Wat is dat?

Vorige week woensdag, toen ik onderweg was naar mijn Japanse les, moest ik even stilstaan. Boven de stad kleurde de avondzon een paar grauwe wolken wit. Ik wist zeker dat er een poort opende, maar ik wist niet waar hij heen leidde.

‘Korewa nan deska,’ mompelde ik. Dat betekent: Wat is dat? Ik probeerde het in gedachten op z’n Japans te schrijven: これは何ですか. Daar had ik het zo druk mee dat ik niet al te lang nadacht over wat ik nou zag in de lucht.

Wat later zat ik met mijn twee medecursisten en de Japanse dame die ons lesgeeft aan tafel. Het is raar om als volwassene weer te hakkelen terwijl je dingen zegt als ‘Dit is een boek.’ Het is ook raar om weer spellend zinnen te lezen. Maar het is gaaf om je nieuwe alfabetten eigen te maken. Meervoud, ja: Japanners bedienen zich van maar liefst drie alfabetten om hun gedachten op te schrijven. Iedere keer als ik me in de lessen verdiep denk ik dat het me nooit zal lukken om de taal te leren. En iedere keer leer ik dan toch weer een beetje bij.

Als ik naar huis ga is het donker. Ik denk niet meer aan de wolken die wit werden gekleurd en die me hadden doen geloven dat er een poort openging. Ik mompel Japanse klanken voor me uit, als iemand die in de war is. Maar misschien, die nacht, dat ik in mijn hoofd nog even omhoog keek naar de wolken en dat ik me weer afvroeg: Wat is dat?

De week erna werk ik hard. Ik schrijf artikelen, maak plannen voor een campagne, interview mensen. Iedere avond bestudeer ik het Japans. In het weekend zou ik het rustig aan doen, maar ik krijg bezoek en ik luister naar verhalen. Ik verbaas me erover hoe moe ik kan worden van naar verhalen luisteren.

Als ik maandag weer ga werken, wil ik onderweg naar de zaak het liefst huilen. Geen idee waarom. De dag ervoor heeft iemand me verteld dat er een boek is met de titel Spoken bestaan. Die spoken zijn de stemmetjes in je hoofd. Ik vertel ze dat ze moeten zwijgen. Dat doen ze. Ik ga aan de slag en heb het naar mijn zin. Maar als ik naar huis ga – als ik bijna veilig ben in mijn eigen omgeving waar niemand behalve ik bepaalt hoe het eraantoe gaat – scheldt iemand me uit. Ik zeg niet wat hij zei. Ik vond het te erg.

Ik wankel de laatste meters naar huis. Ik voel zoveel woede dat ik het liefst de “dader” helemaal in elkaar wil slaan. En ik wil huilen of schreeuwen of iets kapot gooien. Uiteindelijk overleeft mijn broodtrommel de avond niet. Zelf eindig ik trillerig op de bank, met het idee dat ik mezelf kapot zou willen gooien.

Maar ik ga niet kapot. Dinsdag ben ik weer aan het werk. Ik zit bij een conferentie waar ik een reportage over moet schrijven; ’s middags interview ik iemand die spreekt over hoe God mensen zegent. Ik ben moe.

Woensdag ga ik weer naar mijn Japanse les. Er is vooraf geen poort in de hemel, maar de les is interessant. ‘Dit boek is van mij,’ zeg ik, en ik ben er trots op dat ik dat in het Japans kan.

Als ik naar huis loop zie ik de bijna volle maan boven de Voorstraat hangen. De maan is groot en helder, zoals vaak in de herfst. Het is prachtig, maar ik voel niets. Behalve dan dat ik moe ben. Er is geen poort.

Het wordt vrijdag, vandaag. Afgelopen nacht was de maan officieel vol. Als ik naar het werk loop zie ik haar hangen in de lichter wordende lucht. Ze is zo groot en glanzend dat ik bijna geloof dat ze mijn aandacht probeert te trekken. Als een parel ligt ze in een bed van heldere wolken.

Als ik bijna op het werk ben, glijdt ze door de wolken heen. Net als ik haar op de foto wil zetten verdwijnt ze. Maar ze is niet weg. Ik weet weer dat er een poort is. Maar wat is die poort? Waar leidt hij heen?

 

 

2 thoughts on “Wat is dat?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *