‘Ik vrat hem in één keer op,’ schreeuwt de stem. ‘En jij hebt het gezien, hè?’ Er klinkt een tikkende lach, alsof een blindengeleidestok een nogal agressief eigen leven is gaan leiden. Maar als ik me omdraai zie ik slechts een meerkoet, dobberend in de vijver van het Wantijpark.
Doen of ik hem niet gehoord heb is zinloos. Er zijn geen mensen in de buurt: geen kerels met pitbulls; geen jongens die stoer willen lijken. En ik weet waar de meerkoet het over heeft. Ik zag hem inderdaad, toen hij gisteren een enorme vis in één onelegante, effectieve haal naar binnen schrokte.
Meerkoeten beginnen me wat te verontrusten. Toen ik vorige zomer langs de vijver liep, vluchtten ze voor me weg over de waterlelies. Toen leken ze sprookjesfiguren uit iets als de Efteling, alleen al omdat ze op waterlelies kunnen lopen. Nu begin te geloven dat ik al die tijd meerkoeten en waterhoentjes door elkaar heb gehaald.
Afgelopen winter begon het me op te vallen hoe groot meerkoeten eigenlijk zijn. Ik kwam er een paar tegen die bij elkaar stonden te mopperen langs een bevroren waterkant. Ze leken een nieuw ras, de ninja’s onder de watervogels. Nooit was het me opgevallen hoe wit hun snavel is vergeleken met de rest van hun lijf. Dat contrast benadrukte gelijk hoe spits de snavel was: als een uitgestoken zwaard.
Zijn meerkoeten eigenlijk wel te vertrouwen? Die vis die ik de meerkoet gisteren zag verorberen, zo groot alsof ik een hele tonijn naar binnen zou werken, ontnam mij mijn laatste illusies. Waarom heb ik gedacht dat dit onschuldige kroos- en grasgrazers waren? Dit zijn sluwe jagers. Zij vluchten niet weg over waterleliebladeren. Ze zoeken een plek om hun tactiek door te spreken.
Een nieuwe tikkende lach (dat viel me ook dit jaar pas op – dat tikken van meerkoeten, dat even dreigend is als het naderen van de manke slechterik in een horrorfilm). Ik kijk nonchalant en dan tikt de meerkoet harder, alsof hij al mijn gedachten heeft gehoord.
‘De onschuld is voorbij,’ schreeuwt hij. ‘Wij meerkoeten worden meer, niet minder. We laten ons niet meer onderdrukken. Wij eisen de meerderheid op, van ieder meer, van steeds meer rivieren –’
‘Niet te vaak het woord “meer” gebruiken,’ raad ik aan. ‘Dat klinkt overdreven – “meer en meer belachelijk” zou ik bijna zeggen.’
Die poging tot nonchalance wordt me bijna noodlottig. De meerkoet richt zich op in het water, spreidt zijn zwarte gestroomlijnde vleugels waar iedere druppel van vlucht, priemt met zijn snavel mijn kant uit. ‘Heb je nog meer te zeggen,’ schreeuwt hij. Het is geen vraag; het is een dreigement.
‘Niks meer,’ mompel ik. Dat laatste woord wilde ik niet gebruiken. Ik heb het opeens warm. Het zal wel komen omdat na alle regen de zon nu doorkomt. Dat wil ik in ieder geval graag geloven.
De meerkoet klettert terug in het water, zwemt een agressief rondje, verjaagt een eend die te dicht in de buurt komt en… tikt. De engerd uit die slechte film heeft nu bijna zijn 18e slachtoffer meegelokt, de mist in naar een bloederige dood. ‘Jullie lachen nooit meer over meerkoeten,’ sist hij. ‘Nooit meer.’
‘Nooit meer,’ beaam ik.
‘Vind merels maar meegaand, of zwanen zwierig. Kwijl maar over kauwen en –’
‘Ik denk niet dat mensen snel zullen kwijlen over kauwen, niet als je bedoelt dat zij ze schattig vinden. Je moet uitkijken met alliteratie; het wordt snel –’
‘Ik hoef niks meer wat mensen mij opdragen,’ schreeuwt de megalomane meerkoet. ‘Nooit meer. Hoor je me!’
‘Ik hoor je,’ mompel ik. En dan is de audiëntie opeens voorbij: de meerkoet dobbert weg. Er schiet een schacht zonlicht op het water, die zijn zwarte vacht grijs en zacht doet lijken.
Ik loop door en vertel mezelf dat ik me alles heb verbeeld. Maar onwillekeurig kijk ik naar het nest van een meerkoet. Het ligt midden in de vijver, onder de takken van een overhellende boom. Ik realiseer me opeens dat in het groene park die boom als enige nog helemaal kaal is. Misschien is hij dood. En meerkoetenjongen… zijn die zo rood omdat het bloed van toekomstige slachtoffers al hen kleeft? Haastig loop ik door.
Deze zie ik nu pas, staat niet op Facebook? Ook al vogels, en de meerkoet. Dat aparte geluid dat ze maken viel mij ook pas kort geleden op. Was híer beneden en weerkaatste ook nog door/tegen het flat.
Hoi Janet, deze komt nog op Facebook. Je bent je tijd weer vooruit. 😉