Ik stap voorzichtig naar buiten. Is het glad? Nee, gelukkig vandaag eens niet. Dat komt goed uit, want één keer in de zes weken wandel ik van Dordrecht naar Zwijndrecht (en terug) om de kapper te bezoeken.
Het eerste stukje van de route is wat al te vertrouwd: Noordendijk oversteken, langs het Leger des Heils, naar mijn supermarkt. Bij de Dirk probeert een man dekens onder zijn arm vastgeklemd te houden en tegelijk zijn fiets te bestijgen. Verderop propt een volumineuze dame dekens die, strak in het plastic, niet willen buigen een auto in. Het is duidelijk wat er in de aanbieding is.
Bij het eerste stukje van de Spuiboulevard heb ik inspiratie voor een eng boek. Ik loop onder de overkapping bij de bushaltes, waar de voormalige winkels leeg en dood zijn. Ik stel me voor hoe spinnen of vleermuizen vanuit de overkapping zich in mijn capuchon laten vallen, met scherpe tanden (hebben spinnen tanden?) een gaatje in mijn nek maken en me dan iets inspuiten waardoor ik hun willige zombie word. Geen idee waar die inspiratie vandaan komt. Misschien van het alarmlicht dat al maanden tevergeefs zijn waarschuwing knippert, of van het hek dat mensen moest tegenhouden maar dat grauw en moedeloos op straat ligt.
Verder op de Spuiboulevard wordt het wat feestelijker. Hoog op het Stadskantoor wappert de driekleur, inclusief wimpel. Ik moet diep nadenken voordat ik weet voor wie: het is de verjaardag van onze voormalige vorstin. Gefeliciteerd, prinses Beatrix!
Ik maak een draai bij de haven, loop langs de Rabobank waar je geen geld kunt opnemen (ik blijf het bizar vinden) en nader de brug. Sinds vorig jaar is er een fietslift: de band waarop de fietsers hun rijwiel zetten is geautomatiseerd, zodat ze zelf kracht hoeven zetten om de fietsen boven te krijgen. Net voor me pakt een jongen zijn mountainbike op, slingert hem op zijn rug en beklimt de hoge trappen. Hij doet het nog net niet rennend, maar mijn respect is er niet minder om.
Ik heb natuurlijk geen fiets bij me, maar ik houd wel een keurig tempo aan, en ik ben best trots dat ik boven niet sta te hijgen. Ik ben ook best trots dat ik mijn lichte onrust bij het eerste stuk van de brug kan bedwingen. Op dat stuk kun je via de kieren tussen de beteerde planken wat al te duidelijk ver beneden je het rivierwater zien kolken. Je kunt ook duidelijk zien – als je daar de verbeeldingskracht voor hebt – hoe gemakkelijk die planken zouden kunnen kraken, breken, desintegreren, net als jij eroverheen loopt. Ik maak vaart.
Trapje af, de brug weer af. Het is dan wel niet glad, maar ik glijd toch bijna weg, over een half vermolmd blad misschien. Even later loop ik weer langs de rivier, nu aan de kant van Zwijndrecht. Maar waar is Dordrecht gebleven? Ben ik dan toch in een beangstigend boek beland? De grote rivieraken zijn er nog, maar ze zweven door wit niets. Er is geen rivier meer. Er is geen andere oever. Er zijn daar alleen laatste visuele echo’s. Ik zie nog net zomergele neonletters die het woord CATERPILLAR spellen. Caterpillar? Rups? Zullen straks gemuteerde vlinders door het niets zweven en in mijn capuchon landen?
Ik staar harder naar de overkant, naar waar ooit mijn stad was. Maar er is nog steeds niets, behalve dan die letters. De Grote Kerk is weg, en alle minder opvallende gebouwen al helemaal. Ik luister, maar ik hoor zelfs geen klokken slaan.
Ik vertrouw er maar op dat het mist is die mijn blik vertroebelt. Mist is tijdelijk – mist wint nooit. Tijd om naar de kapper te gaan. Dat zou ook een angstig boek kunnen worden, want mijn vertrouwde kapper die heeft ontdekt hoe mijn haar goed geknipt kan worden, heeft ontslag genomen. Ik vertrouw mijn hoofd straks toe aan de schaar van een onbekende.
Maar ik heb een paar gezellige uren bij de kapper. Ik drink cappuccino en klets; ik stap tevreden over mijn kapsel weer naar buiten. De mist is er nog, zie ik, maar ze is aan het verliezen. De klokkentoren van de Grote Kerk staart mij aan. Ik adem uit, witte mistlucht, en ben gerustgesteld.
Goed om te lezen dat je tevreden was. Die enge dingen negeer ik maar even. Ik dacht glad op ee brug eng!!! Je schuift zo het water in. Wanneer wordt ik weer wakker uit deze nachtmerrie
😂 Amanda vroeg waarom we niet meer samen kwamen. Een warme auto was fijn geweest, om over het gezelschap maar niet te spreken…
De angst voelde ik ook bij dit mistig verhaal. Goed weergegeven wat wij allemaal wel hebben denk ik. Wat Als dit of wat Als dat. Top!!!!!!!!!!!!!!!!
Dank u wel!