Ik kan het bijna niet verdragen, de berichten over IS in Irak en Syrië. Christenen en anderen die op de vlucht moeten slaan, levend worden begraven, vrouwen die worden verkocht als slaven of in bordelen worden gestopt, hulpverleners die worden onthoofd. Maar mijn ogen afwenden is geen optie.
Ik zal niet zeggen dat ik slapeloze nachten heb van wat ik op internet en op tv zie. Hoe snel heb ik dat eigenlijk als het gaat om mensen die ik niet ken? Waarschijnlijk niet snel genoeg. Maar ik kom er wel moeilijker van in slaap. Overdag houdt het me bezig. Ik stel me voor hoe het is om een christenvrouw te zijn in Irak, om uit je gezin te worden weggerukt, niet meer te weten waar je kinderen en je man zijn, om misbruikt te worden door de ene vreemde na de andere. Ik probeer me voor te stellen hoe het is om een man te zijn die wordt weggevoerd en weet dat hij ergens zal worden vermoord. Ik probeer me voor te stellen hoe het is om alles achter te moeten laten en niet te weten waar je vlucht zal eindigen. Ik probeer me voor te stellen hoe het is om zoveel leed te verdragen te krijgen en je dan af te vragen waar God is.
Het jaar 2014 is een jaar vol rampen. Vliegtuigen die verdwijnen of ‘per ongeluk’ uit de lucht worden geschoten, vulkanische uitbarstingen, schoolmeisjes die ontvoerd worden, de opkomst van alsmaar extremistischere terreurgroepen. Ik wil zo graag wat doen om de mensen die lijden te helpen. Maar wat kán ik doen? En hoe kan ik omgaan met mijn angst dat ik zelf ook zal moeten lijden als anderen die vervolgd worden en slachtoffer worden van terreur?
Ik schrijf deze column niet omdat ik antwoorden heb op mijn vragen. Was het maar waar. Ik kijk naar het duister, en weet dat het voorzegd was. Ik probeer me op God te richten en Hem te vertrouwen. Ik bid en hoop voor mezelf en de ander. Ik bid dat het lijden van vrouwen en meisjes in bordelen ophoudt. Ik bid voor de zielen van al die mensen die worden vermoord of op de vlucht zijn. Ik bid dat er een einde komt en een nieuw begin. Bid je mee?
Herkenbaar