Midgetgolf op niveau

‘Kom,’ roept de wind. Als de wind dat roept, is het geen uitnodiging of een bevel. Als de wind dat roept, ben je al vertrokken. De wind heeft me bij mijn hiel gepakt en we waaien mijn raam uit.

‘Hou er nou eens mee op om me zo raar vast te pakken!’ roep ik omhoog.

De wind laat me los.

‘Maar hou me wel vast!’ gil ik terwijl ik ter aarde stort.

De wind blaast me omhoog. ‘Jij weet niet wat jij wilt,’ zegt de wind. En voordat ik daar iets van kan zeggen, zegt de wind: ‘Wij gaan midgetgolfen.’

Ik zucht en zwijg.

‘Dat is leuk,’ zegt de wind.

Ik heb vorige week gemidgetgolft (is dat echt een woord?). Toen werd ik erin bevestigd dat ik een heel slechte oog-handcoördinatie heb – en dat mijn collega’s nog erger vals spelen dan ik. Mijn drie teamgenoten en ik noemden onszelf het gouden team (we hadden een goudkleurige bal), maar we stelden al stel vast dat de bal te veel stuiterde en dat de baan niet recht was en dat… dat we veel excuses hadden om niet goed te spelen. Maar mijn collega’s speelden beter dan ik. Ik was er vooral goed in om de bal náást de baan te slaan, tussen plantjes en één keer tussen grote stenen die een collega van hun plek moest tillen om de bal terug te vinden.

We waaien verder. Het is een hete, benauwde dag, waarvan ik zeker weet dat hij in onweer gaat eindigen. Ik stel mijzelf voor op een midgetgolfbaan waar de bliksem in slaat – in mij.

‘Vertrouwen,’ lacht de wind. ‘Vertrouwen! Het is iets prachtigs. Echt prachtig!’

‘Ja ja,’ brom ik, terwijl ik vaststel dat de wind in een luchtige bui is. We waaien van hot naar haar en ik ben al drie keer bijna met míjn haar in takken verstrikt geraakt. Ik vrees een Absalom-momentje.

De wind lacht nog luchtiger. ‘Vertrouwen,’ hoor ik de wind jubelen, met die stem die lijkt op een ernstige vrouw of een vrolijke jongen. ‘Vertrouwen!’

‘Waai nou maar gewoon!’ gil ik, terwijl ik ternauwernood een beuk van een beuk ontwijk.

Dan vliegen we hoger, veel hoger, waar de lucht ijl en koud is – ik huiver een beetje. De wind wordt stiller, alsof de wind in een plechtige bui begint te raken.

We staan op een wolkenveld. Het is zo wit dat het zeer doet aan mijn ogen. Achttien vlaggetjes staan opgesteld, bij achttien baantjes. De wind en ik waaien naar vlaggetje één. Ik zie een baan met een bocht erin, en ik zie een gouden golfclub en een bal.

‘Jij eerst,’ zegt de wind.

Ik pak de golfclub en de bal en ik sla. En ik knipper met mijn ogen. Hole-in-one.

‘Oh,’ zeg ik. ‘Oh.’

Ik zie niet zo goed wat de wind doet. De wind vindt het misschien lastig om een golfclub vast te pakken. We gaan naar de tweede hole. Ik sla weer een hole-in-one. Bij de derde ook. En bij de vierde.

Na de vijfde hole gooi ik mijn club weg. Ik zie hem traag verdwijnen door de wolken. ‘Zo is er dus helemaal niets áán. Alleen maar holes in one spelen is sáái.’

De wind waait langs wat vlaggetjes, op een manier die mij opvallend achteloos toeschijnt.

‘Je wilde me zeker weer wat duidelijk maken,’ gil ik de wind achterna. ‘Je doet of je luchtig bent, maar eigenlijk ben je zo’n wijze… weet ik veel… zo’n goeroe of zo die mij van alles wil leren. Nou, ik –’

Verder kom ik niet. Ik ben een golfbal. Een enorme golfclub geeft me een bescheiden tikje en dan tol ik rond in een hole. Ik ben een hole-in-one.

De wind trekt mij uit de hole en we waaien terug naar mijn huis. Daar zet de wind mij op de vensterbank neer. De wind zwijgt nog steeds.

‘Nou,’ zeg ik, ‘leg het maar uit.’

De wind waait langs mijn tenen. Het kriebelt en ik giechel een beetje.

‘Zeg het nou. Alsjeblieft.’

‘Altijd holes-in-one spelen is saai. Heel saai,’ fluistert de wind. ‘Maar een hole-in-one zíjn is niet saai. Nooit.’

En voordat ik kan protesteren dat ik geen hole-in-one bén, is de wind verdwenen.

 

2 thoughts on “Midgetgolf op niveau

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *