Nieuwe schoenen

 

Het is de zaterdag voor Pasen. Ik heb een lang weekend vrij, het is kouder dan toen het Kerst was en ik ben chagrijnig. Uit moed der wanhoop besluit ik mijn nieuwe wandelschoenen in te gaan lopen.

Vlak bij huis, ter hoogte van Villa Augustus, vraag ik me nog af waarom ik ga wandelen. De wolken zijn net zo chagrijnig als ik, zwart en fronsend; ik weet zeker dat ik nat ga regenen. Dan steek ik de Oranjelaan over en loop de Vlijweg in. Daar kom ik eigenlijk nooit. Een stille straat met dure huizen en volwassen tuinen. Ik loop langs een hoge dennenboom, en voel de bedaardheid en de rust op me vallen. Wat verderop ruik ik een ribesstruik. Waarom weet ik niet, maar het doet me denken aan alles wat ik leuk vond aan mijn jeugd.

Ik loop door het Wantijpark, uitgestorven omdat iedereen denkt dat het slecht weer is. De kastanjes bij de ingang zijn als de pilaren van kathedralen. Een jonge zwaan glijdt voorbij in stil, donker water. Elzen zijn samen in gesprek bij de vijver. Ik ben niet meer chagrijnig. De zon komt door de wolken en opeens is het warm. Als ik naar de helder blauwe lucht kijk naar bomen waarvan ik denk dat het cipressen zijn waan ik me even in Italië.

Met een steviger pas loop ik door. Ik laat het park achter me, steek de Prinses Amaliabrug over en loop over de Wantijdijk. Bootjes van Scouting proberen te laveren; kanovaarders roeien recht voorbij. En de wind grijpt me bij drie vingers vast en trekt me de lucht in.

‘Hé!’ roep ik. ‘Hou daarmee op! Ik moet mijn nieuwe schoenen inlopen!’

De wind keert me ondersteboven, zodat de wind mijn zolen kan bekijken. ‘Goede schoenen,’ oordeelt de wind. ‘Echt goede schoenen.’

‘Zet me neer!’ breng ik – verstikt – uit.

Dat doet de wind. Ik wrijf gras van mijn wangen – ik wou dat de wind er eens aan dacht om me hoog genoeg op te tillen.

‘Ik vind je niet zo gezellig vandaag,’ zegt de wind. ‘Ik heb speciaal voor jou de wolken weggeblazen! Speciaal voor jou!’

‘Ik vind die wolken juist fijn. Dan blijft het rustig buiten.’

De wind trekt aan mijn jas. ‘Kom op nou. Laten we gaan waaien. Lekker samen gaan waaien!’

‘Mijn schoenen,’ zeg ik. ‘Ik moet echt mijn schoenen inlopen.’

De wind snuift. ‘Wat jij wilt.’

Ik loop verder over de Wantijdijk, langs het water, onder bomen, en ik droom dat ik ’s nachts met de wind terugkom en dan hoog in de takken alles zie wat ik nu niet zie. Maar dat zeg ik niet tegen de wind. De wind laat de wolken terugwaaien en zoeft guur langs me heen. Ik geloof dat de wind zo chagrijnig is als ik was.

Na iets meer dan een uur wandel ik een laan in met hoge populieren. De wind waait door de hoogste toppen. Uitslover. Ik ga een bruggetje over, bel aan bij een huis en drink thee met een goede vriendin. De wind blaast tegen de schuifpui.

Uiteindelijk kan ik de roep van de wind niet langer weerstaan. Ik had rechtstreeks naar huis willen lopen, maar als ik weer buiten sta loop ik verder naar de pont, over velden met lammetjes en schapen, waar de wind zich te buiten gaat aan buitelingen en salto’s. De wind vraagt niet meer of ik dat ook wil, maar ik geniet van de wind in mijn haar en soms de zon in mijn ogen.

Ik heb in totaal al meer dan twee uur gelopen als ik in Dubbeldam kom, en ik weet dat ik nog een uur moet lopen voordat ik thuis ben. Dubbeldam is een beetje een dorp uit een sprookje, met oude bomen en huizen waarin je denkt dat je je er thuis zou voelen. Ik houd even stil bij Dordwijk, en stel me voor dat ik in dat landhuis zou wonen. Maar niet lang. Ik ben te moe om me nog veel voor te stellen. Behalve dan dat de wind me op zou tillen en naar huis zou dragen. Maar de wind tolt voor me uit, lachend. Ik vergeef het de wind. Ik lach ook.

 

One thought on “Nieuwe schoenen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *