Sneeuwpret?

Tijdens de eerste lockdown is de wc-papierschande aan mij voorbij gegaan, maar afgelopen zaterdag besloot ik toch maar eens extra boodschappen te doen. Er werd sneeuw verwacht. Shit.

Ik moet het toegeven: ik heb een fobie. Nou ja, een fobietje, want ik probeer het kleiner te maken dan het is: ik ben bij gladheid doodsbenauwd. Vallen voelt als iets vreselijks. Ik ben in mijn leven een paar keer flink onderuit gegaan en… heb daar nooit een schrammetje aan overgehouden. Dus waarom ik zo bang ben? Geen idee. Mijn psychologiserende hoofd vreest dat ik te graag de controle houd.

Ik heb gebeden – nog net niet op mijn blote knieën – dat er op zondag berichten zouden zijn van ongeveer deze strekking: ‘Heel Nederland ligt onder een dik pak sneeuw. Heel Nederland? Nee, één plaatsje is… etc.’ Die berichten waren er, maar ze gingen over Groningen en Maastricht.

Sneeuw. Het lag echt in Dordrecht – en het blijft voorlopig. En ’s nachts vorst, zodat het opvriest en nog enger wordt. Ik wist het zeker: ik zou een week binnenblijven. Alleen ging mijn hoofd na een dag protesteren. Hoeveel angsten had ik ook alweer overwonnen in 2020? En nu zou ik terugdeinzen bij het eerste obstakel van 2021? Het was mijn eer te na. En tegelijk ook niet. Want vallen… het is zo ERG.

Ik bad – nog steeds niet op mijn blote knieën, maar erg oprecht: God, geef me kracht dit obstakel aan te gaan. En daarna liep ik 500 meter naar de brievenbus. Nog nooit zo dankbaar geweest dat ik een kaartje had gepost. Het viel nogal mee met de sneeuw (misschien weggewaaid) en met de gladheid ook. Ik vroeg me af of ik vandaag weer naar buiten durfde en écht te wandelen.

Ik heb het gedaan. En na tien meter wilde ik terug. Op de stoep lag een laagje sneeuw dat precies leek op een ijsbaan. In gedachten ben ik tegen tien auto’s aan gevallen. Ik keerde om – en besloot toen over de kade verder te lopen. In gedachten ben ik tien keer in het water gevallen, maar de kade was niet glad. Ik waagde me verder. Toen was ik opeens bij Villa Augustus. En vervolgens stond ik tot mijn eigen verrassing in het Wantijpark.

Er wordt gesnoeid in het park – door de auto’s van de gemeente waren de paden gladder dan verwacht. Maar toch kreeg ik langzaam het lef om net te doen of ik aan het wandelen was. Ik genoot van de witte vergezichten. Ik stelde vast dat zwanen die op het water zitten in plaats van erin, opeens minder wit zijn. Ik genoot van de vrouw die de kraaien voerde. Zwarte vogels worden alleen maar mooier in de sneeuw. Daar kunnen we vast een geestelijke les uit peuren.

Ik had vooraf bedacht dat als ik aan de andere kant het park uit kwam, ik naar huis zou gaan, maar het fietspad dat ik gewoonlijk volg zag er redelijk begaanbaar uit. Verder op mijn normale route dan maar? Ik kreeg er even spijt van, want ik moest ook over een stukje waar auto’s rijden. Zij hadden van de sneeuw ijs gemaakt. Op een klein kruispunt kon ik vier kanten uit vallen. Bijna smakte ik naar het noorden, maar het ging net goed: ik bleef staan. En ik had zo weinig stress van de gladheid dat ik zelfs kon genieten van merels, hun veren dik uitgezet tegen de kou.

Het fietspad weer op, huiswaarts. Hier had de zon geholpen met sneeuwschuiven: sneeuw was weer water. En ik trok echt een geestelijke les uit wat er nu gebeurde: mijn weg was weer normaal begaanbaar, maar… daar werd ik bang van. Want waren die dunnen stroompjes echt water, of was het stiekem ijs? Mijn weg was zoals hij anders ook is, maar durfde ik dat te vertrouwen? Het smalle pad was blijkbaar nog steeds te breed.

Gelukkig werd andere dingen snel normaal: wat verderop was ik niet meer gefixeerd op mijn eigen angst, maar kon ik me ergeren aan joggers die holden alsof er geen sneeuw lag en verwachtten dat anderen snel voor hen opzij gingen. Ik drukte de ergernis maar snel weg, en genoot van wat er niet was: vrees. Dank U, Heer! Morgen maar opnieuw naar buiten. Misschien. Hopelijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *