Uit eten in Japan: arigato gozai mas!

Uit eten in Japan, het land waar alles anders is dan je gewend bent. Verbazing, vriendelijkheid, smikkelen en slapstick.

In Japan is het geen probleem om restaurants te herkennen. Meestal zijn ze versierd met lampionnen, en boven de deur hangen lapjes stof die aangeven dat het restaurant open is. Zoals een medereiziger riep toen we op zoek waren naar een plek om te eten: ‘Kijk, daar hangt de was buiten!’ Angst voor een onleesbare menukaart hoef je ook niet te hebben. Vaak staat buiten een vitrine waar in plastic allerlei gerechten zijn nagemaakt die ze binnen serveren. Die imitaties zijn gemaakt met Japanse grondigheid: de afbeeldingen lijken precies op wat op tafel wordt gezet. Sommigen voeren de creativiteit wel erg ver door: in het plaatsje Koyasan zag ik een plastic bord met spaghetti waarbij een vork, verbonden aan wat draadjes pasta, in het luchtledige hing.

Oké, we gaan naar binnen. Een serveerster komt gelijk naar je toe of staat al bij de deur op je te wachten. Naar goed Japans gebruik (en natuurlijk totaal niet omdat je de taal niet kent) geef je met je vingers aan met hoeveel mensen je bent. Je wordt naar je tafel gebracht en gelijk komt iemand je een glaasje water of thee brengen. Het is in Japan heel normaal dat je niets te drinken bestelt. Als je daarvoor kiest zullen ze in een flink aantal zaken vrolijk doorgaan met water schenken.

Je krijgt een menukaart met plaatjes – handig! – in je handen gestopt of men rent weg om een Engelstalige kaart te vinden. Service is nu eenmaal belangrijk in Japan. En daar gaan ze ver in: ze buigen bij iedere handeling en ze zijn zo vriendelijk dat je jezelf steeds onbehouwener gaat vinden. Het meeste is me de bediening in Tokio bijgebleven. In een klein rokerig tentje waar Japanners na het werk hun stropdassen lostrokken en dronken werden, rende een jong meisje op veel te grote slippers rond van tafel naar tafel om iedereen te vertellen hoe hartelijk ze toch wel niet welkom waren. Hoe drukker het werd, hoe vriendelijk ze werd en hoe breder haar lach. Een avond later aten we aan een klein tafeltje op de stoep van een drukke straat. De eigenaresse kwam toekijken hoe we hannesten met stokjes en waarschijnlijke allerlei ongeschreven Japanse etiquetteregels overtraden. Ze lachte hartelijk, maar op de een of andere manier voelde ik me niet úitgelachen. Toen we de volgende avond terugkwamen, bracht ze ons lepels…

En dan het eten zelf. Daar kan ik wel over blijven schrijven. We hebben van alles gegeten, van zeer traditioneel Japans tot pizza, maar het was bijna altijd verrukkelijk. Natuurlijk hebben we sushi op, maar voor mij is het lekkerste Japanse gerecht okonomiyaki. Dat is een soort pannenkoek met kool en noedels plus vlees en/of vis. Vooral de versie die in Hiroshima geserveerd wordt schijnt beroemd te zijn, en ik kan vertellen: dat is terecht! Wat ook praktisch is: er zijn veel mogelijkheden om allemaal kleine gerechtjes te nemen en dan samen met je disgenoten te delen.

In een restaurant kun je aan tafel op een stoel of op de grond terechtkomen. Soms schuif je aan bij een bar met bakplaat, waar je ziet hoe je eten klaargemaakt wordt. Maar het leukste van uit eten gaan in Japan is het tussen de Japanners zijn. Ze zijn ontzettend klein behuisd in het algemeen, dus heel veel sociale activiteiten vinden plaats in restaurants. Collega’s, huismoeders met hun vriendinnen en klasgenoten spreken er allemaal af. Zij staren zo onopvallend mogelijk naar ons en wij staren (minder onopvallend) terug. In restaurants had ik het idee dat het me het beste lukte om hun ondoorgrondelijkheid af te tasten en te ontdekken hoe ze nu eigenlijk echt zijn.

Na het eten komt natuurlijk het vertrek. En dat komt vrij snel: natafelen is niet gangbaar in Japan. Misschien is de reden daarvoor dat bij populaire restaurants een geduldige rij voor de deur staat van mensen die óók willen eten. In het restaurant in Hiroshima waar ik okonimiyaki at, vermeldde de menukaart zelfs dat je er maximaal één kon opsmikkelen, maar dat het dan de bedoeling was dat je weer wegging. Dat weggaan is wel een ritueel op zich. Zodra je het gerecht geserveerd hebt gekregen waarvan de bediening mag aannemen dat het je laatste is, krijg je zo onopvallend mogelijk de rekening. Die wordt omgekeerd op tafel gelegd, of zelfs op een speciaal plankje ónder het tafelblad. Degene die betaalt doet dat aan een kassa, weg van de anderen die hebben meegegeten. En alsjeblieft: geef het geld iemand niet rechtstreeks in handen. Onbeleefd! Je legt het in een bakje dat daarvoor bij de kassa staat. Apart genoeg krijg je het wisselgeld wel rechtstreeks terug, niet via dat bakje. Biljetten worden even voor je nageteld, zodat je zeker weet dat het klopt, en dan krijg je het bonnetje in handen gedrukt, met daarop het eventuele muntgeld. Je geeft nooit een fooi. Alweer: onbeleefd.

En dan komt het echte afscheid, met zijn eigen rituelen. Naar Japanse traditie moeten de mensen die in het restaurant werken je laten merken hoe blij ze zijn dat je bij hen hebt gegeten. Dank je wel is in het Japans “arigato”, maar dat is in een restaurant niet goed genoeg: het personeel buigt voor je en roept van alle kanten “arigato gozai mas”: héél hartelijk dank. Vrouwen doen dat het liefst op een hoog toontje, het “mas” zo lang mogelijk uitgerekt, en collectief, zodat ze een beetje als een zangkoortje klinken. In Osaka heb ik het record gehoord: zes vrouwen tegelijk, die alle zes verdekt opgesteld stonden achter een muur. Ik geef toe dat dat het moment was dat het me niet meer lukte om de Japanse beschaafdheid te imiteren en ik toch echt moest gniffelen…

5 thoughts on “Uit eten in Japan: arigato gozai mas!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *