Oktober. Licht dat je niet aanvalt maar je zachtjes aanraakt. Het is herfst, maar net als toen ik nog een kind was maakt het jaargetij waarin de natuur lijkt te sterven een gevoel van verwachting bij me wakker. Alsof het mooiste deel van mijn leven er nog aan komt. Hoe ouder ik word, hoe moeilijker ik het vind dat gevoel te geloven, maar als de zon zacht schijnt, op rode en gouden en oranje bladeren, word ik toch altijd weer hoopvol.
Vanmorgen liep ik even naar de stad. Het is mijn vrije dag en ik ging een boek ophalen dat ik besteld had bij de bibliotheek. Ik zag Dordrecht op zijn mooist. Negentiende-eeuwse panden, kastanjes die hun bladeren al hadden laten vallen; andere bomen die mild toegaven aan het verstrijken van de tijd, hun bladeren laten verkleuren en verdorren. Ik genoot van alles wat ik zag. In oktober kan ik gewoon blij zijn. Dan maakt het niet uit dat mijn dromen zo vaak niet uitkomen, dat ik ouder word en ik zoveel dingen graag anders had gewild in mijn leven. Dan bén ik gewoon, en ben ik God dankbaar dat Hij er ook is.
Vanmiddag zat ik bij de huisarts. Ik kwam voor de licht depressieve klachten waar ik nu al meer dan een jaar mee worstel. Vreemd, de laatste tijd gaat het beter, maar zodra ik begon te vertellen over hoe ellendig ik me gevoeld heb, kwam het verdriet dat soms een overlopend stuwmeer lijkt weer opzetten. Bijna moest ik huilen. Toen ik naar huis ging, was de zon van de ochtend weg. Het regende, en zelf voelde ik me ook wat regenachtig. Maar God was er nog steeds. Gelukkig maar.
De laatste tijd vraagt God me steeds opnieuw om op Hem te blijven vertrouwen, hoe ik me ook voel. Of de bladeren nu groen zijn, goud kleuren of helemaal verdwenen zijn. Habakuk schreef er al over, 28 eeuwen geleden: ‘Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil.’ (Habakuk 3:17-18) Het is niet altijd makkelijk daar volmondig ‘amen’ op te zeggen. Maar toch vraagt God om dat wel te doen, om Hem te blijven vertrouwen. Gelukkig laat Hij ook zien dat Hij dat vertrouwen waard is. Door alle somberheid heen laat Hij me steeds weer lachen. Hij laat me zelfs zien dat door de pijn heen Hij me dichter naar zich toetrekt, ook al wilde ik vroeger nooit geloven dat het zo werkt. Hij is een goede God. Amen!