Hoofdstuk Zeventien

basement

Nadat Matthew en Anna een uur slapeloos naast elkaar hadden gelegen terwijl ze dat van elkaar wisten, begon Anna te praten. ‘Mijn vader zocht me vanavond op. Gewoon om een praatje te maken. Hij zei dat hij niet begrijpt dat ik christen ben.’

‘Leuk onderwerp,’ bromde Matthew.

‘Hij bedoelde het niet vervelend. Dat zei hij er nadrukkelijk bij. Hij zei ook dat hij er voor me wil zijn – dat hij me wil beschermen. Snuif niet zo, lieveling, als je niet wilt dat ik weer bepaalde vergelijkingen trek. Hij had veel vragen over hoe het ervoor staat met het onderzoek, of wij misschien meer weten en of Richard heeft verteld wie er verdacht is.’

‘Hm.’

‘Het ergste was: ik wilde niet eens echt met hem doorpraten. Ik liep de hele tijd aan Marieke te denken.’ Anna schoof wat dichter naar hem toe. ‘We hebben haar tekortgedaan. Ik geloof niet dat we haar voldoende aandacht hebben gegeven.’

‘Dat valt wel mee. Het was erg druk toen zij kwam, en daarna gebeurde alles rondom Poppy… In andere omstandigheden was het beter gegaan. En dit is een rustoord: we zeggen in onze folders en op de site duidelijk dat we geen therapie bieden. Ik denk dat iemand als Marieke intensievere begeleiding nodig heeft dan wij kunnen geven.’

‘Misschien moeten we die begeleiding dan gaan regelen,’ zei Anna. Ze begon koppig te klinken. ‘We hebben geld genoeg om daar mensen voor aan te nemen.’

Matthew begon zich ook koppig te voelen. ‘Misschien moeten we ons eerst afvragen of we dat willen. En laten we onze prioriteiten niet uit het oog verliezen. Waar hebben we het over? Over gewicht. Niet het meest dringende onderwerp om ons momenteel druk over te maken. Ik kan me belangrijker dingen voorstellen. Zoals wie Poppy heeft vermoord, en waar die film is. Of sowieso wat er met jou is gebeurd! Ik denk dat jij eerder in aanmerking komt voor therapie dan iemand die passief de ellende over zich heen heeft laten komen en zichzelf verdooft met eten.’

‘Onzin,’ snauwde Anna. ‘We hebben het over veel meer dan gewicht. We hebben het over identiteit. We hebben het over uiterlijk, over datgene dat iedereen beoordeelt, dat mensen zien als een weerspiegeling van je innerlijk, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn.’

‘Anna…’

‘Ze voelt zich geen vrouw – ze voelt zich een ding. En dat is vreselijk, Matthew. Ik heb het meegemaakt in die vijf jaar alleen, toen ik dacht dat niemand in me geïnteresseerd was. En ik voel het nu weer, nu ik zwanger ben.’

‘Pardon?’ vroeg hij. Hij had het woord een teken van protest willen laten zijn, maar was zich ervan bewust dat hij zwakker klonk dan de bedoeling was.

‘Als je zwanger bent lijkt ook geen man meer in staat je als een vrouw te zien – terwijl je conditie juist voortkomt uit het feit dat je een vrouw bént!’

‘Volgens mij overdrijf je nu een beetje. Ik zie je in ieder geval op en top als vrouw.’

‘Lieg niet, Matthew – dat past niet bij je. Je ziet me als een soort vat waarin kinderen groeien. En daar hoef je je niet eens voor te schamen. Je bent gewoon een kerel die… die… weet ik veel, die denkt als een kerel.’

Hij zweeg.

Anna stompte hem. ‘Ga je nou niet druk lopen maken over wat ik zeg. Beaam dat je inderdaad gewoon een kerel bent. Dat ben je!’

Hij gaapte. ‘Het is bijna één uur. Zullen we later verder praten? Als we geslapen hebben bijvoorbeeld?’

‘Leuke manier om de discussie uit te weg te gaan,’ bromde Anna. ‘Het spijt me voor je, maar ik kan niet slapen.’ Ze steunde op zijn arm terwijl ze ging verliggen, en kreunde in zijn oor. ‘Dit moet echt niet lang meer duren. Mijn rug knapt in tweeën als de jongens nog meer ruimte willen.’ Anna draaide zich verder zijn kant uit. In het donker voelde hij haar buik tegen zijn huid strijken, opgezwollen en strak. Nogmaals kreunde ze. ‘Ik weet werkelijk niet meer hoe ik moet liggen en hoe het me ooit nog zal lukken om te slapen. Ik denk dat ik maar net als David een cape omdoe en ’s nachts gillend over het gazon ga rennen. Alleen kan ik ook niet meer rennen.’

Matthew knipte de lamp op zijn nachtkastje aan. ‘Warme melk?’

Ze schonk hem een dankbare glimlach. ‘Mijn held.’

‘En ober,’ glimlachte hij terug, voordat hij de kamer uit liep.

Zodra hij de deur uit was viel zijn glimlach van zijn gezicht. Terwijl hij de gang door liep en de trap afdaalde was hij constant alert, alsof hij een inbreker was. Hij vroeg zich af of iedereen sliep en stelde zich Gerald voor die in het donker van de galerij in de noordvleugel een sigaar rookte en plannen smeedde, Zandra die rondspookte in de kamer van Poppy, en Marieke die in de keuken onderzocht of er bonbons waren.

Toen hij de keuken bereikt had, hield hij op de drempel even zijn pas in. Er was nog licht aan, en over een van de stoelen bij de oude tafel hingen twee jassen: een lange zwarte wollen mantel, bedoeld voor een vrouw maar groot genoeg voor een man, en een blauw kort jasje waarin hij de smaak van zijn moeder herkende. Midden in de nacht zag het er verdacht uit dat ze daar lagen.

Fronsend liep hij naar het aanrecht. Toen de melk op het vuur stond (Anna dronk liever geen melk uit de magnetron) keek hij opnieuw naar de jassen. Daarna drentelde hij rond. Bij het raam hing een rekje met sleutels, en het viel hem op dat een grote sleutel in het midden ontbrak. Langdurig staarde hij naar de lege plek – hij was maar net op tijd terug bij het aanrecht om te voorkomen dat de pan overkookte.

Hij goot de melk in een grote mok en roerde er honing door. Na een korte jacht door kastjes vond hij de chocoladekoekjes die Anna’s favoriet waren. Hij legde er drie op een schoteltje en liep weer de gangen in.

Opnieuw was hij alert, maar met melk en koek in zijn hand was het onmogelijk zich een inbreker te voelen. Nu was hij de graaf van Northend, de verantwoordelijke voor alles wat er in zijn huis en op zijn landgoed gebeurde. Het maakt hem alleen maar waakzamer. Zijn oren speurden naar geluiden, naar alles dat verdacht kon zijn. En zelfs de stilte die naar hem terug echode maakte hem wantrouwig.

Toen hij in de slaapkamer kwam waren Anna’s ogen dicht. Aan haar ademhaling hoorde hij dat ze sliep. Heel mooi. Zacht zette hij de melk en koekjes op zijn nachtkastje. Hij knipte het licht uit en sloop terug naar de deur, die hij uiterst langzaam achter zich sloot – als hij het te snel deed, piepte er een scharnier, wist hij.

Nu luisterde hij niet meer of er geluiden waren in de gangen. Hij beende terug naar de trap en snelde op de begane grond de gangen door, naar een eenvoudige houten deur waar “privé” op stond. Daarachter was een klein halletje met nog meer deuren. Hij glipte door de enige die al open was en daalde via een slecht verlichte stenen trap verder af, de mossige kelders in. Daar vond hij Eileen en zijn moeder, geknield op de grond, gebogen over een doos met vergeelde papieren die van de zestiende graaf waren geweest.

Ze keken allebei tegelijk naar hem op. Zijn moeder legde een hand op haar hart. ‘Lieve help, jongen; je laat me schrikken.’

‘Werkelijk, moeder? Dat spijt me. Maar kunt u misschien uitleggen waarom u op dit tijdstip in de kelder bent? Ik hoop niet dat ik u moet gaan verdenken.’

Zijn moeder lachte niet. ‘Eileen, laat ons even alleen,’ fluisterde ze.

Eileen klauterde met moeite overeind – Matthew ondersteunde haar – en liep toen in stilte langs hem heen, met gebogen hoofd. Hij wachtte tot haar voetstappen weggestorven waren voordat hij sprak. ‘Wat is hier aan de hand? Ik neem aan dat jullie niet op zoek waren naar de film van Anna. Niet in die spullen.’

Lady Elizabeth keek hem ook niet aan. Ze staarde naar de doos waar ze samen met Eileen in rondgesnuffeld had. ‘Ik bedacht me vanavond iets,’ zei ze.

‘Wel?’

‘Heeft David gehoord dat die film over Anna gaat?’

‘Pardon?’

‘Als ik het goed heb begrepen, heeft hij alleen de naam van Luke gehoord.’

‘Ja. En?’

Nu keek zijn moeder hem wel aan. ‘De film kan ook over jou gaan.’

Hij gaf niet onmiddellijk antwoord. Er leek een seizoen voorbij te gaan – een winter waarin de uren lang waren en de nachten zwart. Matthew luisterde naar stilte en verval, naar het geluid van wanhoop dat gevangen gehouden werd in de kelder. ‘Ik geloof niet dat ik u begrijp.’

‘Een film over wat je vader met je deed. Ik zie hem er tot toe in staat zoiets gemaakt te hebben. En hem kwijt te raken.’

‘Ik was geen klein kind toen het gebeurde. Als er een film was gemaakt, zou ik dat heus wel weten.’

‘Je kunt het verdrongen hebben. Dat gebeurt, dat mensen zich traumatische gebeurtenissen niet herinneren. Juist bij misbruik komt het veel voor – ik heb er van alles over gelezen.’

Hij merkte dat zijn benen trilden, maar weigerde te gaan zitten. Er was trouwens ook geen stoel. ‘U wist het.’ Dat ze op de hoogte was van wat er met hem gebeurde, had hij nooit bevestigd willen zien – zowel dat ze het wel wist als dat ze het niet wist, was onverdraaglijk.

Ze pakte zijn hand. ‘Hoe kon ik het niet weten? Sorry, lieve schat. Sorry.’

Voor het eerst van zijn leven realiseerde Matthew zich dat “sorry” een woord was dat alles en niets kon betekenen. Hij trok zijn hand los. ‘Waarom denkt u dat die film over mij gaat?’

‘Het is gewoon niet logisch dat Luke een film over Anna in de Abbey zou bewaren. Waarom zou hij?’

‘Omdat hij een psychopaat is die gevoelens voor Anna heeft die geen mens doorzien kan. Omdat hij gek is. En hij is degene die Poppy er via haar man toe heeft aangezet hier te gaan zoeken.’

‘Waarom zou hij iemand moeten laten zoeken? Als hij die film verstopt heeft, weet hij heus wel waar.’

Het lukte hem niet de eerdere argumenten over Lukes redenen te herhalen. Niets lukte hem weer. De dreiging had hem ingehaald. ‘Hoe kan Luke weten dat er een film over mij is?’

‘Door Susanna. We hebben altijd gedacht dat zij met hem in contact staat.’

‘En hoe zou zij weten dat er een film is?’ was zijn volgende vraag. Maar diep in zichzelf wist hij daar al antwoord op. Diep in zichzelf wist hij opeens op allerlei vragen antwoord.

‘Je vaders vriendinnen kunnen het haar verteld hebben,’ mompelde zijn moeder.

Hij wou dat ze het eens over “mijn man” had in plaats van steeds over “je vader”, alsof de man alleen aan hem verbonden was geweest, en niet aan haar. ‘Dat wist u ook.’

Ze trok haar schouders op. Het gebaar was mateloos irritant; Matthew moest zich ervan weerhouden om geen dingen te zeggen die hij later zou betreuren. Even wist hij haarscherp dat hij van zijn moeder hield maar ook heel andere gevoelens voor haar had.

‘In het begin vond ik het fijn dat hij vriendinnen had. Het gaf me ademruimte. Toen had ik nog niet door dat hij jou erbij haalde als zij er waren. En dat…’ Ze stokte.

Hij staarde voor zich uit en deed geen poging haar zin af te maken. Opeens dacht hij aan Celia. Wat had ze gezegd over Rupert? Dat die hem “van een heel andere kant gezien had”? Had de man bedoeld dat hij de film gezien had? Ook dat leek hem niet onwaarschijnlijk, stelde hij vast. Zijn spieren trilden niet meer; de vermoeidheid kwam terug, als een keten die om zijn borst werd gewikkeld. Gisteren had hij gedacht dat hij God wilde vertrouwen. Nou, dit was wat ervan kwam.

‘Sorry dat ik je in de steek heb gelaten,’ zei zijn moeder. ‘Sorry dat ik nooit voor je opgekomen ben.’

‘Het is raar,’ zei Matthew, ‘maar ik geloof dat ik het belangrijker vind om een film over Anna te vinden dan eentje over mezelf. Ik neem aan dat u en Eileen ernaar op zoek waren?’

Zijn moeder knikte. ‘Ik probeer te bedenken waar je vader iets dergelijks zou verstoppen.’ Ze wees om zich heen. ‘Veel van zijn paperassen zijn hier gebracht na zijn dood. Maar die film kan overal zijn. Je vader…’

‘Noem hem niet steeds mijn vader.’

Ze staarde hem even aan alsof ze zijn verzoek niet begreep. ‘Walter heeft veel spullen verkocht toen het hem steeds minder goed lukte om het landgoed draaiende te houden: meubelen, schilderijen, vazen – van alles. Het is vreselijk, maar misschien is de film meegegaan met iets dat hij verpatste. Hij was geen oude man toen hij stierf, maar vanbinnen was hij wel oud – hij was vergeetachtig en verward. Stel je voor dat…’

‘… Dat die film ergens in een verborgen la van een dressoir zit. Fantastisch. Dan kunnen we wachten tot de dag dat iemand hem toevallig ontdekt en een centje bijverdient door hem aan de pers te verkopen.’ Matthew draaide zich om. ‘Ik ga naar bed.’

 

De volgende morgen nam Matthew David mee naar Northend om zijn ouders te zien. David sprong nog net niet op en neer in zijn stoel terwijl ze naar het dorp reden. ‘We moeten dit echt vaker doen, Matthew,’ riep hij. ‘Ik vind het gezellig.’

‘Ik ook,’ zei Matthew. Hij zei niet dat hij de hele nacht niet geslapen had.

Eenmaal in de straat van zijn ouders werd David rustiger. ‘Mijn pa heeft waarschijnlijk al gedronken,’ mompelde hij.

Matthew keek op zijn horloge: negen uur. Hij was Northend Abbey ontvlucht voordat Anna hem te vaak kon vragen wat er aan de hand was. Hij had haar nog niets verteld over zijn moeders theorie. ‘Misschien zijn we het net voor. En als hij wel gedronken heeft: het is goed om te laten zien dat we hem niet links laten liggen, wat hij ook doet.’

David knikte verwoed. ‘Hij is mijn vader,’ zei hij. ‘Ik hou van hem.’

Matthew kokhalsde bijna. ‘Laten we naar binnen gaan.’

In het kleine huis, een van de weinige in Northend die pas in de jaren zestig gebouwd waren, wachtte Trevor al op hen. Zoals altijd zat de man midden op de bank in de woonkamer, wijdbeens om zijn buik ruimte te gunnen, zijn ogen donker en ongefocust. Het viel Matthew op dat Trevors koolzwarte haar, nog onaangetast door ouderdom, nat was en netjes gekamd. Als Matthew onverwacht op bezoek kwam, droeg Trevor meestal een hemd en een joggingbroek, maar nu had hij een shirt en jeans aan. De man spande zijn lippen in een glimlach die bijna van zijn gezicht knapte. ‘David. Mijn jongen! Laat me eens zien hoe het met je is. Wat leuk dat je er bent.’

Matthew keek of er ergens een fles stond, maar Trevor was goed in verbergen: hij zag alleen een opgeruimde kamer en een vader die zijn zoon omhelsde. Matthew draaide zich naar Sonia, die vlak naast hem stond. ‘Heb je een moment? Onder vier ogen?’

‘Natuurlijk.’ Ze nam hem mee naar de keuken, waar ze de waterkoker aandrukte. ‘Fijn dat je ze tijd samen gunt. Dat waardeert Trevor enorm.’

‘Hij ziet er goed uit. Is hij nuchter gebleven voor David?’

Sonia glimlachte mild. ‘Bijna.’

Matthew schoof aan tafel. ‘Ken jij Denise Hartman? En Cindy Wells?’

‘Denise Hartman van naam. Die gaat alleen om met mensen die paard rijden en meer dan een miljoen bezitten. Ik denk dat ze verbaasd zou zijn als ik een gesprekje aanknoopte.’

‘Dat klinkt bijna cynisch voor jouw doen.’

Sonia lachte. ‘Ze werkt me een beetje op mijn zenuwen, eerlijk gezegd. Als ik haar zie, moet ik mezelf er altijd aan herinneren dat ik een christen ben en dat er in de Bijbel staat dat ik niet te snel moet zijn met oordelen. Ik heb de indruk dat zij wel snel oordeelt. Cindy spreek ik soms in de kerk. Een lieve vrouw, maar erg verlegen. Hoezo?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Laat maar.’ In stilte wachtte hij op de thee. Daarna probeerde hij met Sonia te praten over alledaagse dingen. Het lukte hem niet erg goed. Soms moest hij haar vragen haar woorden te herhalen.

Na een uurtje kwam David de keuken in. Hij gaf zijn moeder een kus en zei tegen Matthew dat Trevor nog even met hem wilde praten. Matthew voelde zich moe toen hij terug de woonkamer in liep. Hij hield zich voor dat het door de doorwaakte nacht kwam. Dat er iets psychischs aan de hand kon zijn, wilde hij niet meer horen, ook niet van zichzelf.

‘Trevor,’ zei hij, terwijl hij in een stoel zakte en merkte hoe pijnlijk zijn spieren waren. Aan de voorkant van zijn schedel zette hoofdpijn op, stekend en pulserend tegelijk.

‘Matthew.’ Trevor grijnsde weer alsof er elastiekjes aan zijn lippen waren gespannen. ‘Je bent tevreden over mijn jongen, hè?’

‘Natuurlijk. We hebben nog nooit zo’n goede stagiair gehad.’

Trevor boog zich dichter naar hem toe. ‘En van die verdenkingen geloof je niets.’

‘Helemaal niets.’

‘Hij wil Anna gewoon beschermen – het is een goede jongen.’

‘Een heel goede jongen,’ bevestigde Matthew. Hij staarde naar Trevor en wou dat hij weg kon, dat hij nooit meer hoefde te praten. Hij wou dat hij net als Trevor kon vluchten in drank en geen verantwoordelijkheid meer hoefde te dragen.

Trevor leunde achterover, misschien in een poging om net te doen alsof ze twee kerels waren die ontspannen bij elkaar zaten. ‘Hoe gaat het met jou, Matthew? En met Anna? Ze krijgt een baby, hoorde ik van mijn jongen?’

‘Het gaat goed – heel goed. Heb je zelf al weer hulp gezocht?’

Trevor keek weg. ‘Het komt wel in orde. Ik drink niet meer zo veel. Na de Kerst ga ik helemaal stoppen.’

Matthew knikte, en wees hem er niet op dat hij dat vorig jaar ook had gezegd met Kerst – en met Pasen. Er was altijd een reden voor uitstel, een reden die soms bijna logisch klonk. Matthew dacht aan wat Richard hem had verteld: dat veel mensen die waren misbruikt verslaafd raakten. Toen dacht hij weer aan een borrel. Het klonk alsmaar aantrekkelijker.

 

Een half uur lang bleef hij bij Trevor zitten om te praten over niets. David kwam erbij, naast zijn vader op de bank, en staarde naar hem, Matthew. De jongen zag er bezorgd uit. Zelf probeerde hij Davids blik te vermijden.

Toen ze weer buiten waren, bleef Matthew een tijdje naast de auto staan. Het was een druilerige dag en in de kleine nieuwbouwwijk zag Northend er minder mooi uit dan anders. In gedachten liep hij door het hele dorp dat naar zijn huis en zijn titel vernoemd was. Hij stapte huizen binnen van mensen die hij kende van de kerk en van verenigingen waarvan hij de vergaderingen voorzat. Hij dacht aan het omzichtige respect waarmee hij zijn hele volwassen leven bejegend was. Hij vroeg zich af hoe hij behandeld zou worden als bekend werd wat zijn vader met hem had gedaan.

‘Matthew?’ David kwam wat dichter naast hem staan. ‘Voel je je wel oké?’

Het was natuurlijk al bekend wat er met hem was gebeurd. Er waren twee vrouwen die in ieder geval een gedeelte wisten. En een van die vrouwen had gepraat. Met Susanna, en misschien ook met anderen. Hoeveel mensen lachten hem heimelijk uit? Hoeveel mensen dachten heel anders over hem dan ze lieten zien?

‘Matthew? Zeg alsjeblieft wat. Kan ik helpen?’ David begon benauwd te klinken.

‘David,’ zei hij.

‘Ja?’ vroeg de jongen, toen het hem niet lukte gelijk door te praten.

‘Toen je Poppy Sanders over die film hoorde, en ze het over Luke had, heb je haar toen expliciet horen zeggen dat de film over Anna ging?’

Even bleef het stil. ‘Hoezo?’ vroeg hij. En toen er geen uitleg kwam: ‘Nee, ik geloof het niet. Hoezo?’ vroeg David weer.

‘Mijn moeder heeft de vreemde maar niet geheel onlogische gedachte opgevat dat de film niet over Anna gaat maar over mij.’ Matthew staarde voor zich uit – het was onmogelijk om David nu aan te kijken. ‘Dat mijn vader die film gemaakt heeft en niet Luke. Mijn vader deed vroeger dingen die een vader gewoonlijk – als het goed is – niet met een zoon doet.’

‘Matthew,’ klonk het hijgend naast hem. Er leek pijn in Davids stem te liggen, pijn die wonden in Matthews huid sneed. De jongen raakte zijn arm aan, maar hij weerde hem af.

‘Je hebt haar naam niet gehoord, hè?’

‘Nee,’ fluisterde David.

‘Stap in.’ Matthew liep naar de bestuurderskant van de auto en negeerde Davids vraag of hij misschien beter kon rijden.

Onderweg naar Northend Abbey, op de route door zijn bos, stelde hij zich voor dat hij zijn vader was, en David zijn jongere zelf. Hij stelde zich voor dat hij al rijdend commentaar gaf op zijn zoon, hem treiterde met iedere zwakheid, iedere onzekerheid die een adolescent had over zijn uiterlijk. En hij stelde zich voor dat hij intussen plannen maakte om diezelfde zoon te dwingen zich uit te kleden. Hij stelde zich voor dat hij opgewonden zou worden van naakte jongenshuid, huid die was ontstaan in zijn eigen vrouw, huid die voortkwam uit zijn eigen genen, huid van zijn eigen kind.

Toen ze uitstapten op de binnenplaats draalde David bij de auto. Onzeker keek hij zijn kant uit. ‘Kan ik iets doen?’ piepte hij. ‘Kan ik helpen? Ik vind het zo erg, Matthew.’

Matthew keek weg, op zoek naar verten die hij niet vond. ‘Voorlopig moet je niets zeggen. Ik heb er nog niet met Anna over gepraat. Over de film, bedoel ik. De rest weet ze. Tegen DI Mather moet je ook zwijgen. Ik weet niet of ik hem over de film wil inlichten.’ Hij vroeg zich af waarom hij zo waanzinnig was geweest om David in vertrouwen te nemen. En hij vroeg zich af hoe zijn vader tot zijn daden had kunnen komen. Bij het idee dat hij David, de jongen met die grote ogen, die een volwassen lichaam had maar nog kwetsbaar en kinderlijk was, zou gebruiken zoals zijn vader hem had gebruikt, kokhalsde hij bijna weer.

‘Film?’ Gerald doemde naast hem op. ‘Is er meer bekend over de film?’

‘Ga naar binnen, David,’ zei Matthew.

David maakte zich uit de voeten en Gerald kwam voor Matthew staan. ‘Is er meer bekend?’ vroeg hij opnieuw.

‘Nee.’

‘Dat lieg je. Houd je niet van de domme, Matthew. Vertel me alles.’

Matthew liep langs hem heen, richting de poort naar de tuin. ‘Als je meer wilt weten, moet je met Richard Mather gaan praten. Die heeft vast ook nog wat vragen voor jou.’

‘De grapjes kun je voor je houden. Sta stil, Matthew. Nu onmiddellijk.’

Toen Matthew doorliep, rende Gerald mee. Van achteren greep hij Matthew bij zijn polsen. Het was iets dat hij voor het laatst had meegemaakt toen zijn vader nog leefde. En hij verdroeg het niet dat het opnieuw gebeurde. In één vloeiende beweging trok Matthew zich los, draaide zich om en liet zijn vuist neerkomen in Gerald maag – één keer, twee keer, drie keer, steeds opnieuw. Totdat zijn schoonvader kermend aan zijn voeten lag en hij ergens heel in de verte Anna zijn naam hoorde schreeuwen. Toen draaide hij zich weer om en strompelde de tuin in.

 

Uit het dagboek van Marieke Markestein

 

… Toen ik vanmorgen na het ontbijt terugging naar mijn kamer, kwam ik de daghulpen tegen, die nog bij elkaar stonden in de hal. Charlotte Preston was druk bezig ze uit te leggen wat ze moesten doen. Toen ik langskwam viel Miss Preston stil en keken ze me allemaal aan. Ik ben benieuwd wat ze dachten. Waarom ik zo dik ben en daar niets aan doe? Waarom ik niet naar huis ga en Matthew en Anna met rust laat?

Terwijl ik doorliep hoorde ik Charlotte zeggen: ‘We zorgen voor al onze gasten, wie ze ook zijn en hoe raar we het ook vinden dat…’

Ik versnelde mijn pas. Intussen vroeg ik me af of ik me vergist heb over de vrouw die ik samen met Gerald in de tuin heb zien staan. Charlottes postuur lijkt op dat van Melinda: lang en mager. Zou zij Geralds informant zijn waar Susanna benieuwd naar was?

Toen ik mijn deur opendeed lag er een envelop op de grond. Er zat een foto in van mezelf, een foto die bij The Northend Gazette genomen is, misschien door een bewakingscamera die ik niet heb gezien. Susanna had er een heel kort briefje bij gedaan:

 

Interessant, hè? Ik vind dat we elkaar beter moeten leren kennen. Wacht op me, vanmiddag om 15.00 uur bij de poort naar Northend Abbey.

Tot dan.

 

Ik vraag me af wie de brief gebracht heeft. En ik vraag me af waar ik nog alleen kan zijn…

 

© Els van Weijen

One thought on “Hoofdstuk Zeventien

  1. Spannend. Wat heeft Matthew allemaal door moeten maken? Wat zijn zijn trauma’s?
    Geweldig goed zit dit verhaal in elkaar en het wordt heel goed opgebouwd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *