Wat de afgewaaide tak ervan vond

Veel wandelen heeft veel voordelen. Maar er zijn ook nadelen. Fietsers en automobilisten lijken te denken dat je er helemaal niet bent.

Afgelopen week stond ik weer eens voor niets te wachten. Er kwamen fietsers mij tegemoet. Als ze linksaf zouden slaan kon ik doorlopen, maar als ze naar rechts zouden gaan moest ik hen voor laten gaan. Het zou handig zijn als ze richting aangaven. Dat deden ze niet. Ik suggereerde (op niet onvriendelijke toon) dat het handig was als ze dat wel deden. ‘Muil houden,’ was de respons. Toen was de mijne: ‘Houd zelf je kop, k…’ en slaagde ik er nog net in om van het woord dat ik wilde gebruiken “kerel” te maken.

Afgelopen weekend was ik ziek. Mijn longen piepten, mijn neus snufte en mijn hoofd bleef nadenken over dat ‘muil houden’. Het weer was koud, buiten en binnen. Ik mopperde over mensen en over hoe belachelijk het is dat als je heel gewoon wat zegt er zo wordt gereageerd. Na een tijdje wilde ik er dolgraag niet meer over nadenken. Dat lukte me niet.

Maandag waaide en regende het – dat paste bij mijn humeur. Ondanks de fikse verkoudheid ging ik naar het werk. Toen ik weer naar huis ging waaide het nog harder. Dat paste bij mijn humeur. Vlak bij huis zag ik dwars over het fietspad een enorme tak liggen. Fietsers konden hem moeilijk ontwijken.

Ik voel plichtsbesef alsof iemand een stuk lood van grote hoogte precies op mijn kruin gooit. Agressief kijk ik naar die tak die daar natuurlijk al heel lang ligt en waarvan niemand denkt: “Kom, die haal ik eens even weg.” Dat moet ik weer doen, de onzichtbare voetganger die zo langs de tak kan lopen.

Ik loop door, besluit ik. En dat doe ik ook. Vijf stappen. Dan draai ik me om, naar de tak. Er komt net een vrouw aanfietsen op zo’n moederfiets, inclusief kind. ‘Gaat u hem weghalen?’ zegt ze in het voorbijgaan. ‘Dank u wel.’ Ik mompel wat. De tak is lichter dan ik had verwacht, maar ook mossiger: mijn handen zijn gelijk vuil.

‘Dank u wel,’ klinkt het nog eens als ik de tak aan de kant van de weg leg, tussen de populieren waar hij tot vandaag onderdeel van was. De stem klinkt pril, bijna als van een kleuter. Hij doet me denken aan de groene blaadjes van de afgewaaide tak, nog maar pas ontloken en nu voorbestemd om ver voor de herfst bruin te worden en dood te gaan. Ik vraag me af of het de tak is die praat.

‘Het is fijner in het gras,’ klinkt de stem vrolijk. ‘Dan hebben de beestjes denk ik meer aan mij. Dan kunnen zij van mij eten en groot worden en zich voortplanten.’

Ik weet niet waarom, maar mijn ogen willen opeens huilen. Het is de tak die praat – ik weet het nu zeker. ‘Da’s een mooie gedachte,’ zeg ik. Ik zeg niet dat de tak doodgaat. Ik geloof dat de tak dat zelf begrijpt. Ik kijk weer naar de kleine groene blaadjes en ik zou ze het liefst willen aaien. Dat doe ik natuurlijk niet. ‘Jammer dat je afgewaaid bent,’ zeg ik.

‘O, maar mijn boom staat nog!’ roept de tak. ‘Mijn bladerenbroers en mijn bladerenzussen groeien door en er zijn al zaden gevallen. Misschien beschut ik wat zaden, precies op de juiste manier, en dan komen er nieuwe bomen!’

Ik zeg niet dat nieuwe bomen zullen worden weggemaaid als ze nog maar twijgjes zijn. Ik vind de tak te positief om zulke dingen tegen te zeggen.

‘Dus bedankt, nogmaals bedankt!’ roept de tak. ‘Namens mij en mijn familie, en namens jouw mensenfamilie. Ik was echt bang dat iemand over mij heen zou fietsen, en dat hij dan zou vallen en zijn gezicht kapot zou gaan.’

Ik denk aan die man van ‘muil houden’. Het afgelopen weekend leek het mij wel een charmant idee dat hij van zijn fiets zou vallen. Ik zeg de tak gedag en loop door. Ik peins erover dat ik al bijna vergeten was dat de vrouw op de fiets mij bedankte voor wat ik deed. Positieve dingen onthoud ik een stuk slechter dan negatieve. Jammer.

 

3 thoughts on “Wat de afgewaaide tak ervan vond

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *