Sinds september woon ik niet meer alleen. Dat wist je niet, hè? Ik woon niet eens meer in Nederland. Ik woon in Engeland – op een landgoed. Ik voel me er helemaal thuis.
Wil je een rondleiding? We beginnen bij het hek. De poort gaat voor ons open, wij dwalen over de lange oprijlaan. Aan beide kanten is er een groot gazon met eikenbomen. In de avondschemering kun je hier herten zien, als niemand eraan denkt om het hek te sluiten.
Wij lopen verder, naar het hoge bordes waar twee leeuwen staan. Ze zijn van steen – je hoeft niet te schrikken, hoor. We staan voor een landhuis van zandsteen, met kantelen en torens, met hoge ramen die op ons neerkijken en ervoor zorgen dat wij ons klein voelen. Maar we laten ons niet intimideren. Wij stappen binnen. In de grote hal, helemaal van hout, behalve de marmeren trap, wordt er weer op ons neergekeken. De vele schilderijen staren ons aan. Maar we zijn geen vreemdeling hier, niet echt.
‘Hé!’ roept de gravin van Northend (wij mogen haar Anna noemen). ‘Zijn jullie daar weer?’ Ze omhelst ons, drukt een kus op onze wangen die meer is dan lucht. Haar kinderen zijn achter haar aan komen hollen: Zoë, die sinds een tijdje op school zit, en de tweeling, kleuterjongetjes, met bolle blozende wangetjes en beentjes die niet altijd even stabiel lijken. ‘Els!’ roepen ze. ‘Spelen.’ Ik voel me gevleid. Ze vinden het trouwens ook leuk om jou te zien hoor.
En dan ben ik opeens in Nederland. Ik snap niet helemaal hoe dat kan. Ik kom net uit de kerk en ik ga het park in. Het is november en de bladeren zijn zo geel en prachtig dat ik een beetje duizelig word. Ik maak er foto’s van nu het nog kan – voor morgen wordt regen verwacht en dan waait de hele boel vast weg.
Heb jij trouwens enig idee hoe het komt dat wij herfstbladeren zo mooi vinden? Ik weet het nog steeds niet zeker. Maar als ik een wijk inloop met oude huizen, met trappetjes naar deuren toe, naar steen dat niet het standaardsteen van nieuwbouwhuizen is, heb ik er wel vage ideeën over. Door die hangende bladeren, met die warme tinten geel en oranje, doen ze denken aan winterdekens. Dat vind ik tenminste. Van die dekens waar je onder kruipt en nooit meer weg wilt. Knusse dekens.
Ik voel me niet zo knus nu ik buiten loop, moet ik toegeven. In Northend Abbey, in het landhuis, ben ik gewend geraakt aan mijn eigen kamertje . Ik eet er samen met de graaf en gravin van Northend en hun gezin; ik klets met de mensen die er op bezoek komen. Ik voelde me er zo thuis. Ik snap niet hoe het komt dat ik nu op een grauwe zondag door Dordt dwaal. Ik krijg er trek van in chocolade, patat of witte broodjes met gebakken ei. Heel irritant. En wat ook irritant is: nu ik terug in Nederland ben, zo heel abrupt, weet ik niet of het de bedoeling is of ik weer terugga naar Engeland. Opeens twijfel ik of ik daar nog wel welkom ben.
Het egaal grijze wolkendek wordt nog wat grijzer; ik denk niet dat we de zon vandaag gaan zien. Het zal wel gaan regenen. Ik besluit naar huis te gaan (voordat ik die chocolade, patat of witte broodjes en eieren koop). Ik hoop dat ik de sleutel van mijn huis nog heb. Ik tast ernaar in mijn handtas en gelukkig vind ik hem.
Wat kun je anders doen op een donkere zondag dan tv kijken of achter je pc schuiven? Ik kies voor het laatste. Ik speel patience (doe ik te vaak – irritant verslavend) en dan open ik een Word-document. Hé, ik zie de naam van Anna. Ik lees, over Anna die in de auto zit en haar dochter Zoë naar school brengt. Daarna gaat ze bij iemand op bezoek. Een zekere Brenda – ik ken haar niet. En dan keert te ze terug naar Northend. Ze lijkt me niet in de gaten te hebben, maar ik zit naast haar, op de passagiersstoel. Daar doemt het landhuis op. Bijna thuis.
Wow, boek? Northend, Anna? Heimwee? Ben benieuwd. Yes
Ik ben ook benieuwd. Er wordt hard aan gewerkt. 😚