord. We zeggen tegenwoordig liever PA – personal assistant.’

‘Ik was vroeger oorlogscorrespondent, Caroline. Misschien kun je je voorstellen wat ik zag als ik aan het werk was. Op een dag kwam ik thuis na vijf weken verwoesting en dood vlees. Ik vond het heerlijk om weer bij mijn vrouw te zijn. Maar dat gevoel was niet wederzijds. Totaal niet. Belinda leek afgeleid. Afstandelijk.’

‘Misschien dacht u dat alleen maar. Na vijf weken in een oorlogsgebied was u natuurlijk gestrest. Het was vast vreemd voor u om weer in het normale leven terug te zijn.’

‘Ik heb geprobeerd om zo veel mogelijk over je te ontdekken, maar ik wist niet dat je psycholoog was. Het spijt me voor je: ik had geen last van stress – ik kon de situatie nog juist inschatten. Toen ik haar vroeg wat er aan de hand was, wilde ze niets zeggen. Ik besloot haar privacy te respecteren – we vertrouwden elkaar, ook als er geheimen waren. Maar toen ik haar een paar dagen later huilend op ons bed vond, ben ik bij haar gaan zitten en niet weggegaan voordat ze verteld had wat er was. Ik verdroeg haar pijn niet langer. Toen onthulde ze dat ze verliefd was op Garland. Het was wederzijds.’

Steve Hartford keek me aan en had opeens journalistenogen, ogen die me probeerden te doorgronden. Ik gaf hem een meelevende maar kalme blik. ‘Hoe reageerde je?’

‘Ik ben geen type voor boze verwijten. Het klinkt misschien vreemd, maar ik heb Belinda vooral geprobeerd te troosten. Ze wist niet wat ze aan moest met haar verlangens en haar schuldgevoelens. De volgende dag probeerde ik Garland te spreken te krijgen.’

‘Dat was vast lastig. Je vrouw moest je doorverbinden.’

Steves blik werd alsmaar priemender. ‘Ja. En dat deed ze. Ze snapte dat het belangrijk voor me was om met Garland te praten over de situatie. Garland zelf was minder redelijk: hij weigerde met me in gesprek te gaan.’

‘Hij was aan het werk; dan heeft hij het veel te druk voor privézaken. Ik bel hem nooit overdag. Zelfs met berichtjes ben ik terughoudend.’

‘Werkelijk? Ik vraag me af hoeveel waarde iemand aan een relatie hecht als hij er alleen buiten kantooruren tijd voor vrijmaakt. Garland had die dag overigens tijd genoeg om privézaken te regelen. Hij heeft zijn relatie met Belinda verbroken en haar ontslagen. Toen ze die avond thuiskwam bleef ze maar huilen. Ze gaf mij de schuld: Garland had gezegd dat hij niet zat te wachten op “de complicaties van een jaloerse echtgenoot”. Weet je hoe het voelt om toe te moeten kijken terwijl de persoon van wie je houdt wanhopig van verdriet is, wanhopig omdat ze om een ander geeft, een ander die haar verraadt en jou daar verantwoordelijk voor stelt?’ Steve boog zijn hoofd.

‘En toen?’ vroeg ik.

Steve keek weer op. ‘Ik besloot dat Garland toch de complicaties van een jaloerse echtgenoot zou krijgen: ik ben naar zijn appartement gegaan om alsnog met hem te praten. De beveiliging was in die tijd al grondig: ik ben niet verder gekomen dan de lobby, en ook daar liet Garland me uit verwijderen. Buiten heb ik nog twee uur op hem staan wachten. Tevergeefs natuurlijk. Toen ging ik naar huis.’ Steve stokte en haalde raspend adem. ‘Ik vond Belinda in het trappengat,’ bracht hij uit. ‘Ze had zich opgehangen. In haar afscheidsbriefje schreef ze dat niet zonder Garland kon leven.’

‘Wat vreselijk,’ fluisterde ik.

‘Ja. Dat zegt iedereen. Het ultieme cliché. Gelukkig ben ik een journalist en heb ik woorden tot mijn beschikking waarmee ik tot in het meest pijnlijke detail kan uitdrukken hoe het echt is om te moeten bestaan zonder de vrouw die vorm aan mijn leven gaf, de vrouw die Garland van me wegnam. Hij is sinds die tijd niet veranderd, Caroline. Tot op de dag van vandaag ontkent hij zijn verantwoordelijkheid. Bij Belinda’s begrafenis heeft hij niets van zich laten horen. Toen ik daarna probeerde zijn gedrag aan de kaak te stellen, heb ik wel heel veel van zijn advocaten gehoord. Ze hebben geprobeerd me monddood te maken.’

‘Nee. Dat geloof ik niet. Zo is Thomas niet.’

‘Ik vertel je de waarheid, Caroline.’

‘Ik geloof er niets van. Ik geloof niet eens dat hij een relatie met zijn secretaresse zou aangaan. Hij heeft strenge gedragsregels op het werk. Misschien was Belinda depressief. Ze kan waanideeën hebben gehad, zich een relatie hebben ingebeeld die er niet was.’

‘Alweer in actie als psycholoog? Je weet dat hij fout zit. Ze hield van hem, en hij heeft haar in de steek gelaten. Hij heeft de strop om haar hals gelegd. En er komt een dag dat jij de strop om je eigen hals zult voelen. Steeds strakker. Eigenlijk voel je die strop nu al. Toch?’

‘Helemaal niet. Ik geloof… Hij zou het me verteld hebben als hij verliefd was geweest en zich verantwoordelijk voelde voor Belinda’s dood.’

‘Weet je dat zeker?’ Steves blik was bijna medelijdend.

‘Sorry,’ zei ik, ‘maar ik moet nu echt gaan. Heel veel sterkte. Tot ziens.’

 

Ik twijfelde niet aan Thomas; laat dat duidelijk zijn. Ik geloofde geen moment dat hij, direct of indirect, verantwoordelijk was voor de dood van Belinda Hartford. Maar de hele middag bleef ik nadenken over het verhaal dat haar weduwnaar me verteld had. Toen Thomas ’s avonds triomfantelijk zijn horloge onder mijn neus hield, moest ik moeite doen om te lachen.

‘Heel knap,’ zei ik, en ik kuste hem.

‘Half negen, lieveling. Ruim een half uur voor de absolute deadline – ik denk dat dat meer verdient dan een droog “heel knap” en die karige kus.’

‘Echt heel knap,’ zei ik, en ik kuste hem langer. ‘Ik kwam vandaag een journalist tegen. Steve Hartford. Hij vertelde me een nogal morbide verhaal.’

Ik stond nog zo dicht bij Thomas dat ik in mijn eigen borst voelde hoe diep hij inademde. ‘Toch niet over zijn vrouw, mag ik hopen?’

‘Jawel.’

Thomas liep bij me vandaan, richting de keuken. ‘Het ruikt hier lekker,’ zei hij.

‘Helemaal niet. Het ruikt alsof die vis al dood was voordat hij werd gevangen – of het ruikt alsof Mrs Brian niet zo goed kan koken. Dat laatste vind ik eigenlijk al heel lang.’

‘Is dit een verkapt verzoek om uit eten te gaan?’ Thomas pakte witte wijn uit de koelkast en haalde glazen tevoorschijn. ‘Een goed idee, maar liever niet vanavond: ik ben echt te moe.’ Hij draaide zich naar me om. ‘Je gelooft Hartford niet, hè?’

‘Ik neem aan van niet.’

Thomas bleef staan waar hij stond, met de fles en de glazen in zijn hand. ‘Hoe bedoel je dat precies? Je gelooft hem of je gelooft hem niet.’

‘Jij bent niet verantwoordelijk voor Belinda’s dood. Dat weet ik zeker. Was je echt verliefd op haar?’

Thomas bewoog zich nog steeds niet. ‘Welke verhalen van Steve Hartford geloof je wel? Hij is gek, voor het geval je dat nog niet gemerkt hebt.’

‘Wanneer werkte Belinda voor je?’

Thomas plofte aan tafel en schonk wijn voor zichzelf in. Toen hij vragend de fles naar me ophief, knikte ik en ging bij hem zitten. ‘Ze was mijn eerste secretaresse in Londen,’ zei Thomas. ‘Het is zes jaar geleden dat ze zelfmoord heeft gepleegd.’

Er viel iets zwaars op mijn hart, alsof ik tot die tijd stiekem had gehoopt dat Belinda Hartford niet bestond. ‘Wat voor vrouw was het?’

‘Ze was vriendelijk. Intelligent en efficiënt – en erg amusant. Ze…’ Hij zuchtte.

‘Je voelde je tot haar aangetrokken.’ Ik deed mijn best kalm en wereldwijs te klinken.

Thomas trok me dichter naar zich toe. ‘Kijk niet zo. Ik heb geen verhouding met haar gehad. Ik wilde het wel, maar ze was getrouwd.’

‘En verliefd op je.’

Hij liet me weer los. ‘Ja. Ze deed weinig pogingen om haar gevoelens verborgen te houden. Dat maakte het niet gemakkelijker om mijn eigen gevoelens te negeren.’

‘Heb je haar ontslagen?’

‘Ik heb haar een andere functie aangeboden. Toen haar man uit het buitenland terugkwam en wist wat er speelde, leek ze te denken dat ze totaal niet meer terughoudend hoefde te zijn: ze werd erg expliciet over wat ze voor me voelde.’

‘Expliciet?’

‘Ik ga je geen details geven, Caro. Je wilt heus niet weten wat ze zei en wat ze droeg. Ik wil het zelf niet eens meer weten. Om de verleiding niet te groot te maken besloot ik haar over te plaatsen. Toen ik dat vertelde draaide ze bijna door. Ze zei dat ze nog liever ontslag nam dan voor iemand anders te werken. Ik heb haar gezegd dat me dat een goed idee leek.’ Thomas wreef over de frons in zijn voorhoofd. ‘Dat heb ik echt gezegd,’ fluisterde hij.

‘En diezelfde dag pleegde ze zelfmoord.’

Thomas zei niets meer. Hij keek naar de keukendeur en nam een slok van zijn wijn.

‘Voelde je je verantwoordelijk?’

‘Je klinkt als een journalist, Caroline.’

‘Ik ben gewoon bezorgd. Dat verhaal van Steve heeft me –’

‘Dat verhaal is een leugen.’

‘Thomas, kijk me alsjeblieft aan.’

Dat deed hij. Zijn gezicht was bleek, zijn ogen waren bijna zwart. ‘Het is echt een leugen, lieveling.’

‘Heeft Steve Hartford geprobeerd contact met je op te nemen op de dag dat Belinda stierf?’

‘Ja.’

‘En jij weigerde met hem te praten?’

Zijn ogen werden alsmaar donkerder. ‘Geloof je Hartford? Vind je dat ik verantwoordelijk ben voor wat er met Belinda is gebeurd?’

‘Ik heb je al gezegd dat ik hem niet geloof.’

‘Dat is een beetje moeilijk te merken.’

‘Thomas, praat alsjeblieft over wat er is gebeurd. Ik wil jouw kant horen.’

‘Waarom, als je niet gelooft dat ik verantwoordelijk ben?’

‘Je kunt hier je mond niet over houden.’

‘Geef me één goede reden waarom niet.’

‘Omdat we elkaar beloofd hebben dat we zouden praten. Omdat wat er gebeurd is je nog steeds dwars lijkt te zitten.’

‘Het zit me helemaal niet dwars. Ik denk dat ik het diner vandaag maar oversla – ik heb geen trek meer. Als je me zoekt, ben ik in mijn werkkamer.’

Hij liep weg. Ik zette de oven uit, pakte de fles wijn en mijn glas en liep naar de woonkamer. Daar staarde ik naar Londen en dronk de hele fles leeg. Op de een of andere manier voelde ik me daarna niet dronken. Het werd later en Thomas kwam niet naar de woonkamer. Net toen ik besloot dat ik dapper genoeg was om hem te confronteren met zijn afwezigheid en zijn stilte, ging mijn telefoon. Ik herkende het nummer niet.

‘Hallo?’

‘Caroline, met Steve.’ Hij had mijn nummer niet van mij gekregen, maar ik kreeg geen kans om te vragen van wie wel: ‘Je hebt met Garland gepraat, hè?’ vroeg hij. ‘Wat zei hij?’

‘Dat jij gek bent,’ antwoordde ik – misschien had de alcohol toch invloed op me. ‘En ik heb besloten dat ik het met hem eens ben.’

Steve lachte. ‘We zijn allemaal een beetje gek.’

‘Hij bedoelde niet een beetje gek. Hij denkt dat je gestoord bent.’

‘Heel interessant. Wat zei hij nog meer?’

‘Ben je me nu aan het uithoren?’

Weer lachte Steve, zachter dan daarvoor – milder. ‘Wat denk je zelf, lieve Caroline?’

‘Noem me niet zo.’

‘Niet? Maar ik vind je echt lief.’

‘Doe niet zo belachelijk.’

‘Vind je het raar dat iemand je lief vindt? Hoor je dat zo weinig? Is Garland –’

‘Houd op met je insinuaties. Houd op, Steve.’

‘Soms denk ik dat ik eindelijk weer verliefd kan zijn, na al die jaren dat mijn gedachten en gevoelens vol van Belinda waren. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Je hebt me veroverd, Caroline, heel heimelijk en omzichtig, zonder dat ik nog maar een woord met je had gewisseld. Terwijl ik je volgde door de stad keek ik in je hoofd. Je ging niet winkelen – je ging naar musea, en stond lang stil bij schilderijen van prinsen op paarden. Je dwaalde langs de Theems en keek naar Potters Field Park. Ik weet zeker dat je je bedacht dat dat helemaal geen park is, maar een gazon met een paar bomen. Ik weet dat je niet gelukkig was. Ik wil alles doen om dat te veranderen. Alles, Caroline.’

Dit was het moment dat ik me realiseerde dat ik in een akelig spel terecht gekomen was. Ik was altijd overbodig en oninteressant geweest, totdat er een man verscheen die bij onze eerste afspraak beweerde dat hij niet zonder me kon leven. Dat er nu nog een man zou zijn die opeens verliefd op me werd, kon ik niet geloven. Ik wilde het niet eens geloven.

‘Caroline? Zeg alsjeblieft wat. Schrik je van wat ik je vertel? Dat hoeft niet.’

‘Wat probeer je te doen, Steve? Is dit jouw zieke manier om me van Thomas –’

Verder kwam ik niet: Thomas trok de telefoon uit mijn hand en gooide hem tegen een muur. ‘Bespreek me niet met die man,’ snauwde hij. ‘Dat sta ik niet toe.’

Ik sprong overeind. ‘Verbied mij niet om met mensen te praten,’ snauwde ik terug, wellicht weer onder invloed van de alcohol. ‘Dat noemen ze ouderwets, chauvi–’

‘Het interesseert me niet hoe ze het noemen. Ik wil niet dat je met hem praat. Ik zal je niet kwijtraken aan een of andere idioot.’

‘En daarom stuur je bewaking die hem bij me weghoudt? Hoe durf je!’

Thomas keek me aan of hij me niet begreep. ‘Natuurlijk hebben we hier bewaking. Dat is normaal voor mensen in onze positie. Kom nu mee naar bed.’

Dat klonk nog ouderwetser dan wat hij daarvoor had gezegd. ‘Nee. Ik wil Brigitte bellen, als mijn telefoon het tenminste nog doet.’

‘Als dat niet zo is, dan zijn er andere telefoons in dit huis.’ Maar hij ging op zoek naar de mijne en zette de stukken in elkaar. Zonder een woord te zeggen overhandigde hij het ding. Ik deed hem aan: hij werkte nog.

Gewoonlijk liet Thomas me alleen als ik belde. Nu ging hij op de rand van een bank zitten en keek naar me. ‘Een blijk van vertrouwen?’ vroeg ik. Toen ik geen antwoord kreeg, koos ik Brigittes nummer. Ze nam onmiddellijk op.

‘Ben jij het, Caroline?’

“Wie anders?” wilde ik vragen, maar Brigitte sprak al verder voordat ik me weer kon laten meeslepen door de ongenuanceerdheid van de avond.

‘Eindelijk; ik snapte niet waarom je maar niet belde.’

‘Ik heb gebeld. Je nam niet op.’

‘Ik kon het toen niet aan.’ Ik hoorde de tranen in haar stem en even was ik alleen maar moe bij het vooruitzicht van nog meer emotie. ‘Ik heb de hele dag op je gewacht. Ik wilde zo graag je stem horen, maar ik heb geen geld om steeds te bellen. Ik heb je nodig, Lientje. Ik heb je zo nodig, juist nu.’

‘Wat is er gebeurd? Vertel het me alsjeblieft.’

‘Vincent… Vincent… oh, Caroline, hij is verliefd op een andere vrouw. Kim heet ze. Hij heeft haar nog maar net ontmoet, maar hij zegt dat hij met haar wil trouwen.’

‘Verliefd op een ander? Na al die tijd dat hij verliefd op jou was? Hoe kan dat? En hoe zit het met dat slaan?’

‘Ik hou van hem, Caroline – ik hou zo veel van hem. Maar hij sloeg me toen ik zei dat ik hem niet zou laten gaan. Dat is echt zo. En daarvoor deed hij ook al raar. Hij wilde me constant controleren; ik mocht niets alleen doen.’

‘Wat vreselijk. Misschien is het maar beter dat je van hem af bent.’

Brigitte begon te snikken, en klonk bijna boos. ‘Ik mis hem. Ik hóu van hem.’

‘Ja. Dat weet ik. Ik heb altijd gedacht dat hij ook van jou hield.’ Terwijl ik het zei keek ik naar Thomas. Het was een vreemd idee dat hij niet kon verstaan wat ik zei. Ik vond het grappig, op een heel koude manier. ‘Waar heeft Vincent die Kim ontmoet?’ vroeg ik.

‘Op zijn werk. Hij zei dat zodra hij haar zag hij wist dat ik een vergissing was.’ Brigitte huilde steeds harder. ‘Niemand wil mij – niemand heeft me nodig. Jij ook niet. Sinds je Thomas kent, ben ik niet meer belangrijk voor je.’

Ik ontkende het, maar Brigitte leek me niet te horen. Ik luisterde naar haar gesnik en naar haar verwijten. Toen de tranen maar niet stopten vertelde ik haar alle clichés over de toekomst die beter zou worden. Thomas keek bewegingsloos toe.

‘Een lang gesprek,’ zei hij, toen ik uiteindelijk neerlegde.

‘Vincent heeft Brigitte in de steek gelaten voor een ander. Hij was jarenlang verliefd op haar, maar zodra hij die andere vrouw zag wist hij dat hij zich had vergist.’

‘Prachtig. Een passend eind voor deze dag. Kom je nu naar bed?’

Ik wilde weigeren, maar dat zou kinderachtig zijn. ‘Ik verwacht dat we later verder praten over Belinda,’ zei ik, toen hij de dekens over ons heensloeg.

Thomas knipte het licht uit.

‘En vertel me nooit meer met wie ik wel en niet kan praten,’ voegde ik eraan toe, met alle lef die ik bezat. ‘Houd niemand meer bij me weg.’

Hij gaf geen antwoord. Die nacht sliep ik drie uur. Als ik wakker was, was ik me er constant van bewust dat ook Thomas naar het plafond staarde.

 

© Els van Weijen

2 thoughts on “Hoofdstuk Zeven – Belinda

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *