Het is begin mei. Tijd voor dodenherdenking en bevrijdingsdag. De laatste jaren, zeker sinds de corona-pandemie, lijkt de vrijheid steeds meer onder druk te staan. Of wij lijken dat te denken.
Een tijdje geleden zag ik op een lantaarnpaal een sticker met daarop witte blote billen. Erbij stond de tekst: “Vrijheid? Mijn reet”. Pardon my French, zoals de Engelsen zeggen. Of: Excusez le mot, zoals ze vroeger in Nederland zeiden. Waarom er aan het Frans wordt gedacht bij niet zulk braaf taalgebruik is een aparte blog waard, maar die vraag laten we hier even voor wat hij is.
Er stond op de sticker geen website, geen naam van de maker. Het was een schreeuw naar iedere willekeurige voorbijganger. Wat is die schreeuw dan waard? Wat wil je dan, behalve je eigen gevoel van onrust overbrengen op anderen? En waarom? Zodat er meer schreeuwers komen? Net zolang totdat de schreeuwers stenen pakken en anderen de hersens inslaan?
Vooral na corona is het aantal theorieën over hoe onze vrijheid wordt ondermijnd flink toegenomen. Op Facebook lachen mensen die ik als vriendelijk ken als mannen met fakkels voor de deur staan bij bewindslieden. Kennissen uit de kerk delen complottheorieën en verheerlijken de tijd “toen mazelen nog gewoon waren”. De tijd dus toen baby’s die nog te jong waren om ingeënt te zijn meer kans liepen om dood te gaan door besmetting. Dat vonden hun moeders denk ik niet gewoon.
Een goede kennis zei me een aantal jaren geleden dat hij verwachtte over niet al te lange tijd in een kamp te zitten. Ik moet binnenkort eens aan hem vragen hoe het ervoor staat met zijn vervolging, want vorige week heb ik hem nog gewoon gesproken en leek er van een aanstaande arrestatie geen sprake.
Ik schat zo in dat mijn meeste lezers snappen dat ik niet serieus van plan ben die vraag te stellen. En nu stel ik mezelf de vraag: waarom doe ik dat eigenlijk niet? Misschien helpt het hem om te zien dat zijn theorieën minder steekhoudend zijn dan hij denkt. Maar ik ben te bang dat ik dan een heel verhaal moet horen over de volgende theorie. Of dat hij boos op me wordt.
Ik stel mezelf de vraag hoe we dit soort patronen doorbreken. Hoe lukt het ons om online het soort gedragsvormen te ontwikkelen die we offline hebben? Hoe lukt het ons om weer wat meer vertrouwen te hebben in ons land? We wonen in een van de rijkste landen ter wereld, waar je geld krijgt als je het zelf niet kan verdienen, en je zorg krijgt als je ziek bent. Toch schreeuwen we moord en brand over hoe ons land verloedert. Misschien gaat het ons wel zo goed dat we het niet meer verdragen als er iets minder goed is dan het is geweest.
We klagen nog steeds over de ziektekostenverzekering, omdat we zolang bijna niets hoefden te betalen. In een rijk land als de VS krijg je helemaal geen zorg als je het niet kunt betalen. In een arm land als Oeganda is zelfs voor welgestelden de zorg beperkt. Maar die landen zijn ver weg en wij willen alles hebben, net als kleuters.
Ik zeg niet dat alles fantastisch is in dit land. De toeslagenaffaire heeft ons laten zien hoe onze bureaucratie vreselijke dingen teweeg kan brengen. Maar misschien moeten we ons wat meer bewust worden van hoe mooi veel dingen in dit land geregeld zijn. Hoeveel reden we hebben om dankbaar te zijn. Maar dankbaar zijn is blijkbaar ingewikkeld. Wat eerst een geschenk is, wordt al snel normaal.
Wij blijven maar schreeuwen. Soms vraag ik me af dat we zo hard schreeuwen dat we de pijlers onder onze vrijheid en rijkdom zelf aan het schudden brengen. Als er maar genoeg mensen zijn die beweren dat het onveilig is in dit land, dat we oneerlijk met elkaar omgaan, dan gaan te veel mensen het geloven. Dan staan we tegen elkaar op alsof we vijanden zijn en maken we elkaar kapot. Dan komen onze complottheorieën vanzelf uit.
Mag ik hopen dat ik er dan niet meer ben? Of moet ik bidden dat de kinderen van mijn vrienden een wereld erven die beter is dan wat wij ervan willen maken?
Photo by Remy Gieling on Unsplash