Warme voeten

Het kan weer: “gewoon” een stukje wandelen. De afgelopen maanden had ik zo veel last van wat post-covid klachten kunnen zijn geweest, of misschien toch naweeën van de chemo waren, dat mijn ergotherapeut me aanraadde een tijdje helemaal niks te doen qua beweging. Daarna kon ik voorzichtig opbouwen en kijken hoeveel ik aankon. Nou, héél veel dus: opeens voelt het alsof ik nergens meer last van heb. Iemand nam het woord “wonder” in de mond.

De afgelopen weken liep ik vooral heen en weer tussen mijn werk en thuis. Maar afgelopen zaterdag was ik in Zeeland bij een vriendin en was er tijd voor een echte wandeling. De lucht was druilerig, de wind venijnig, maar dat maakte niks niet veel uit. We gingen een bos in! Nou ja, er stonden redelijk veel bomen bij elkaar. Het begin was modderig, maar daarna konden we stevig doorlopen. Stevig doorlopen… nooit geweten dat ik dat nog eens bijzonder zou vinden.

We lieten het bos al snel achter ons en liepen door een klein plaatsje: Ritthem. Mijn vriendin zou de route moeten weten, maar twijfelde. We liepen verkeerd, maar de route was mooi: door een boerenlaantje dat waarschijnlijk honderd jaar geleden ook al bestond. De knotwilgen waren recent gesnoeid en her en der lagen nog takken, net genoeg voor mij om er bijna over te struikelen. In een opening in een knotwilg stond een kabouter. (Nee, dit was niet mijn verbeelding: er stond er echt eentje opgesteld, maar helaas was hij speelgoed.) Achter de knotwilgen graasden in een veldje alpaca’s. Die waren er honderd jaar geleden vast nog niet.

We verlieten de bewoonde wereld en klommen op naar een zeedijk. De wind lachte spottend om mijn jas, die steeds minder dik leek. De wind leek erdoorheen te kunnen waaien: langs mijn nek erin, huiverend langs mijn romp en langs een mouw er weer uit. Het was niet erg. In de grauwe velden langs het pad stonden doornige kleine bomen waaraan nog enkele late bessen hingen. In de verlatenheid was hun kleur verwarmend mooi.

Bovenaan de dijk wankelden we in de wind, maar gelukkig was het bos weer dichtbij. We daalden af en de bomen beschutten ons. Even voelde ik diepe vreugde dat dit weer kan: zomaar lopen tussen bomen, die me altijd het gevoel geven dat er meer is dan ikzelf. Geen enkele angst dat te moe zou worden om verder te wandelen.

We kwamen uit op een lagere dijk en even later liepen we aan het strand, vlak langs de waterlijn. De golven kabbelden bedaard en maakten me nog rustiger. De hemel was nog steeds bewolkt, maar de zon slaagde erin een kus te geven aan het water.

We sloegen af, voor het laatste stukje wandeling. ‘Het water staat best hoog,’ zei mijn vriendin. En toen viel ze stil: het water stond zo hoog dat het pad uit water bestond. Niet enorm hoog: mijn vriendin had schoenen aan waarmee ze erdoorheen kon lopen. Maar dergelijke schoenen had ik niet.

Dus… al was het december: mijn schoenen en sokken gingen uit. Bibberend stond ik op het zand, nog harder bibberend liep ik door het water. Daarna was ik afgeleid: er kwamen twee jonge honden op ons afgehold, en mijn vriendin is erg bang voor honden. Het baasje was vlakbij, maar deed niets terwijl de honden keer op keer tegen ons op sprongen. Een van de honden trok bijna een sok uit mijn hand. Mijn vriendin riep tegen de eigenaar dat hij zijn honden moest terugroepen en dat ze bang was, maar de man had geen haast en kwam bedaard aanlopen. Het woord sorry kende hij niet.

Wij liepen het laatste stukje van onze wandeling. Ik nog steeds op blote voeten, want die waren niet zomaar droog en ik had natuurlijk geen handdoek bij me. Het was verrassend hoe lekker het voelde aan mijn voeten, alsof ik steviger op aarde stond. En toen ik mijn schoenen uiteindelijk aandeed, had ik warmere voeten dan ik ooit eerder heb gehad.

Uiteindelijk kwamen we terug bij de auto. Zodra we er waren trokken de wolken weg, werd de hemel blauw en scheen de zon zo fel dat we het bijna oneerlijk vonden. Maar toch was ik blij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *