Ik ben een golf

Ik ben een golf. Ik ben druppels water die zich aan elkaar vastklemmen. Het zijn steeds andere. Ik laat sommige achter in het diepe water, ik vind nieuwe in het schuim van de ondiepte. We omhelzen elkaar en gaan in elkaar op en laten elkaar los. We zijn atomen die elkaar kussen, we zijn vage bekenden die elkaar verlaten. Ik draag alle emoties in mij, en geen enkel gevoel.

Ik dans, ik zing met schelpen op het strand, of met vogels boven zee. Nooit lang, want ik besta al zo lang dat tijd niets betekent. Ik ben altijd in beweging. Ik ben geen seconde dezelfde en tegelijk nooit anders dan ik altijd al was. Ik laat mezelf opzwepen door de wind, en laat me door de wind verlaten. Ik laat me gulzig voeden door woeste regen, of tergend traag vullen door losse druppels in de hitte. Ik word warm in de zomer, ik bevries bijna in de winter. Ik laat alles toe. Ik denk niet, ik onderga.

Ik heb geen kleur, en ik heb alle kleuren. Ik ben zwart in de nacht, maar ik geef licht in het duister als zeevonk op mij surft. Zeevonk heet officieel noctiluca scintillans, oftewel flitsend nachtlichtje. Die woorden klinken mooi, maar ik heb geen woorden. Als ik licht geef in het donker, is dat niet om mensen schoonheid te tonen. Het gebeurt gewoon. Ik ben goud in de avondzon van de zomer; ik ben bijna wit te midden van ijs; ik ben ijlblauw als ik van een gletsjer stroom. Ik ben mooi, maar dat is niet mijn bestaansreden. Ik ben bedreigend, maar dat doe ik niet opzettelijk. Ik heb geen wil.

Mensen verdrinken in mij. Mensen genieten van mij. Mensen zoeken het einde van hun bestaan in mij. Ik kan ze niet helpen. Mijn armen zijn vloeibaar; ze stromen weg. Mijn hart is ergens waar ik slechts zelden kom. Mijn dieptes zijn zo diep dat ik ze zelf niet ken. Ik heb een vorm, maar je kunt niet op mij leunen. In mij heb je nergens steun, behalve als je een surfplank of boot meeneemt. Je kunt je wel voeden aan mij, want ik geef leven aan evenveel wezens als de aarde op zich draagt. Misschien wel meer.

Soms ben ik een tsunami. Ik kan er niets aan doen. Heel diep in mij, of eigenlijk onder mij, maar het voelt als in mij, schokt, schudt, beeft de aarde. Ik drijf op haar en moet op haar reageren. Ik voel me deel van haar, al is zij heel anders dan ik – al is zij eigenlijk mijn tegenovergestelde. Zij laat gaten in zichzelf vallen, waar ik in stort, of zij maakt bergen van zichzelf en stuwt mij bij haar vandaan. Dan schiet ik omhoog en word bol en hol, en stort mij ergens ver weg op mijn moeder de aarde en zwiep daar alles van zijn plek wat mij in de weg staat. Ik wil het niet, maar ik heb niet werkelijk een wil. Ik ga waar natuurwetten mij leiden.

Als ik onderdeel van een orkaan ben of een tsunami word, dan ben ik een gedaante van de dood. Ik neem levende wezens van de aarde en sleep ze met me mee, naar plekken waar ze niet kunnen bestaan. Mensen en bomen en dingen. Soms zet ik ze weer aan land, aan een verre oever, aan de andere kant van een oceaan, maar ondertussen voed ik het leven dat in mij is met wat ik meeneem. Ik laat kleine vissen de botten schoon knabbelen van grote mensen; ik laat zeepokken een houvast vinden op plastic en hout. Dood geeft leven. De wetten van mijn waterwereld zijn net zo waar als de werkelijkheid van de aarde. Wie zich in mij begeeft, ondergaat mij. Of gaat in mij ten onder.

En toch… er schijnt een wet te zijn die niet wordt bepaald door onze bol van water en vuur, aarde en lucht. Een wet die wordt gevormd door een Wezen dat geen van die elementen is en ze toch allemaal heeft geformeerd. Die er al was voordat wij er waren, en er nog zal zijn als wij allemaal zijn verdwenen. En wij zijn in die Wet.

Photo by Polina Kuzovkova on Unsplash

2 thoughts on “Ik ben een golf

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *