Kleuren proeven

Op maandag waait het hard. ’s Ochtends blaast de wind in mijn rug en huppel ik naar het werk. ’s Avonds schreeuwt de wind in mijn gezicht. Mijn haren waaien bijna aan mij voorbij; koude regen schuurt mijn wangen. Maar op dinsdagmorgen is alles weer stil. Of zo lijkt het.

Ik geniet als ik richting het werk loop. Het is zo helder dat de sterren barstjes in de hemel maken. Het is koud, maar de vogels zijn niet geïntimideerd. Ze fluiten enthousiast; ik bedenk me enthousiast dat februari dichterbij komt. Straks is het al licht als ik naar het werk ga! Straks is het warm!

De wind friemelt in mijn haar. ‘Tralala,’ denk ik dat dat wind murmelt, of zingt, of een beetje voor zich uit neuriet.

‘Shit,’ denk ik.

‘Dat is niet zo aardig gedacht,’ vindt de wind.

Ik kijk naar de rustige boomtoppen, en naar de zwarte lucht die een beetje blauw aan het worden is. ‘Je was weer lekker actief gisteren,’ zeg ik achteloos.

‘Ja,’ zegt de wind. ‘Dat hoort erbij, hè, in de winter. Maar vandaag gaan we –’

‘Vandaag is het lekker rustig,’ zeg ik. ‘En ik ga werken, dus wij gaan nu helemaal niks –’

Het is te laat. De wind tilt me op, aan één enkel, en scheert met me over het Vlij. Nou ja – bijna dóór het Vlij: de wind houdt me maar net boven het water. Eenden kwaken verontwaardigd; zwanen klapperen kwaad met hun vleugels. De wind lacht. ‘Jij vindt het Vlij een leuke naam, hè? Jij denkt aan jezelf op zomerdagen langs het water vlijen. Naïef! Het is kóúd, Els. Het is kóúd.’

‘Dat hoef je niet zo te benadrukken,’ schreeuw ik – net voordat de wind me even onder water dompelt. ‘Ik voelde het heus al hoor!’ schreeuw ik daarna – nog harder.

De wind lacht harder en tilt me hoger. De takken van een populier missen me maar net, alsof ze me een tik willen geven en op het laatste moment van mening veranderen.

Hoger, nog hoger gaan we. ‘Laat me je verrassen,’ roept de wind. ‘Zie en voel en proef wat jij zelf niet kunt bedenken. Geniet niet te klein!’

‘Mag ik dat zelf nou eens een keer bepalen?!’ schreeuw ik. En dan ben ik stil. De wind en ik zijn zo hoog dat ik de sterren niet meer zie. Ik doe mijn mond open en de wind stopt er een hapje lichte lucht in, zacht als taart die zo lekker is dat het de calorieën waard is. In mijn hoofd begint een briesje te waaien, een briesje dat voelt als een zacht kussen waar ik heel erg op ontspan.

De wind is net zo stil als ik – ik ben even vergeten dat de wind er zelfs nog is. Ik dwaal in het eerste blauw van de ochtend, blauw waar geen wolken zijn en waar ook geen vogels komen. Er is alleen maar blauw, maar de lege lucht lijkt toch vol van stemmen. Het zijn stemmen die ik ook kan proeven: ze zijn aangenaam knisperend, vol betekenis. Ze proeven alsof, als ik er genoeg van eet, ik wijs zou kunnen worden en dingen zou zeggen die ook vol betekenis zijn. Ik zou nooit meer boos zijn, maar ontdekken hoe een mens zonder dingen weg te slikken anders zou kunnen reageren. Zo anders dat anderen ook niet boos worden.

‘Zo,’ zegt de wind, en ik sta weer langs het Vlij. Mijn haren zijn niet eens nat. ‘Vind je nog steeds dat je op jouw manier moet genieten?’

Ik heb niet gelijk antwoord. Ik loop verder, wat wankel. In mijn hoofd is alles nog blauw. Ik proef de lichte lucht nog, en ik hoor en proef de stemmen ook.

Vlak bij het werk spreekt iemand uit de kerk me aan, die al een paar keer heeft gezegd dat hij me vaak ziet lopen, terwijl ik hem nooit zie. We praten even. Dan is het tijd om te gaan werken. Als ik het terrein op loop, zie ik een enorme donkere wolk te midden van het zachte blauw.

‘Aaah…’ denk ik dat ik de wind verzaligd hoor verzuchten. ‘Daar gaan we weer!’

Ik ga toch maar snel naar binnen.

 

One thought on “Kleuren proeven

  1. Ja, die stemnen. Zij nemen je weer mee naar betere tijden. De stemmen die je graag hoorden. En het heldere blauw!!! Prachtig weer gegeven. Voor mijzelf…ik herken er iets in.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *