Volg de ster

Gisteren ging ik na het werk boodschappen doen. In de wijk fietste een mevrouw met een hoofddoekje voorbij. ‘Ja,’ riep ze, terwijl ze zich omdraaide naar wat kinderen die op de stoep liepen, ‘ik heb een cadeautje gekocht.’ Even dacht ik dat de moslims ook Kerst gaan vieren. Toen liep ik verder, de stad in waar de duisternis van de langste nacht aan het vallen was – het was 21 december.

Eigenlijk houd ik er niet van om de stad in te gaan rond spitsuur. Al die mensen die denken dat ze daar als enige zijn… Ik wacht op de stoep om over te kunnen steken en een vrouw op een fiets, met twee kinderen, gaat pal voor me staan. Zou ik onzichtbaar zijn? Zal wel niet. Bij het Leger des Heils doemen figuren op die nog duisterder lijken dan de avond die begonnen is. Ik loop haastig verder.

In de supermarkt doen mensen boodschappen alsof ook zij bijna alleen op de wereld zijn. Ze voeren een diepgaand gesprek en gaan zo staan dat ik nauwelijks een mandje kan pakken. Ze zetten hun karretje zo neer dat gangpaden onbegaanbaar worden. Ik haal diep adem en concentreer me op boodschappen doen – gezonde boodschappen doen. Ik pak sambal en sardientjes, kidneybonen en geraspte kaas.

Als ik bij de kassa’s kom zie ik een rij waar nauwelijks mensen staan. Mooi! roept mijn hoofd verheugd. Maar een vrouw die strak voor zich uitkijkt, misschien om zichzelf ervan te overtuigen dat ik toch echt onzichtbaar ben, loopt net iets harder. Ik denk dingen die ik nu niet opschrijf. Dan zie ik een rij die nog korter is. Ik haast me erheen. Net op tijd: als ik mijn boodschappen neerzet wordt erachter het bordje neergezet dat meldt dat de kassa gaat sluiten.

Als ik afgerekend heb, zie ik dat de vrouw die mij voor was bij de andere kassa nog bezig is om haar boodschappen neer te leggen. Een hol en niet zo heilig gelach stijgt in mij op – ik probeer mezelf te vermanen, maar het is lastig. Dan til ik mijn zware tas op en ga naar buiten. Het is inmiddels helemaal donker, maar toch lijkt het of ik verder kan kijken dan toen er nog een beetje licht was. Ik kijk heel ver weg, of is het toch heel dichtbij?

Ik zie een vader, een vader en zijn volwassen zoon. Heel dicht bij elkaar staan deze twee mannen, met baarden die hun ernst en ouderdom geven, maar met ogen die jong en glanzend zijn, stralend en tegelijkertijd ernstig. De vader legt zijn handen op de schouders van zijn zoon. De zoon doet nog een stapje dichterbij. Hij legt zijn hoofd tegen de borst van zijn vader, en ik weet dat hij het hart van zijn vader hoort kloppen. Ik hoor de vader fluisteren: ‘Wees voorzichtig.’

De zoon kijkt op. Hij glimlacht. ‘U weet toch dat…’

De vader slikt. Zie ik een traan in zijn ogen? ‘Ik weet het, ja. Ik weet het. Maar…’

Misschien knipper ik met mijn ogen, misschien stoot er iemand tegen mij aan. Hoe dan ook, mijn concentratie is verbroken. Ik sta weer bij de supermarkt. Mijn tas is zwaar, ik krijg straks visite, ik moet naar huis. Dus ik loop terug. Ter hoogte van het Leger des Heils komt een brede zwarte vrouw me tegemoet. Er loopt een kleuter naast haar en de vrouw duwt een buggy voor zich uit alsof het een stootwapen is. De hele stoep vult ze en ze zal niet een beetje opzij gaan voor mij. Ik adem opnieuw diep in.

Terwijl ik me erger denk ik dat ik ergens weer de zoon zie. Hij is niet meer volwassen – hij is een baby, nog te klein voor de buggy die niet opzij ging. Hij wordt geboren en huilt, schreeuwt als al die zuigelingen die lijken te weten hoe vreselijk de wereld kan zijn. Even zie ik ook zijn moeder, moe en bezweet, nog vreselijk jong. Haar gezicht is ernstig, alsof zij ondanks haar jeugd alles weet over lijden en een dood aan het kruis, maar ook over genade.

Ik ben bijna thuis. Ik zie de molen van de Noordendijk al. Het is een bewolkte avond, met naderende mist. Maar even denk ik dat ik boven de molen een ster zie fonkelen, een ster die ons roept om te volgen.

 

2 thoughts on “Volg de ster

Laat een antwoord achter aan Els Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *