Bijna niemand weet het, maar eenhoorns zijn heel anders dan ze worden geportretteerd. Ik kan niet vertellen hoe ik dit te weten ben gekomen. Te veel details delen zou gevaarlijk zijn. En oneerlijk tegenover de eenhoorns, die waarde hechten aan hun privacy, een privacy die grof geschonden wordt, door wezens die wij vaak uiterst onschuldig vinden – kleine meisjes. Geschokt? Lees snel verder.
Het eerste aspect van eenhoorns dat grotendeels onbekend is, is dat eenhoorns homoseksueel zijn. En dat het allemaal mannen zijn. Hoe de soort nog niet is uitgestorven, is onduidelijk. De details zijn verdwenen als een bemoste steen die tijdens dichte mist wordt bedekt onder beukenbladeren die in de herfst nooit genoeg zullen verteren om de steen ooit weer zichtbaar te maken.
Iets anders wat nauwelijks bekend is, is dat eenhoorns van over de gehele wereld zich af en toe verzamelen, op een eiland dat op geen enkele kaart is ingetekend, ergens ten noorden van de Noordkaap. Als de maan in het eerste kwartier staat, en de eerste drie sterren fonkelen boven de Barentszzee, verschijnt er een wit plateau te midden van de golven die altijd in beroering zijn. Het lijkt een plateau van ijs, dit enige thuis dat eenhoorns ooit zullen kennen.
Als ze dan bijeenzijn, drinken ze koffie. Hoe ze dat doen met hun hoeven is een vraag waarvan men beter het antwoord niet kan weten. Maar de koffie is zo zwart dat zelfs de sterren aan de hemel er niet in worden weerkaatst. Bij de koffie steken ze Gauloises op (wederom: vraag niet hoe het kan; het zou te gevaarlijk zijn).
Terwijl ze uitkijken over de verlaten zee, waar duizenden gestorven zijn (mensen, welteverstaan, geen eenhoorns) zuchten ze over meisjes. Eenhoorns houden niet van kleine meisjes die van eenhoorns houden. Want kleine meisjes denken dat eenhoorns gouden hoorns hebben, en manen en staarten in regenboogkleuren. Die verbeeldingskracht van kleine meisjes heeft een verwoestend effect op het metafysische bestaan van de eenhoorns.
Een eenhoorn stampt met zijn hoef en trekt harder aan zijn sigaret. Zijn rafelige stem draagt ver over het plateau. ‘Ze benaderde me toen ik dwaalde door het uiterste noorden van Kazachstan. Ik keek naar de top van Khan Tengri en overwoog de eeuwenoude berg te beklimmen toen het wezen opeens op mij afstormde, met open armen. En toen… kleurde zij mij. Het was te laat om te vluchten. Natuurlijk trapte ik haar van mij af, maar toen was het leed al geschied.’
De eenhoorn laat zijn lange, gracieuze nek hangen en zijn mede-eenhoorns (die in de ziel van bomen kunnen kijken, en de aard van sterren kunnen duiden) kunnen in het duister zien dat zijn manen half verkleurd zijn door de stift van een meisje dat ergens op de planeet enthousiast een kleurplaat van een eenhoorn heeft bewerkt. Zijn manen hebben kleuren gekregen die in geen regenboog een plaats hebben, en zijn ooit zo smetteloze vacht, witter dan het plateau waarop zij staan, zit vol vlekken die lijken op vingerverf.
‘Nooit meer de pure reinheid,’ hinnikt een andere eenhoorn. ‘Nooit meer de vreugde van het zuivere wit. Degene die ons bestaan heeft onthuld aan de mensheid, heeft zo veel op zijn geweten dat genade onmogelijk lijkt. Het begin leek veelbelovend, toen onze hoorns in goud verschenen op schilderijen – toen jonkvrouwen zich naast ons vlijden in werken van de grootste menselijke kunstenaars. Maar nu zijn wij slechts een van de vele dieren – dieren! – die onderdeel zijn van films en cartoons voor massavermaak.’
Even is de stilte op het plateau zo diep dat de wind, rechtstreeks vanaf de Noordpool, hoorbaar zucht in de haren van de bevlekten. Staarten die nu indigo zijn zingen klaagliederen, blauwe manen rinkelen als het maanlicht even vanachter de wolken schijnt en het plateau beroert. Dan wordt het weer duister.
Een derde stem klinkt. ‘Misschien moeten we hen omhelzen in plaats van hen van ons aftrappen.’ De stilte wordt zo koud als past bij een plateau in noordelijke duisternis. ‘Misschien moeten wij de zuivere kracht die wij kennen laten zien te midden van menselijke ontluistering.’ Huiverend hinnikt de stem. ‘Misschien moeten we meisjes tonen hoeveel kracht ze bezitten als ze zien Wie er leeft voorbij de regenboog.’
De antwoorden verwaaien als het plateau wegdrijft in de zee.