Wat de kamille ervan vond

Ik loop over de Noordendijk en blijf even staan naast kamille die er wat eenzaam groeit. Ik denk aan die keer dat ik samen met Goede Vriendin op het eiland Tiengemeten was. We liepen over een pad dat vol stond met kamille. Bij iedere stap op de planten wuifde een rustgevende geur onze neusgaten in.

Diep snuif ik. Ik ruik niets. ‘Jammer,’ mompel ik.

‘Ja,’ zegt de kamille. ‘Sorry. Maar je hoeft niet over me heen te lopen om zo te proberen alsnog geur uit mij te persen.’

‘Ik zou niet durven,’ zeg ik.

‘Deed je op Tiengemeten wel.’

Ik ben even stil. De kamille ook – op een onnadrukkelijke manier die toch nadrukkelijk is. Ik hoor achter me de wind in de populieren suizen en weet dat ik op het gras had kunnen lopen in plaats van op de kamille.

‘Gras heeft ook gevoel,’ mompel ik.

‘Tuurlijk,’ zegt de kamille. Ze wuift een beetje mijn kant uit, en heel licht snuif ik de geur op van kalmerende thee waar je goed van slaapt of van stoombaden waar al je poriën van open gaan.

‘Dank je,’ zeg ik.

‘Ik ben een andere soort,’ zegt de kamille. ‘De kamille op Tiengemeten groeide dichter bij de grond en bleef kleiner. Ik groei de hoogte in.’

‘Dat geloof ik ook,’ zeg ik.

‘En ik leer mensen dat ze ons niet op hoeven te drinken of op te snuiven of over ons heen te lopen. Ik leer ze dat ze van ons kunnen leren.’

‘Wat kunnen ze van jullie leren?’ vraag ik.

De kamille is weer stil. Ik luister opnieuw naar de wind in de populieren. Zo midden in de vakantietijd zijn er nauwelijks auto’s. Ik heb de neiging mijn ogen te sluiten en weg te dromen.

‘Dat leren wij de mensen,’ zegt de kamille.

‘Huh?’ zeg ik.

‘Dat.’

Ze zwijgt en ik ook weer. Het is weer stil en we horen weer de wind. Ik word weer rustig.

‘Bedoel je,’ zeg ik na een tijdje (ik vind het jammer dat ik de stilte doorbreek), ‘dat jullie de mensen leren dat als ze stil worden, dat ze dan ook rustig worden?’

De kamille zwijgt.

‘Maar dat is niet altijd waar, hoor. Als mensen stil worden gaan ze heel erg nadenken over van alles en nog wat waar ze last van hebben. En dan gaan ze piekeren en alcohol drinken of te veel eten of ze huilen heel erg.’

De kamille zwijgt.

‘En ze vinden het heel erg als ze er dan met iemand proberen erover te praten en die zwijgt of begrijpt het niet.’ Mijn stem klinkt geloof ik iets scherper.

De kamille wuift wat en ik ruik weer die zoete maar toch scherpe geur waar je rustig van wordt. Ik wens even dat er kamillesap in plaats van bloed door mijn aderen stroomt. Ik hoor de wind weer in de populieren. Ik vind dat echt een aangenaam geluid. Het is net het geritsel van een vriendelijk beestje, alsof hij een bemost nestje aan het klaarmaken is waar je straks mag gaan liggen en waar je dan slaapt zonder nare dromen.

‘Kun je me leren hoe ik kan wuiven?’ vraag ik. ‘En ik bedoel niet met mijn hand.’

‘Dat leren we mensen dus.’

‘Maar ik ruik niet naar kamille,’ zeg ik.

‘Oh,’ zegt de kamille, ‘als je maar lang genoeg rustig wuift, komt dat vanzelf.’

‘Maar –’ begin ik.

‘Probeer het eens,’ onderbreekt de kamille.

Dus ik ga naast de kamille in het gras staan (sorry, gras) en ik sluit mijn ogen. In het duister is het lastig om rechtop te blijven staan. Ik begin vanzelf een beetje te wuiven, vermoed ik. In het duister begin ik ook na te denken. Ik voel onrust in mijn aderen en ik ben me ervan bewust dat mijn hart snel klopt. Maar dat probeer ik weg te duwen. Ik probeer te luisteren naar de wind, die nog steeds aan het kletsen is met de bladeren van de populieren. Ik probeer de geur van de kamille weer op te snuiven. Ik vertel mezelf hoeveel moois er is.

Na een tijdje doe ik mijn ogen weer open. ‘Oh,’ zeg ik, ‘dus dat bedoelde je.’

De kamille zwijgt vriendelijk.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *