Met Agatha door Dordrecht

Ik ben even klaar met diepzinnige boeken. In de zomer lees je gewoon Agatha Christie. Ik neem de “grande dame” van de detectives vanuit de bibliotheek onder mijn arm mee naar huis. Alleen verandert daardoor iedereen die ik tegenkom. Wat zijn die passanten allemaal verdacht…

Bij de bibliotheek begint het al. De man die vóór mij naar buiten stapt, blijft gelijk voorbij de deur stilstaan. De oude, gezette man kijkt om zich heen, pakt een zakdoek en tuurt over die zakdoek heen. Wat ziet hij? Ik volg zijn blik en zie toeristen met folders die oude gevels en het standbeeld van de gebroeders De Witt aanwijzen. Hm… uiterst vreemd. Dat alles zou hij te vaak moeten hebben gezien om er nog zoveel aandacht aan te geven.

Ik klem Agatha steviger onder mijn arm. Snel verder maar. Bij het Groothoofd komt een jonge vrouw een restaurant uit, trippelend van de trap. Helemaal in het zwart is ze: colletje, rokje, kousen. Zelfs haar tasje is zwart. Ze stopt er iets in en ik zie net niet wat het is.

Mijn laatste Agatha was ‘Rally naar Bagdad’. Hoewel er genoeg doden vielen in dat boek, is het geen moordpuzzel. Het gaat over spionage en verraad. Wat deed die vrouw in het restaurant? Waarom komt iemand die zo jong is met zoveel zelfvertrouwen naar buiten? Ik denk aan stiekeme afspraken, aan geheimen die worden uitgewisseld terwijl er in een visje of een steak wordt geprikt. Dan zie ik de vrouw wegrijden op een fiets. Hm… dat klopt niet. Een spionagedame stapt naast een geheimzinnige chauffeur in een zwarte auto, scheurt zelf snel weg in een cabrio of laat zich in een taxi vervoeren.

Ik loop door, langs het water van de Merwe, waar weer toeristen slenteren. Toeristen. Ik kom abrupt tot stilstand. Iemand die wil spioneren kleedt zich niet geheimzinnig in het zwart. Iemand die wil spioneren of snode plannen heeft om iemand te vermoorden op een ingewikkelde manier (die alleen heel slimme detectives, zoals Poirot en Miss Marple, kunnen doorzien), zorgt ervoor dat hij onopvallend is. Ik kijk naar een vrouw van middelbare leeftijd, met een zonnehoedje op haar krullen. Ik tuur naar de man die bij haar is, die slentert en te hard zijn best doet om achteloos te lijken. Hij heeft het helemaal niet naar zijn zin. Ik zie het aan alles.

‘Lieve help, Agatha,’ fluister ik. ‘We zijn nergens meer veilig.’ Het boek (‘De moordenaar droeg blauw’) trilt onder mijn oksel. Wij haasten ons verder: naar huis voordat een spion of een moordenaar ons onderschept. Wij willen geen rally naar Bagdad hoeven ondernemen, en een moordenaar die blauw droeg willen wij ook niet tegenkomen. Verdraaid, nooit geweten dat Dordrecht zo gevaarlijk was.

Bijna komen we veilig thuis, maar op de hoek van de straat houden we abrupt halt. We zien een man die naast een auto een sigaret staat te roken en in zijn telefoon bromt – net te zacht om te horen wat hij zegt. Een paar pagina’s van het boek fladderen en fluisteren tegen mij, maar ik ben te nerveus om Agatha’s adviezen nog te verstaan. Achteloos, o zo uiterst achteloos, probeer ik de laatste meters naar de portiekdeur af te leggen. Ik voel benauwde hitte van mij af stralen en kan niet meer geloven dat het de hitte van de dag is. Het is doodsnood. Pure doodsnood.

De man met de telefoon kijkt mijn kant op. Ik zie dat hij een stoppelbaardje heeft. Dat baardje heeft hij natuurlijk gewoonlijk niet. Dat heeft hij alleen laten staan om niet herkend te worden. Hij heb hem eerder gezien. Ik weet het zeker. Maar waar? Agatha’s pagina’s fladderen weer – bijna laat ik het boek vallen. Ik doe de laatste stap naar de deur van het portiek en –

‘Argh!’ Met een klap valt mijn boek als een onguur persoon voor me opdoemt. Ze staart me aan met donker dreigende ogen. Dan realiseer ik me dat ik het zelf ben, dat ik mijn spiegelbeeld zie in de ruit van de deur. Haastig gris ik Agatha van de stoep. Ik ben me ervan bewust dat de man met het stoppelbaardje me vreemd bekijk – omdat ik, en alleen ik, vreemd doe. Ik struikel naar binnen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *