De afgelopen weken paste ik op een appartement op de vijfde verdieping van een flat. Het was er licht en ruim en ik ontdekte wat ik de afgelopen jaren zonder dat ik het in de gaten had, had gemist: uitzicht.
In de kamer waar ik woon sinds ik hersteld ben van non-hodgkin, bestaat mijn uitzicht uit andere woningen. Om een stuk hemel te zien, moet ik een knik in mijn nek leggen. Ook nu het zomer is, ging ik nog steeds vroeg naar bed. Vanwege de vermoeidheid die als een steen op mijn hersenen kan liggen, maar ook uit verveling misschien.
In mijn logeerappartement blijf ik steeds langer op. Ik lig wel op de bank, maar houd het moment in de gaten dat de witte muur roze kleurt. Dan spring ik op (of leun op één arm achterover) om de zonsondergang te zien, die zich breed uitstrekt buiten de ramen. Vaak kan ik de aandrang niet weerstaan om foto’s te maken, hoewel de weergaloosheid zich onmogelijk laat vastleggen – en ik dat bij de eerste foto al wist. In ruim vier weken heb ik een hele collectie op mijn telefoon aangelegd.
Soms is de zon een rode bal die de hemel domineert, vurig aanwezig, niet bereid om ook maar de kleinste wolkenflard te tolereren op haar toneel.
Soms is ze zachtroze en zijn de wolken als warme dekens om haar heen: paars, diep blauw, of goud in het laatste licht. Dan zakt ze mild weg te midden van de kleurenpracht die zij gecreëerd heeft in de hemel.
Soms is ze onzichtbaar. Dan zijn er geen vuurkleuren maar verzinkt de dag in zichzelf en in het water van het Wantij in plechtig, bijna somber blauw. Dan sluipt het zwart naar binnen als ik allang naar bed ben.
Ik kijk natuurlijk niet alleen naar buiten als de zon ondergaat. Ik stond ook ademloos bij het raam tijdens die zomerstorm, toen de draaiende supercell zich over Dordrecht uitstrekte, en de bomen beneden mij steeds dieper bogen voor de wind. Op dat moment wist ik weer hoe klein en machteloos ik ben.
Ik sta steeds vaker zomaar bij het raam. Ik weet nu pas weer hoezeer ik uitzicht heb gemist. Ik wil verder kunnen kijken. Ik verlang naar perspectief, niet alleen letterlijk, maar zeker ook figuurlijk. Maar dat letterlijke uitzicht helpt al om gemakkelijker te ademen, om weer te weten dat ik een mens ben die vooruit kan kijken, die niet als een muis in een holletje in het donker woont.
Soms scheppen de zon en de wolken midden op de dag al een schilderij vol mysterie en onbenoembaar verlangen naar verhevenheid. Dan schijnen schachten van licht door donkere wolken en is het lastig om te geloven dat dit licht niet heimelijk de weerschijn is van engelen die eroverheen afdalen naar de wereld – of erover terugkeren naar de hemel. De zonnestralen en schaduwtinten lijken een gordijn te vormen waarachter God nog maar net verborgen gaat.
De Bijbel waarschuwt ons om de verschijnselen aan de hemel niet te gebruiken om de tekenen van de toekomst te lezen. Dat doe ik ook niet. Maar wat is het fijn om een eindeloze hemel in te kijken en je bewust te zijn van de eindeloosheid die er echt ís. Om je niet meer ingekaderd te voelen door je omgeving, verwachtingen, beperkingen, twijfels. Dan voel ik me juist wat minder klein en machteloos. Of misschien ben ik wel klein en machteloos, maar weet ik dat dat niet erg is, omdat ik er niet alleen voor sta.
Binnenkort neem ik afscheid van dit uitzicht, maar ik ben van plan om het niet te vergeten. Er komen nog andere plekken waar ik ga oppassen, iets dichter bij de aarde, maar met genoeg perspectief. En uiteindelijk heb ik gelukkig perspectief op een andere plek om permanenter te wonen dan de kamer die momenteel “thuis” is. Maar niet écht permanent, hoop ik: ik vertrouw er nog steeds op dat ik uiteindelijk een woning in Japan zal hebben. Hoewel de afgelopen weken de wolken, de zon en de weidse hemel me hebben geleerd dat iedere woning op aarde maar tijdelijk is. Het wordt tijd om weer echt een bijwoner te zijn en te gaan waar de Geest me leidt.
Mooi Ela, dank voor het delen van je -soms- herkenbare ervaringen!
Hartelijke groet vanuit een zomers en heet Madrid, Gerard & Rebeca
Bedankt. Succes in de hitte!